Kamerstuk 31018-48

Verslag van een algemeen overleg

Regeling afwikkeling oude Vreemdelingenwet


31 018
Regeling afwikkeling oude Vreemdelingenwet

nr. 48
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 11 februari 2009

De vaste commissie voor Justitie1 heeft op 16 december 2008 overleg gevoerd met staatssecretaris Albayrak van Justitie over:

– de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 9 december 2008 inzake uitspraken Raad van State inzake de pardonregeling (31 018, nr. 43).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

Voorzitter: De Pater-van der Meer Griffier: Beuker

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Ik heb eerst een punt van orde. Vanmiddag heeft een extra procedurevergadering plaatsgevonden waarbij één agendapunt stond genoteerd, namelijk het inplannen van de tweede termijn van het AO over de evaluatie van de Vreemdelingenwet. Het spreekt naar mijn mening voor zich dat dit niet ten koste mag gaan van andere reeds geplande AO’s, zoals het AO over het generaal pardon dat wij nu voeren. Tot mijn verbazing is de eerst ingeplande tijd van drie uur met tweederde verkort tot één uur. Ik vind dat een slechte gang van zaken. Ik vind dat ook oneerlijk. De vraag hoe wij om moeten gaan met het AO van vanavond over het generaal pardon stond niet op de agenda. Het lijkt niet goed te zijn gegaan. Daar wil ik toch mijn beklag over doen.

De voorzitter: Zullen wij daar eerst maar op reageren? Dan hebben wij dat ordepunt in ieder geval afgehandeld Er is in het weekend een verzoek gekomen over de tweede termijn van het AO dat wij hierna voeren. Daar is tegelijkertijd een ander punt bij geagendeerd, omdat er aanvankelijk een voorstel was om zaken bij elkaar te voegen. Een aantal mensen heeft per e-mail kenbaar gemaakt dat zoiets niet verstandig was. Gisteren is er een e-mail rondgegaan voor de extra procedurevergadering, die om 13.45 uur is gehouden. Ik had de hoop dat deze u allen op tijd zou hebben bereikt, zodat u daar allemaal om 13.45 uur uw mening over zou kunnen geven. Desalniettemin willen verschillende leden van de commissie verschillende onderwerpen nog deze week geagendeerd hebben. Ik heb in overleg vanmiddag tijdens de procedurevergadering geprobeerd om dat zo ruim mogelijk te doen.

Ik stel voor dat wij nu aan het inhoudelijke gedeelte beginnen.

Mevrouw Verdonk (lid Verdonk): Ik wil ook graag een punt van orde maken. Ik vind dat wat nu gebeurt wel degelijk lijkt op een opzetje van de coalitiepartijen, met name van het CDA en de PvdA, om ervoor te zorgen dat er zo weinig mogelijk tijd wordt ingeruimd om de staatssecretaris ter verantwoording te roepen. Het gaat om ernstige zaken, namelijk om de aanzuigende werking van het generaal pardon en om burgemeesters die hun werk niet doen. Wij krijgen één uur en wij zitten hier met negen mensen. Dat is negen keer twee minuten ofwel achttien minuten. Vervolgens heeft de staatssecretaris tien minuten nodig om zich te beraden. Daarna komt er waarschijnlijk een nietszeggend antwoord van een half uur en dan is het over. En dan weten wij nog niets.

De voorzitter: Nogmaals: ik meen dat gisteren de e-mail was rondgegaan voor de extra procedurevergadering en dat 13.45 uur, een kwartier voor aanvang van de plenaire vergadering, een tijdstip was waarop u allen aanwezig had kunnen zijn. Daar heb ik mij in vergist, want er waren vanmiddag maar vier leden van de commissie aanwezig. Wij hebben daar niet uit kunnen opmaken dat andere leden erbij hadden willen zijn, omdat daar geen bericht van was. Ik probeer zo goed mogelijk alle onderwerpen die u besproken wilt hebben vanavond te bespreken. Ik stel voor dat de commissieleden in de eerste termijn drie minuten spreektijd nemen voor het generaal pardon en dat wij daarna bekijken hoeveel tijd wij nodig hebben om dit debat fatsoenlijk af te ronden.

Mevrouw Verdonk (lid Verdonk): Als op de uitnodiging had gestaan dat wij de tijd voor het debat over het generaal pardon zouden moeten inleveren ten gunste van het debat over het asielbeleid, dan waren wij gekomen en waren er veel meer mensen op de procedurevergadering geweest. Er stond alleen maar dat er een debat zou komen over twee punten. Wanneer het debat ingepland zou worden, was niet zo relevant. Dus daar maak ik bezwaar tegen.

De heer De Wit (SP): Voor de volledigheid: er zijn in het weekend twee verzoeken gedaan voor de voortzetting van de tweede termijn van het AO over de evaluatie van de Vreemdelingenwet. Eén was van de heer Van de Camp en één van mij. In het verzoek van de heer Van de Camp stond uitdrukkelijk dat ervoor gekozen kon worden om te beknibbelen op de tijd voor het AO over het generaal pardon, waardoor wij het AO over de evaluatie van de Vreemdelingenwet daarop aansluitend konden houden. Dat werd als mogelijkheid geopperd in de brief, die was gehecht aan het groentje dat is rondgegaan. Dus vanaf gisteren was het bekend. Dus het is geen complete verrassing, maar hoe het dan gaat met de post bij de verschillende fracties, is hun zaak. Het is echter wel degelijk als mogelijkheid geopperd, zodat je zeker weet dat daarover in de procedurevergadering wordt gesproken.

De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. De VVD is ook niet blij met de gang van zaken. Ik begrijp van u dat wij een spreektijd aanhouden van drie minuten. Dit debat was ook bedoeld om de plenaire agenda te ontlasten en om die extra tijd te krijgen, zijn wij hier naar toe gekomen. Dan vinden wij het heel gek dat de tijd tot een uur wordt teruggeschroefd. Wij gaan even kijken hoe het nu loopt en dan zien wij wel of wij ons bij de regeling van werkzaamheden moeten gaan melden.

De voorzitter: Dat staat eenieder vrij. Ik concludeer dat iedereen drie minuten spreektijd krijgt in de eerste termijn. Daarna zien wij wel hoe wij hiermee verder gaan. Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van dit ordedebat.

Ik geef het woord aan de heer Fritsma.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Ik hoef niet te herhalen dat de PVV het generaal pardon altijd al een ramp heeft gevonden. Het wangedrag van tienduizenden nepvluchtelingen die tegen de regels in botweg weigerden uit Nederland te vertrekken, is door dit kabinet beloond met een verblijfsvergunning. De afgelopen weken werd duidelijk dat de ramp van het generaal pardon nog groter wordt, ten eerste doordat vreemdelingen die niet voor de regeling in aanmerking kwamen daartegen in bezwaar en beroep kunnen gaan en ten tweede doordat de regeling nog steeds doorloopt en volgens de staatssecretaris pas op 1 januari 2009 zal sluiten. Dat is nota bene een jaar later dan de bedoeling was.

De bezwaarmogelijkheid staat in ieder geval open voor de duizenden pardonners die binnen de oorspronkelijke doelgroep vielen, maar door contra-indicaties geen verblijfsvergunning kregen. In september van dit jaar ging het hierbij om 6000 personen, onder wie 1500 mensen die in verband met gepleegde misdrijven niet voor de regeling in aanmerking kwamen. Juist het vertrek uit Nederland van deze afvallers zou snel ter hand worden genomen, maar juist dit kunnen wij nu wel vergeten. Hoewel het bezwaar in beginsel niet in Nederland mag worden afgewacht, is het rekken van het verblijf in Nederland heel makkelijk te regelen door het bezwaarschrift te koppelen aan een verzoek om een voorlopige voorziening, een zogenaamd vovo-verzoek. De beslissing daarop mag namelijk wel in Nederland worden afgewacht, wat de staatssecretaris voor het gemak maar buiten beschouwing liet in haar brief. Het indienden van bezwaarschriften en vovo-verzoeken is gesneden koek voor vreemdelingenadvocaten die het procedurestapelen toch al tot kunst hebben verheven. Zie ook het astronomische aantal van 20 000 ingetrokken procedures van pardonners die wel een verblijfsvergunning kregen. Het is dus duidelijk dat de afgevallen pardonkandidaten hun vertrek uit Nederland wel degelijk kunnen uitstellen met de mogelijkheid om door te procederen. Daarom kan de staatssecretaris zich al niet aan haar toezegging houden om het vertrek van de afvallers snel ter hand te nemen, zoals zij heeft beloofd.

De Nederlandse samenleving blijft dus gewoon zitten met duizenden afgevallen pardonkandidaten die op korte termijn niet verwijderbaar zijn. Daarmee heeft de staatssecretaris van de toch al rampzalige pardonregeling een grote puinhoop gemaakt. Zij moet nu echt actie ondernemen om ervoor te zorgen dat de afgevallen pardonkandidaten wel snel kunnen worden uitgezet. De PVV roept haar op om er met een spoedwet voor te zorgen dat de afgewezen pardonkandidaten niet kunnen doorprocederen en zich dus niet buiten het terugkeerproces kunnen houden. Hoeveel afgevallen pardonkandidaten zijn er tot nu toe eigenlijk vertrokken? Daarmee bedoel ik aantoonbaar vertrokken, dus niet met onbekende bestemming vertrokken of administratief afgemeld.

De pardonregeling loopt nog steeds door en stopt volgens de staatssecretaris pas op 1 januari 2009. Hoe is het mogelijk dat nog steeds nieuwe burgemeestersverklaringen kunnen worden afgegeven om verblijf in Nederland aan te tonen? Hoeveel van die verklaringen zijn er na 1 januari 2008 binnengekomen? Komen zij misschien nog steeds binnen en hoeveel worden er nog verwacht? Ik roep de staatssecretaris op om alle na 1 januari 2008 afgegeven burgemeestersverklaringen niet in behandeling te nemen en de vreemdelingen die deze daarna hebben ingediend of nog gaan indienen zo snel mogelijk uit Nederland te verwijderen. Met die datum van 1 januari 2008 had men immers al alle tijd om een verklaring te bemachtigen.

De staatssecretaris wijst op de getroffen voorziening voor laatkomers, die zich alsnog bij een gemeenteloket konden of kunnen melden. Hiermee kan echter echt geen genoegen worden genomen, omdat zo’n loket zwaar in tegenspraak is met het gestelde karakter van de regeling, namelijk dat ambtshalve vergunningen worden verstrekt.

Mevrouw Verdonk (lid Verdonk): Voorzitter. Dit debat lijkt niets anders dan een opzetje van de PvdA en het CDA. De Kamer krijgt een uurtje de tijd om een zo belangrijk onderwerp te behandelen. Het onderwerp mag dus eigenlijk helemaal niet worden besproken, maar moet vooral zo snel mogelijk van tafel. Achterkamertjespolitiek heet dat. Ik ben bezorgd over de enorme kosten van dit generaal pardon. In september was de stand 6 mld. Nu zien wij overvolle asielzoekerscentra, een IND die verdrinkt in procedures en een staatssecretaris die de aanzuigende werking toegeeft, maar dit toeschrijft aan de aangescherpte regelgeving van onze buurlanden. Waarom heeft de staatssecretaris dit goede voorbeeld niet gevolgd?

Het generaal pardon voor 27 500 mensen zorgt voor veel kosten en een extra belasting, onder andere van de woningmarkt. Nu blijkt de staatssecretaris ook nog steeds burgemeestersverklaringen in behandeling te nemen. Die termijn liep toch af op 1 januari 2008? Ik sluit mij graag aan bij de woorden van de heer Fritsma, die verzocht om ervoor te zorgen dat allen die na 1 januari 2008 nog een burgemeestersverklaring hebben gekregen een vergunning wordt geweigerd. Kennelijk laat de staatssecretaris haar oren hangen naar de eigenzinnige opstelling van een aantal burgemeesters. Zij volgen op dit dossier hun eigen beleid en lappen de Haagse regels aan hun laars. Hoe kan dit en hoe gaat de staatssecretaris dit voorkomen in de toekomst?

Er is inmiddels sprake van honderden extra toelatingen via deze burgemeestersverklaringen. De staatssecretaris merkt op dat 27 500 mensen het maximum is. Hoezo? Kan zij mij duidelijk maken om hoeveel extra gevallen het nu gaat? Welk eindtotaal hanteert de staatssecretaris voor het generaal pardon? Wat zijn de extra kosten? Welke redenen kan zij geven om te rechtvaardigen dat de afgesproken regeling werd opgerekt en niet volgens afspraak werd uitgevoerd? Het was toch nooit de bedoeling om van het generaal pardon een openeinderegeling te maken met een ongelimiteerde toestroom van kansarmen naar ons land? Dat heeft het CDA ons tenminste steeds voorgehouden.

Daarbovenop komt de uitspraak van de Raad van State om asielzoekers die geen aanbod hebben gekregen voor het generaal pardon een proceduremogelijkheid te bieden. Dat was voorspelbaar. Om hoeveel gevallen gaat dit? Krijgen deze mensen weer opvang? Kan de staatssecretaris mij verzekeren dat zij die per definitie niet krijgen? Wat kost dit? Ik zie de staatssecretaris zo voor mij in een interview zeggen: ja, burgemeesters zeiden tegen mij dat zij mensen die op 2 januari een aanvraag indienen niet konden weigeren, want het gaat tenslotte om een generaal pardon. Wat gebeurt er als gemeenten op 2 januari 2009 nog steeds verklaringen afgeven en nog steeds hun medewerking weigeren?

Genoeg is genoeg. Er is een economische crisis. Het aantal voedselbanken en hun klanten stijgt steeds verder. De regering laat de grenzen echter wijd open staan en is niet in staat de toestroom van gelukzoekers in te dammen. Wij eisen dat hier zo snel mogelijk een eind aan komt.

De heer De Wit (SP): Bedoelt u nu dat door de uitspraken van de Raad van State of het gedrag van burgemeesters mensen ineens uit het buitenland naar Nederland zijn gekomen en alsnog claimen onder het pardon te vallen? Of gaat het om de oude groep, de afgebakende groep van 30 000, waarvan een aantal mensen alsnog proberen onder het pardon te vallen, op de manier die u schetste?

Mevrouw Verdonk (lid Verdonk): Ten eerste was de groep niet afgebakend. Dat was nu juist de vraag ...

De heer De Wit (SP): Het ging om de oude gevallen van de Vreemdelingenwet, zoals u weet.

Mevrouw Verdonk (lid Verdonk): Het was nog steeds onduidelijk wat het totaal aantal mensen zou zijn, omdat gemeenten allerlei opvang hebben gerealiseerd. Over die 30 000 kan nooit 100% zekerheid zijn gegeven. Als de staatssecretaris dat wel heeft gedaan, heeft zij de Kamer verkeerd geïnformeerd; dat klopt niet. Daarnaast komen er natuurlijk mensen terug uit het buitenland. Natuurlijk komen er allerlei mensen terug die zowel in opvang van gemeenten als in opvang van particulieren zaten. Zij komen zich nu melden. Die discussie hebben wij al eerder gehad en dat is precies wat voorspeld was. Ik ben heel benieuwd naar de antwoorden van de staatssecretaris.

De heer Spekman (PvdA): Misschien ben ik een beetje raar geworden, maar ik heb in mijn geheugen staan dat mevrouw Verdonk heeft voorspeld dat 200 000 mensen hiernaar toe zouden komen. Dit getal benadert in de verste verte niet die 200 000. Erkent mevrouw Verdonk dat?

Mevrouw Verdonk (lid Verdonk): Ik heb het gehad over de aanzuigende werking van een pardonregeling. Die zie ik op dit moment bijvoorbeeld terug in de bezetting van de asielzoekerscentra. Die puilen uit. De werkelijke bezetting daarvan is ongelooflijk. Dat is ook nog een leuke vraag aan de staatssecretaris: wat is de werkelijke bezetting van de asielzoekerscentra in Nederland? Volgens de informatie die ik krijg, is die ver boven de 100%. Dus wij zullen zien waar het uiteindelijk op uitdraait. Aan het eind van de vier jaar rekenen wij af.

De heer De Wit (SP): Voorzitter. De uitspraken van de Raad van State over de beroepsmogelijkheid die nu bestaat voor vreemdelingen die een beroep doen op de pardonregeling waren te voorzien. Immers, een staatssecretaris of een minister kan wel zeggen: ik stuur u een brief en u mag niet in beroep gaan, dan nog maakt de rechter in Nederland gelukkig uit of de in de brief meegedeelde beslissing een voor beroep vatbare beschikking is en of je daartegen in beroep kunt gaan. Dat laten wij in Nederland aan de rechter over. Dat is maar goed ook en dat is dus nu gebeurd. Het was echter te verwachten, zoals mijn fractie al een jaar geleden bij het bespreken van het pardon heeft gezegd. Het gaat natuurlijk wel om een zaak die voor vreemdelingen belangrijk is, namelijk om de vraag of zij in aanmerking kunnen komen voor een vergunning op grond van het generaal pardon.

Van de oplossing die de staatssecretaris zelf had voorzien, te weten de mvv-procedure en de reguliere procedure, heeft de Raad van State naar mijn idee terecht gezegd dat die niet adequaat was. Bovendien moeten wij niet vergeten dat de eisen die aan het generaal pardon worden gesteld, of de criteria die daarvoor gelden nog volstrekt overeind staan, ondanks de uitspraken die de Raad van State nu heeft gedaan. Zo begrijp ik althans de uitspraak van de Raad van State en ook de contra-indicaties. In dat opzicht is er inhoudelijk niets aan veranderd. Mensen kunnen alleen in beroep het oordeel van de rechter vragen. Dat is in een rechtstaat een goed principe.

Ik heb mij verbaasd over de ophef die wordt gemaakt over de burgemeestersverklaring, omdat de staatssecretaris in het schriftelijk overleg van 13 mei 2008 schrijft dat er in overleg met de burgemeesters een afspraak is gemaakt dat men een zekere uitloopperiode heeft. Daarvan hebben gemeenten gebruik gemaakt om een aantal mensen onder de regeling te laten vallen. Op zichzelf roept dat bij mij de vraag op waar dit aantal precies vandaan komt. In ieder geval hebben de burgemeesters van Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Den Haag gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Sterker nog: nadien is er overlegd over het openen van een permanent loket voor de vier grote gemeenten om het voor mensen makkelijker te maken om hun paperassen in te dienen en het verzoek te laten behandelen. Met andere woorden: de Kamer is er gewoon bij geweest. Wij hebben gewoon dat verslag gekregen. Voor mijn fractie was dat geen aanleiding om daarover een debat aan te vragen. Wij hebben het zelf gezien. De burgemeesters van alle politieke pluimage, van alle grote steden hebben er driftig gebruik van gemaakt. Het was dus openlijk bekend.

Het is goed dat de staatssecretaris zegt: op 1 januari 2009 zetten wij er een punt achter. Dat geeft in ieder geval de nodige helderheid. Ik wil uitdrukkelijk aan de staatssecretaris vragen inzicht te geven in de toestroom van die mensen. Waar komen zij precies vandaan? Hoeveel zijn het er? Wat zijn de verwachtingen op dat punt?

De heer Van de Camp (CDA): Ik heb zelden een SP gehoord die zo dicht bij de coalitie staat als hedenavond, maar met de kerstgedachte in het hoofd kan in het politieke spectrum natuurlijk wel wat veranderen. Waarom heeft de heer De Wit het beroep niet aan de orde gesteld bij de plenaire behandeling van het generaal pardon? Ik heb de Handelingen erop nagelezen, maar hij heeft niet gewaarschuwd dat er beroep kon worden ingesteld.

De heer De Wit (SP): Ik heb daar al vaker voor gewaarschuwd, als ik het al niet in de plenaire vergadering heb gezegd. Ook op andere terreinen is aan de orde geweest dat je niet kunt uitsluiten dat iemand aan de rechter een oordeel vraagt en dat hij tot de conclusie komt dat een beschikking voor beroep vatbaar is, wat wij ook proberen om procedures te versnellen. Het is overigens volkomen terecht dat je snel een beslissing probeert tot stand te brengen. Dat laat onverlet dat alle eisen van het pardon vervolgens moeten worden getoetst, maar iemand heeft dat recht. Ook al zeggen wij dat hij dat niet heeft, dan kan de rechter toch uitmaken dat het wel zo is. Nogmaals: dat is ook mijn overtuiging geweest bij het begin van de pardonkwestie.

De heer Spekman (PvdA): Voorzitter. De PvdA was, is en blijft gelukkig met pardonregeling, omdat het voor 27 500 pardonners en voor de hele samenleving heel veel heeft betekend. Heel veel van deze mensen waren hier immers volstrekt legaal of waren met onbekende bestemming vertrokken. Zij waren echter niet van het financiële lot van Nederland af, zoals sommige andere partijen ons soms op een heel creatieve manier voorrekenen. Het zijn er ook geen 200 000 geworden, maar het zijn er tussen de 30 000 en 27 000 geworden. Dat zijn heel andere getallen. Zelfs nadat De Telegraaf had gekopt dat de toestroom lag aan het generaal pardon, kon je de dag daarna in de krant lezen dat de toestroom toch vooral had te maken met categoriaal beleid. Daar hebben wij hier over gesproken en daar is het beleid op aangepast. Voor die informatie moet je echter twee dagen achter elkaar de krant lezen.

Vervolgens doet de Raad van State een uitspraak, want zo zit Nederland in elkaar. Dan kunnen wij hoog of laag springen, maar dat is dan een gegeven waar wij mee moeten werken. De staatssecretaris meldt in de brief dat nu een aantal bezwaarschriften lopen en dat er 700 in de beroepsfase zitten. Wanneer zijn deze zaken afgerond? Zorgt deze kwestie voor extra belasting van de IND? Uiteindelijk gaat het immers hierom: hoe gaan wij om met de ontstane situatie, die nu eenmaal gegeven is in onze rechtstaat? Gelukkig is Nederland een rechtstaat, want anders zouden wij allemaal minidictatortjes worden en daar zouden wij allemaal niet gelukkiger van worden.

Ik was verbaasd over de burgemeestersverklaringen, maar dat was ten onrechte. Als ik de schriftelijke behandeling, waar de heer De Wit al uit citeerde, namelijk beter had gelezen, dan had ik het kunnen weten. Zo simpel is het. Dus ik beschouw het als een gegeven en vind het op zichzelf getuigen van goede samenwerking dat er voor deze methode is gekozen. Deze methode heeft ook kostenbesparend gewerkt en ervoor gezorgd dat allerlei mensen die hier ondergedoken zaten maar wel aan de criteria voldeden, recht krijgen op deze regeling. Ik ga ervan uit dat er uiteindelijk een deadline wordt gesteld. Dat vind ik goed en terecht. Ik neem aan dat de gevallen ondertussen niet met een valbijl worden afgehakt, maar zorgvuldig worden gewogen. Dat is natuurlijk cruciaal.

Mevrouw Verdonk (lid Verdonk): Ik wil het even hebben over die 200 000. Het feit dat de regering van een land een generaal pardon verleent aan een aantal mensen heeft een aanzuigende werking. Dat staat vast, zeker als je kijkt naar het COA of de asielzoekerscentra, die uitpuilen. Is de heer Spekman daarvan op de hoogte?

De heer Spekman (PvdA): De vorige kabinetsperiode heeft mevrouw Verdonk ook een klein pardon gegeven. Dat was alleen net niet effectief genoeg. Daar is echter geen aanzuigende werking uit gebleken. Ook uit het huidige generaal pardon is geen aanzuigende werking gebleken, anders dan uit het categoriaal beleid, waar de Kamer ooit keuzen in had gemaakt, ook de partij waarvan mevrouw Verdonk in het verleden deel uitmaakte. Nu heeft hierin een herziening plaatsgevonden. Maar van 200 000 mensen, waar het ooit in de Kamerdebatten over ging, is in de verste verte geen sprake, nu niet en ook morgen niet ...

De heer Fritsma (PVV): De heer Spekman zei net iets interessants, namelijk dat de meeste pardonners helemaal niet illegaal maar legaal in Nederland waren en dat klopt. Dat komt natuurlijk door die tienduizenden openstaande procedures. Hoe beoordeelt de PvdA het dat het in Nederland mogelijk is dat je vijftien jaar lang procedure op procedure kunt stapelen om je verblijf in Nederland te rekken? Hoe wil de PvdA-fractie omgaan met de vreemdelingen die dat natuurlijk als gevolg van dit generaal pardon zullen blijven doen?

De heer Spekman (PvdA): Mijnheer Fritsma, wij voeren zo meteen het debat dat u misschien nu liever niet voerde, omdat u vindt dat dit langer had moeten duren. Dat is echter een ontzettend belangrijk debat, want dat gaat juist over de vraag: hoe verbeteren wij de procedure zodanig dat wij zo weinig mogelijk herhaalverzoeken krijgen? Dat hangt af van de manier waarop de wet nu is vormgegeven en overigens ook van de manier waarop wij deze procesmatig inrichten. Veel van de vertragingen ontstaan immers doordat de rechter soms heel lang doet over de beoordeling en soms ook doordat de IND zomaar iemand doorschuift van de verkorte procedure naar de verlengde procedure. Dus het is een mythe dat alle vertraging standaard ligt aan de asielzoeker. Over de gevallen waarin dat wel aan de asielzoeker ligt, gaat het gesprek zo meteen. Dan praten wij over een andere, betere en effectievere aanpak. Dat vind ik ook noodzakelijk en dit kabinet neemt die handschoen op.

De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. De VVD was, is, en blijft tegen deze pardonregeling. Die is echter al een heel eind op streep dus praten wij over de vraag: waar staan wij nu? Ik heb ook helemaal geen zin om oude koeien uit de sloot te halen; ons standpunt daarover is bekend.

Nu gaat het over de mogelijkheid tot bezwaar. Wat zijn de aantallen? Wij begrijpen uit brieven en uit de media dat er een groep van 1500 mensen is waar een bezwaar voor loopt en dat in totaal een mogelijke groep van 5900 à 6000 mensen alsnog een bezwaar kan indienen. Is dat het aantal waar het over gaat? Kan het nog groter worden? Durft de staatssecretaris nu te zeggen: hier zal het dan ook bij blijven? Of komt er straks nog ergens een lijk uit de kast gevallen? Ik had daar graag helderheid over, want het zijn natuurlijk wel mensen die onder de pardonregeling zijn gevallen, mede doordat zij procedure na procedure na procedure zijn aangegaan. Wat gebeurt er nu? Wij geven hun een mogelijkheid tot procederen. Dus dat is een beetje de kat op het spek binden. Daar hebben wij echter de Raad van State voor. Dat is de trias politica. Aan ons is de taak om het een en ander in het volgende overleg zo veel mogelijk dicht te schroeien. Overigens verbaasde mij dat partijen die voor de pardonregeling waren nu zeggen: wij zagen het allemaal aankomen. Het was dan toch wel handig geweest als zij dat iets objectiever hadden aangepakt. Dan waren de partijen wat eerlijker geweest over de mogelijke consequenties van een pardonregeling.

De burgemeestersverklaringen worden afgegeven tot 1 januari van het komende jaar in plaats van 1 januari 2008. In het regeerakkoord is het generaal pardon geregeld. Wij weten dat de CDA-fractie daar wat moeite mee had, maar zij heeft zich daarnaar geschikt. Als je alle verslagen echter terugleest, dan zie je dat de heer Van de Camp op 7 juni 2007 heel duidelijk heeft gezegd dat die regeling scherp is omkaderd en dat het daar dan ook bij moet blijven. Het was namelijk ook niet het ding van het CDA. Waarom is er dan nu deze uitbreiding? Op pagina 10 van de schriftelijke ronde van mei, waaraan is gerefereerd, wordt wel degelijk naar aanleiding van vragen van de CDA-fractie gemeld dat de einddatum is vastgesteld op 1 januari 2008. Er staat op een gegeven moment ook: een aantal gemeenten heeft met toestemming van de IND kenbaar gemaakt nog enige tijd nadien nodig te hebben voor een nader onderzoek naar het feitelijk verblijf van vreemdelingen in 2006. De burgemeestersverklaringen die dan overblijven, zijn natuurlijk wel een probleem. Uit de originele opzet en het stuk van de staatssecretaris blijken de burgemeestersverklaringen te zijn bedoeld als een uitdrukkelijke verklaring van de burgemeester dat mensen bekend zijn bij de gemeente en daar sinds 2006 aantoonbaar verbleven in de noodopvang. Wij waren niet voor deze constructie, maar de staatssecretaris heeft die verzonnen omdat de burgemeesters naar haar mening een goed inzicht hadden in de lokale situatie. Als wij de huidige situatie goed begrijpen, gaat men vanuit heel Nederland naar die G4-loketten. Dus hoe gaat de staatssecretaris de originele burgemeestersverklaringen overeind houden? De burgemeesters van de G4 hebben immers geen enkel idee van welke mensen er in de noodopvang elders zaten. Graag had ik hier een uitdrukkelijk antwoord op.

Voorzitter. Volgens de VVD was de regeling duidelijk; 1 januari 2008 was het einde. Wij delen ook de mening die door de heer Van de Camp in De Telegraaf is verwoord: de verstrekte vergunningen moeten ongeldig worden verklaard. Wij moeten de regeling dus op die afgesproken datum stopzetten. Wij zijn dan ook heel benieuwd naar de stellingname van de CDA-fractie vandaag in deze discussie.

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Ook de SGP-fractie heeft zich steeds een tegenstander betoond van het generaal pardon. Onze lijn was en is: maatwerk voor schrijnende gevallen, maar geen afzonderlijke regeling. Een van de nadelen of risico’s van zo’n bijzondere regeling is een verdere juridisering, die wij in feite zich nu weer zien voltrekken. Het was duidelijk dat wij in een juridisch schemergebied waren terechtgekomen inzake de rechtsbescherming van degenen die naar hun mening ten onrechte niet in aanmerking komen voor een pardonaanbod. De uitspraak van de Raad van State, de directe aanleiding voor dit overleg, is ingrijpend maar niet verrassend. In het licht van de regels van het bestuursrecht, het centrale besluitbegrip, de rechtshandelingen, de rechtens relevante handelingen, zoals het in de uitspraak wordt aangeduid, en welke termen je daar allemaal aan wilt verbinden, is wat nu gebeurt bepaald geen donderslag bij heldere hemel. De uitspraak van de Raad van State is heel goed te begrijpen. In feite is het andersom: in de constructies is tot nu toe geprobeerd om te omzeilen wat normaal gesproken voor de hand ligt, namelijk dat bezwaar en beroep voor je openstaat als je ergens niet voor in aanmerking komt. Niet alleen voor de regeling van het generaal pardon, maar ook voor deze uitspraak van de Raad van State geldt dat dit gewoon de realiteit is waar wij mee te werken hebben, of je het nu leuk vindt of niet. Het gaat om uitspraken in hoogste instantie, waar nu gewoon verder een goede invulling aan moet worden gegeven. Zo werkt het in een rechtstaat. Welke consequenties heeft dit nu echter voor de werkvoorraden? Hoe vindt de afhandeling plaats? Vindt er geen verdringing plaats? Bestaat niet het risico dat de afwikkeling van deze zaken leidt tot nieuwe vertragingen in nieuwe zaken?

Dat 1 januari 2009 nu ineens leek te gelden voor de burgemeestersverklaringen vond ik verrassender dan de uitspraak van de Raad van State. Als anderen het zeggen, zal die datum best wel ergens tussen de kleine lettertjes zijn uit te halen. Mijn beeld uit de stukken is echter veel meer dat 1 januari 2008 de datum was en dat daarop dan weer een uitzondering bestond om in bijzondere gevallen tot een verlenging te komen met de gemeente. Ik had niet het beeld dat nu meer oprijst, namelijk dat het allemaal nog loopt en dat de regeling pas op 1 januari 2009 wordt gesloten. Is dat niet merkwaardig? Waarom is deze aanzienlijke verruiming niet explicieter meegedeeld aan en bediscussieerd met de Kamer? Deze verruiming geeft wellicht ook weer risico’s voor eventueel misbruik omdat mensen zich door het tijdsverloop erop gaan instellen. Als die datum voor een aantal mensen die onder de pardonregeling vallen op 1 januari 2008 is gesteld en voor anderen op 1 januari 2009, in hoeverre leidt dat dan niet tot rechtsongelijkheid, die een juridisch risico met zich brengt? Kunnen mensen niet zeggen: voor mij gold wel 1 januari 2008 en niet 1 januari 2009? Of kan iedereen van deze mogelijkheid gebruik maken om zich nog tot 1 januari 2009 te melden bij G4-loketten? Ik wil niet de vergelijking trekken met brillen en contactlenzen, maar in hoeverre is nu nog een hausse te verwachten van mensen die 1 januari 2009 zien aankomen en daardoor nu een poging gaan doen om alsnog via deze route aan een vergunning te komen?

De heer Van de Camp (CDA): Mevrouw de voorzitter. De CDA-fractie in de Tweede Kamer was op 3 december buitengewoon onaangenaam verrast door de uitspraak van de Raad van State over de mogelijkheid tot beroep inzake het generaal pardon en was vervolgens ook onaangenaam verrast door het artikel in De Telegraaf van zondag 7 december over de burgemeestersverklaringen in Den Haag. De centrale vraag die ik vanavond aan de staatssecretaris wil stellen is: welke fout hebben wij – daar reken ik dan ook even de coalitiepartijen toe – rond de beroepsgang gemaakt? Zowel in de algemene overleggen als in het plenaire debat heb ik meerdere keren gevraagd: is het voldoende afgegrensd? Ik ging ervan uit dat de aanbodconstructie van de IND een garantie was dat er verder geen beroepsmogelijkheden waren. Waarom hebben wij dit op dat moment niet gezien, ondanks de uitstekende juristen op het ministerie van Justitie? Ik doe nu niets af aan de uitspraak van de Raad van State. Ik meen dat de heren Van der Staaij, Spekman en Zijlstra daar wijze woorden over hebben gesproken, ook in het kader van de trias politica. Het generaal pardon is echter een uitzonderingsregeling en brengt bepaalde afwijkingen van het recht met zich. Waarom hebben wij die indertijd niet goed afgedicht?

Welke werkbelasting brengt deze kwestie met zich? De staatssecretaris doet daar vrij luchtig over. Zij zegt dat het gaat om 1500 gevallen, waarvan 750 in behandeling zijn, dat er misschien nog een paar bij zullen komen en dat het dat dan wel is. Ik ben daar helemaal niet zo gerust op. Wij kennen onze asieladvocatuur. Die is heel ijverig en weet dit uit te mergelen.

Dan kom ik op de terugkeerbelemmeringen. Mag je je beroep in Nederland afwachten? Het antwoord is: nee. De heer Fritsma brengt nu echter terecht de voorlopige voorziening op. Wat is daarvan het gevolg?

Ik vond de mededeling over de burgemeestersverklaringen – ik gebruik het zware woord toch even – «weggemoffeld» in de brief van 13 mei. Ik heb haar niet gezien. In dat opzicht heb ik gefaald als controleur van de regering. Ik meen echter dat zo’n belangrijke mededeling over de uitbreiding van het generaal pardon wel wat explicieter aan de Kamer had kunnen worden medegedeeld. Ik hoor van verschillende collega’s, ook hier naast mij, dat je een en ander toch wel tussen de regels door moet en had kunnen lezen. De tweede centrale vraag op dit punt is dan ook: waar praten wij eigenlijk over? Praten wij over een drietal aanvullende verzoeken? De heer De Wit beweert nu weer dat het in de brief staat. Dan zeg ik: nee, het staat niet in de brief, want die was gedateerd op 13 mei en het is inmiddels 12 december. De opmerkingen van de heer Van Aartsen waren meer gerelateerd aan 12 december dan aan 13 mei. Dus ik wil graag weten waar wij over praten.

Dan kom ik op de rechtsongelijkheid. Wat is je positie als je asielzoeker bent in Ulft en je niet weet dat er een G4-loket is?

Mevrouw Verdonk (lid Verdonk): Ik heb hier ook een stukje uit de krant, waarin Tweede Kamerlid Van de Camp wordt geciteerd.

De heer Van de Camp (CDA): Dat ben ik.

Mevrouw Verdonk (lid Verdonk): Daarom spreek ik u ook aan. U zegt dat de honderden uitgeprocedeerde asielzoekers die dit jaar nog een pardonvergunning hebben gekregen, die vergunning van het CDA moeten inleveren. Het CDA wil dat de vergunningen die zijn verstrekt na 1 januari 2008 ongeldig worden verklaard. Ik hoor daar graag uw mening over.

De heer Van de Camp (CDA): Dat is een volstrekt juist citaat in De Telegraaf en ik was dat ook van mening op 8 december. Ik heb mij inmiddels echter ook nader georiënteerd en ik loop tegen dezelfde rechtsbescherming aan als de rechtsbescherming die wij net hebben gehad bij de beroepsmogelijkheden van de uitspraak van 3 december. Dus ik ben er nog steeds voorstander van dat die vergunningen worden ingetrokken, maar dat kan domweg niet, omdat je dan tegen de rechtsbescherming van de Raad van State aanloopt. Om u optimaal te bedienen wil ik best in het kader van de trias politica een motie indienen, maar dat heeft geen enkele zin. Bovendien lijkt het mij niet verstandig om de Raad van State, het hoogste rechtsorgaan op dit punt, te gaan tarten.

Mevrouw Verdonk (lid Verdonk): Kortom: dat was stoere praat van het CDA.

De heer Van de Camp (CDA): Mevrouw Verdonk, ik spreek u nog wel. Op uw fileoplossing wachten wij ook nog steeds.

Mevrouw Verdonk (lid Verdonk): Voorzitter. Als de heer Van de Camp het belang van dit onderwerp niet begrijpt, dan stelt hij mij zeer teleur en het CDA stelt mij al teleur.

De heer Zijlstra (VVD): Het argument van de heer Van de Camp kan ik in juridische zin nog volgen. Het is nu 15 december en volgens mij lopen er nog steeds procedures. Ik begrijp dat als wij via de regeling van werkzaamheden naar de plenaire zaal gaan en daar vragen om de regeling per onmiddellijk stop te zetten, het CDA dat verzoek steunt. Klopt dat?

De heer Van de Camp (CDA): Welke regeling bedoelt u?

De heer Zijlstra (VVD): De regeling waardoor tot 1 januari 2009 een uitzondering is gemaakt. Dus ook de komende twee weken zijn mensen nog in staat zich onder de regeling te laten inschrijven. Dat zijn dus nieuwe gevallen. Als de Kamer per heden vraagt om dat stop te zetten, dan komen die mensen daar niet meer voor in aanmerking. Gaat het CDA daarin mee?

De heer Van de Camp (CDA): Ik zal eerst even het antwoord afwachten van de staatssecretaris in de eerste termijn. Als wij een contactlenzen- en brillenclaim krijgen, zoals de heer Van der Staaij het verwoorde, dan meen ik dat wij een ernstig probleem hebben.

Mevrouw Azough (GroenLinks): Voorzitter. Op 3 december leek er in ieder geval van sommige delen van de trias politica niet veel over, als ik denk aan de regeling van werkzaamheden en de woorden als schandalig en dergelijke die daar werden gebezigd. Volgens GroenLinks moet deze rechterlijke uitspraak worden gerespecteerd. Zo simpel is het.

Ook mijn fractie kan zich herinneren dat wij bij een aantal gelegenheden erop hebben gewezen dat er een kans was dat men met het ambtshalve toekennen wel eens op problemen zou kunnen stuiten, dat dit ambtshalve toekennen zou kunnen leiden tot beslissingen waartegen bezwaar en beroep zou kunnen bestaan. Wij zeiden dat niet voor niets; dat was ook gebaseerd op de recente voorgeschiedenis. Daarmee doel ik op de eenmalige regeling asiel of de 14-1-brieven, waarvoor toenmalig minister Verdonk onder andere verantwoordelijk was en waarvan de Raad van State in 2004 eveneens concludeerde dat dit een besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep openstond. In hoeverre heeft het ministerie van Justitie, waar toch een hele hoop juristen rondlopen, deze mogelijkheid zien aankomen? Ik kan mij niet voorstellen dat dit absoluut niet het geval is geweest. Hoe heeft de juridische onderbouwing van het besluit om te werken met die ambtshalve toekenning er precies uitgezien? Als ik zie wat er nu ligt, kan ik mij niet voorstellen dat het enorme problemen zal opleveren. In Utrecht gaat het om 125 mogelijke zaken. Ik heb begrepen dat de rechterlijke macht in Utrecht daar geen enkel probleem mee heeft. In hoeverre beschikken de IND en de rechterlijke macht over de capaciteit om deze zaken op een ordelijke en snelle manier af te handelen?

Mijn fractie had meer vragen over die burgemeestersverklaringen. Wij dachten dat er wel mogelijkheden waren voor aanmeldingen nadien, maar alleen als er nader onderzoek moest worden gedaan om te bezien of deze valide waren. Daarbij ging het niet om nieuwe aanmeldingen. Gaat het in dit jaar om volledig nieuwe aanmeldingen of om aanmeldingen waarnaar dit jaar nader onderzoek moest worden gedaan?

Mij verbaasde ook dat hier sprake was van een G4-loket. Hierbij sluit ik mij aan bij de vraag van de heer Van de Camp. Ik mag toch aannemen dat dit niet leidt tot het probleem dat men in de rest van het land geen mogelijkheid heeft tot bezwaar of beroep en in de G4 wel. Waarom wordt dan wel een uitzondering gemaakt voor de G4?

De heer Zijlstra (VVD): Wij horen het zo meteen van de staatssecretaris, maar de VVD heeft begrepen dat iedereen naar het G4-loket wordt doorverwezen. Zo staat het ook in de stukken. Bent u ook van mening dat daarmee de burgemeestersverklaring zoals die is opgezet compleet niet meer voldoet aan de beschrijving in de asielregeling? De burgemeestersverklaring moet immers gebaseerd zijn op de kennis van de burgemeester van de lokale situatie. Dat geldt per definitie niet voor mensen elders uit het land die zich melden bij een G4-loket. Wat vindt u daarvan?

Mevrouw Azough (GroenLinks): Dat is inderdaad een serieuze vraag. Ik ben ook benieuwd hoe dat onder andere door de staatssecretaris is opgelost. Dus ik sluit mij aan bij uw vraag.

De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. De ChristenUnie is één van die partijen die heel erg blij was met het generaal pardon. Wij hebben het nu over de afhechting van de laatste zaken van het pardon. Zo komt het een beetje op mij over. Niemand staat er bij stil, maar wij zijn er ruim een jaar mee bezig en wat het procedurele gedeelte van het werk betreft, zijn wij bijna klaar. Dat is wel bijzonder. Daarvoor geef ik een compliment aan de staatssecretaris. Er zijn nog wel een paar dingen waar wij ons nu zorgen over maken.

Allereerst hebben wij te maken met de uitspraak van de Raad van State. Ook mijn fractie hoopte oprecht dat dit een regeling zou zijn die niet tot gevolg zou hebben dat wij nog een hele serie zaken zouden krijgen. Dus wij vinden het jammer dat het zo gaat, vooral als wij horen dat het toch best om een aardig aantal zaken gaat op dit moment, namelijk zo’n 1500. De criteria voor het generaal pardon zijn niet zo bar ingewikkeld. Dat zijn er meen ik zo’n stuk of zes. Dat is een redelijk makkelijk lijstje om snel naast een geval te leggen. Hoe ingewikkeld is zo’n zaak nu precies? Hoeveel tijd gaat er per zaak in zitten? Waar zitten de complicaties?

Wat de burgemeestersverklaringen betreft, was ik weer wat verbaasd dat men allemaal zo verbaasd was. Ik had allang ergens opgepikt, volgens mij ook tijdens een paar werkbezoeken, dat de G4 inderdaad de taken hadden overgenomen van de kleinere gemeenten en dat daar de burgemeestersverklaringen werden verzameld en van daaruit naar de ministeries zouden gaan. Zo zou die stroom een beetje worden gekanaliseerd. Ik was er niet zo erg verbaasd over en nu is iedereen daar enorm van geschrokken. Dat begrijp ik niet; ik vind het vrij logisch. Aangezien er nu zo veel vragen over zijn en wij er nu mee stoppen, vroeg ik mij wel af hoe hierover nu precies is gecommuniceerd. Ik ga er wel van uit dat de aanvragen om een burgemeestersverklaring van allen die ervan uitgingen dat zij nog tot eind dit jaar hadden om zo’n verklaring rond te krijgen, nog gewoon worden behandeld.

Antwoord van de staatssecretaris

Staatssecretaris Albayrak: Voorzitter. Ik dank de Kamerleden voor hun opmerkingen en vragen. Ik begin met het beantwoorden van de vragen over de uitspraak van de Raad van State. Dat is een richtinggevende uitspraak geweest, althans dat waren er twee op 3 december jl. Het was een domper voor mij, niet omdat ik er helemaal geen rekening mee had gehouden, maar omdat ik had gehoopt dat de Raad van State anders zou oordelen. Overigens heeft de Raad van State er heel lang over gedaan om deze uitspraken te doen; de raad heeft het zo’n maand of vijf in beraad gehad. Het ging in beide gevallen om vreemdelingen die onder de oude wet asiel hebben aangevraagd, dus in beginsel behoorden zij tot de doelgroep van de regeling. Er was geen sprake van ononderbroken verblijf en daarom hebben deze mensen geen aanbod gekregen van de IND. Dus de zaken waren wel bekeken, maar de betrokkenen hebben geen ambtshalve aanbod gekregen. Uiteindelijk hebben deze mensen zelf de stap gezet om de interne stukken van die beoordeling, de minuut, op te vragen. Daaruit blijkt dat zij zijn beoordeeld, maar omdat zij niet ononderbroken in Nederland aanwezig zijn geweest, kregen zij geen aanbod en zijn hun dossiers op een andere stapel gelegd. Daar hebben zij bezwaar tegen gemaakt. Dat bezwaar heeft de IND niet ontvankelijk verklaard, volgens afspraak. Volgens onze interpretatie en zoals wij de regeling hebben gemaakt, werd aan een vreemdeling niet uitdrukkelijk schriftelijk gemeld dat aan hem niet ambtshalve een aanbod werd gedaan. Wij vonden dat een vreemdeling dat vervolgens ook niet aan de orde kon stellen door een aanvraag voor verlening van een verblijfsvergunning in te dienen of door bezwaar te maken tegen het niet krijgen van een aanbod. Wij dachten: als iemand het toch wil proberen en niets hoort en lang wacht, dan kan dat via de reguliere route. Daar hebben wij de M50-loketten voor. Daar moeten de mensen leges betalen en zij krijgen de mvv tegengeworpen, zoals alle andere mensen in Nederland zonder een mvv die een vergunning aanvragen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld in die uitspraken van 3 december dat dit een onvoldoende adequate rechtsgang was en dat de weg van het bezwaar wel degelijk openstaat tegen wat de Raad van State noemt: de feitelijke handeling van een beoordeling omtrent het al dan niet in aanmerking komen voor een vergunning onder de regeling. Dus de raad heeft gezegd dat het een rechtens relevante handeling is waartegen mensen bezwaar moeten kunnen maken. Wij hebben gezegd: zij kunnen alsnog een verblijfsvergunning aanvragen. Daarvan heeft de Raad van State gezegd: dat is geen adequate rechtsgang. Dat is gebeurd. Daardoor moeten de betreffende zaken, van de mensen die hebben gevraagd waarom zij geen aanbod hebben gekregen en of zij wel zijn beoordeeld, alsnog inhoudelijk worden bekeken door de IND. Dat zijn op dit moment 1500 zaken. Daarvan zitten 700 zaken al in de beroepsfase en die zullen wij dan ook terugnemen en beoordelen. De uitspraak van de afdeling is relevant voor alle vergelijkbare zaken, waarin bezwaar is gemaakt tegen het niet doen van een aanbod.

De IND gaat op korte termijn de beschikkingen die ten grondslag liggen aan deze beroepen intrekken. Dan gaan wij dus over tot die inhoudelijke beoordeling. Dat gaan wij projectmatig en snel doen. Daar worden mensen voor vrijgesteld. Wij menen dat het snel kan, omdat de criteria van de regeling bekend zijn en de inhoudelijke beoordeling van de zaken niet tot een ander oordeel zal leiden, aangezien deze al eens door de IND zijn bekeken. Dus als mensen nu via het bezwaar nog een keer een uitspraak willen horen, dan zal de IND tot dezelfde conclusie komen, namelijk: wij hadden uw zaak al bekeken en vanwege de contra-indicaties heeft u geen aanbod gekregen. Ook in deze gevallen zal de conclusie in bezwaar luiden: u voldoet niet aan de criteria.

De uitspraken van de Raad van State gaan echter niet over de inhoud van de regeling en dus ook niet over de voorwaarden waardoor vreemdelingen geen verblijfsvergunning hebben gekregen. Dus ik verwacht ook niet dat bij de IND een ander oordeel zal worden geveld als men na het bezwaarschrift bij de IND in beroep gaat. Uiteindelijk gaat dit voor de doelgroep die onder de regeling valt geen verschil uitmaken, omdat deze mensen al door ons waren bekeken en omdat al geconstateerd was dat zij niet aan de contra-indicaties voldoen. De IND zal dus snel oordelen, natuurlijk met alle rechtswaarborgen. Het is dan ook niet aannemelijk dat meer vreemdelingen in aanmerking zullen komen voor een vergunning onder de regeling vanwege deze bezwaren.

Het meest vergaande voorstel in reactie op deze uitspraken van de Raad van State komt van de heer Fritsma. Hij vraagt om een noodwet tegen het doorprocederen. Even daargelaten dat ik het in een rechtstaat helemaal niet vind kunnen dat je procederen bij wet of noodwet verbiedt, is het in dit geval ook geen oplossing. Wij hebben immers bekeken of de route die de Raad van State heeft geopend niet zozeer kan worden verboden maar beperkt. Artikel 72, lid 3 van de Vreemdelingenwet gaat over het bezwaar mogen maken bij de bestuursrechter tegen een rechtens relevante feitelijke handeling. Nu wil je dat artikel wellicht wijzigen, maar wij hebben dat artikel überhaupt in de wet gezet, omdat wij in Nederland willen dat één rechter de asielzaken bekijkt, namelijk de bestuursrechter. Wanneer je deze weg afsnijdt, staat voor eenieder in onze rechtstaat de route naar de civiele rechter open, wanneer het gaat om een rechtens relevante feitelijke handeling. Dat vind ik onwenselijk. Dus artikel 72, lid 3 is er met een reden gekomen en hoort bij het Nederlands asielstelsel. Ik zeg dit tegen de achtergrond van de opmerkingen die ik als eerste maakte, namelijk dat ik niet verwacht dat deze route, die nu even een domper is en een «hiccup» bij de uitvoering, tot meer verblijfsvergunningen zal leiden.

Het gaat op dit moment om ongeveer 1500 zaken, die bij ons bekend zijn. Dat gegeven heeft voor de uitvoering en de IND wel gevolgen. Wij hadden daarmee, gelet op andere ontwikkelingen zoals de Asielbrief, waarvan wij de uitvoering aan het voorbereiden zijn, nog geen rekening gehouden. Daarom maken wij er een project van. Wij hebben in kaart gebracht dat het met de bestaande capaciteit is te doen. Wij zullen er alles aan doen om het project zo vorm te geven dat het geen invloed heeft op de normale werkprocessen en behandeltermijnen. Op welke termijn de beroepszaken zijn afgewikkeld, is uiteraard mede afhankelijk van de rechtbanken. De verwachting is dat alle bezwaarzaken bij de IND voor de zomer zullen zijn weggewerkt.

Dan kom ik op het vertrekproces. Deze procedure geeft geen recht op verblijf in Nederland voor degenen die via deze route bezwaar aantekenen of van wie een bezwaar wordt behandeld. Dus het indienen van bezwaar en beroep heeft geen schorsende werking. Natuurlijk heeft de vreemdeling wel de mogelijkheid om middels het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening te vragen om een tijdelijke opschorting van het vertrek. Ik vind dat onwenselijk, maar mijn verwachting is niet dat dit zal gebeuren. Ik wijs er nogmaals op dat eventueel ingediende verzoeken om een voorlopige voorziening in veel gevallen niet zullen worden toegewezen, omdat de rechter de haalbaarheid en het belang van het verblijf in Nederland bekijkt. Aangezien de criteria voor het in aanmerking komen voor een vergunning helder zijn en aangezien met de uitspraak van de Raad van State de criteria in stand zijn gelaten en niets over de inhoudelijke beoordeling is gezegd, is mijn verwachting dat voorlopige voorzieningen niet massaal zullen worden toegewezen en dat wij dus gewoon zullen doorgaan met het vertrekproces.

De heer Fritsma (PVV): Waar haalt de staatssecretaris het in hemelsnaam vandaan dat zij verwacht dat niet veel vreemdelingen zo’n vovo-verzoek gaan indienen? De geschiedenis leert toch dat vreemdelingenadvocaten bij de mensen die een verblijfsvergunning wilden hebben in het kader van het generaal pardon juist altijd doorprocederen, inclusief vele vovo-verzoeken aanvragen. De staatssecretaris weet toch dat de meeste dossiers zo dik zijn als een telefoonboek en echt uitpuilen van de verschillende procedures, inclusief ontelbare vovo-procedures. Hoe kan zij nu zeggen dat zij verwacht dat het niet zo’n vaart zal lopen? Dat is een grote denkfout.

Nog even voor de duidelijkheid: hoeveel mensen kunnen potentieel bezwaar indienen tegen dit verhaal? De staatssecretaris zegt nu dat op dit moment 1500 bezwaarschriften bekend zijn bij de IND. Klopt het dat in potentie 6000 afgewezen pardonkandidaten zo’n bezwaarschrift kunnen indienen?

Mevrouw Verdonk (lid Verdonk): De staatssecretaris zegt dat men geen recht op verblijf of opvang heeft. Ik zie het al gebeuren. Van al die burgemeesters, die het al zo heel erg moeilijk vinden om mee te werken aan de terugkeer, verwacht de staatssecretaris nu ineens dat zij dat wel gaan doen. Ik kan haar vertellen wat er gebeurt. Al deze gemeenten gaan zelf opvang regelen. Wat gaat de staatssecretaris doen wanneer dat gebeurt?

Staatssecretaris Albayrak: Eerst antwoord ik op de vragen van de heer Fritsma. Ik heb niet gezegd dat mijn verwachting is dat mensen geen voorlopige voorziening zullen aanvragen. Dat kan best gebeuren. Ik weet overigens niet op welke schaal. Ik heb gezegd dat het mijn verwachting is dat die voorziening niet op grote schaal zal worden toegewezen door de rechters. Vervolgens vraagt hij naar de totale groep mensen die bezwaar zou kunnen indienen. Op dit moment zijn 1500 gevallen al bij de IND bekend, omdat die gevraagd hebben: heeft u mijn zaak bekeken en waarom heb ik van u geen aanbod gekregen? De heer Fritsma hoeft maar te kijken naar het totaal aantal afvallers bij de pardonregeling om te weten hoe groot de potentiële groep is. Dat zijn er 5900. Daar zitten echter ook mensen bij die niet zijn ingegaan op ons aanbod en mensen aan wie geen aanbod kon worden gedaan, omdat er geen adres bekend was, et cetera. Als je die eraf haalt, blijft er een groep van ongeveer 5000 over. Bij ons zijn er al 1500 bekend, dus potentieel blijven er nog 3500 over. Deze mensen zitten natuurlijk ook in het wettelijk stramien van de Algemene wet bestuursrecht wat betreft de bezwaartermijnen, et cetera. Er ligt dus geen oneindige, open route voor mensen om bezwaar en beroep aan te tekenen. De bezwaartermijnen voor deze groep vreemdelingen liggen op vier weken in de Algemene wet bestuursrecht.

De heer Fritsma vroeg of het niet was voorspeld. Hij en een aantal anderen hebben daar een betoog over gehouden. Mevrouw Verdonk zei dat deze uitspraken van de Raad van State hartstikke voorspelbaar waren. Zo voorspelbaar waren zij echter niet, want er is eerder door de vorige bewindspersoon een regeling gemaakt in 2003, waarover de Raad van State geen vergelijkbare uitspraken heeft gedaan. Dat was voor mij een indicatie dat deze regeling ook wel eens houdbaar kon zijn. Wij hebben bekeken of er jurisprudentie was op basis waarvan wij gewaarschuwd moesten zijn. Die was er niet van de Raad van State. Voor mij is het allerbelangrijkste dat wij hierin bewust een keuze hebben gemaakt, wetende wat het alternatief was. Dat alternatief was helemaal aan het begin van de procedure zeggen: er komt een pardonregeling; mensen die wij geen vergunning geven, laten wij dat weten en wij bieden hun de mogelijkheid om op voorhand al bezwaar te maken en beroep aan te tekenen. Dat had een eindeloze stroom opgeleverd van mensen die zouden doorprocederen. Daarom hebben wij gezegd: wij doen het ambtshalve; je kunt er niet tegen in bezwaar en wij denken dat dit rechtens houdbaar is. Daar heeft de Raad van State helaas anders over geoordeeld. Het heeft wel één groot voordeel voor deze regeling opgeleverd: de 27 500 mensen die er allereerst wel voor in aanmerking kwamen, hebben wij snel, met alle energie en inzet van de IND, die vergunningen kunnen geven. Die snelheid was vanwege de zorgvuldigheid en de doelgroep voor mij ontzettend belangrijk. Het is hooguit een uitgesteld risico geweest, maar het is vooralsnog te overzien.

Mevrouw Verdonk vroeg of dit toch weer tot heel veel mensen in de opvang gaat leiden via de burgemeesters die de boel tegenwerken. Door bezwaar in te dienen, krijgen mensen geen recht op opvang van rijkswege. Dus de centrale opvang gaat dit niet doen. In het gesprek met de burgemeesters hebben wij gezegd dat de noodopvang uiterlijk eind volgend jaar dicht moet. Daarom vind ik het belangrijk dat wij haast maken met de voordelen van de Asielbrief, zodat de burgemeesters ook alternatieven zien voor mensen die bijvoorbeeld rechtmatig verblijf hebben. Deze mensen krijgen geen rechtmatig verblijf via de route van bezwaar en beroep. Ik hecht eraan om met de burgemeesters in gesprek te blijven over het niet opnemen van nieuwe mensen in de noodopvang.

Mevrouw Verdonk (lid Verdonk): Ik heb nog geen antwoord op mijn vraag, want ik vroeg wat de staatssecretaris gaat doen als burgemeesters wel die opvang verlenen. Blijft het dan bij een goed gesprek?

Staatssecretaris Albayrak: Het eerste zicht daarop krijgen wij als wij tegen het eind van het jaar aanlopen. Eind 2009 moet de noodopvang dicht. Tot die tijd is het mede mijn verantwoordelijkheid om die noodopvang leeg te managen. Dus wij verrichten voor alles een terugkeerinspanning om ervoor te zorgen dat wij voor alle mensen die in de noodopvang zitten en die niet in Nederland mogen blijven, inclusief de mensen die nu in bezwaar en beroep gaan, de terugkeerhandelingen ter hand nemen en tot een effectief resultaat komen.

De heer Van der Staaij (SGP): De staatssecretaris heeft zo-even gezegd dat er weliswaar een bezwaarmogelijkheid is, maar dat zij in de praktijk verwacht dat de meeste beslissingen die men heeft genomen wel in stand zullen blijven, omdat de rechter de criteria niet onjuist heeft bevonden. Kan echter over de toepassing van die criteria niet nog het nodige feitelijke gesteggel ontstaan, namelijk of wel of niet is voldaan aan de eis van ononderbroken verblijf en dergelijke? Dat is toch allemaal niet zo «digitaal» gedefinieerd dat je daar niet een dispuut over kunt beginnen?

Staatssecretaris Albayrak: Het allergrootste voordeel van deze regeling is dat die criteria behoorlijk digitaal zijn. Die waren al digitaal in het coalitieakkoord en ook de check, of de nadere invulling daarvan is behoorlijk digitaal. Dat is dus inclusief het onderwerp dat misschien wel tot de meeste discussie leidt, namelijk van de ononderbroken verblijfjaren, inclusief de kwestie van de Dublin-claimanten, waarover wij uitvoerig met de Kamer hebben gesproken en inclusief de latere debatten die wij met de Kamer hebben gehad over het feit of mensen verschoonbaar in het buitenland hebben verbleven. Die periode hebben wij gemaximeerd tot twee weken. Dat debat hebben wij gevoerd. Volgens mij is het ook voor de rechterlijke macht erg werkbaar.

Voorzitter. Hiermee wil ik de beantwoording van de vragen over de uitspraak van de Raad van State afronden. Ik ga door met de einddatum van de regeling, die nu voor het eerst definitief is vastgesteld op 1 januari 2009. Laat ik beginnen met de communicatie daarover met de Kamer.

Of de Kamer dit wel voldoende had kunnen weten, hoeft geen welles-nietesspelletje te worden. Ik heb erop gewezen dat de regeling op 1 januari 2008 beëindigd had moeten zijn. Dat is de datum die is meegedeeld. Vervolgens is er in de uitvoeringspraktijk, met name in de contacten met de burgemeesters, gebleken dat de burgemeesters bewijs moesten bekijken. Mensen moeten aantonen dat zij heel 2006 in Nederland hebben gewoond. Dat mogen zij bewijzen met alles wat zij kunnen verzamelen. Dat vergt soms tijd. De burgemeesters zeggen: wij moeten onderzoek doen en als u ons vraagt om zorgvuldig te zijn, dan moeten wij daarvoor ook de tijd hebben. Dus het eerste argument van de burgemeesters was: doe het niet met een botte bijl op 1 januari 2008, want de zorgvuldigheid kan vereisen dat zij wat langer de tijd nemen om het een en ander te onderzoeken. Dat vond ik een prima uitgangspunt en natuurlijk faciliteer ik de burgemeesters daarin. Het tweede argument, dat van mijzelf komt, om niet met de harde einddatum te werken gelet op de ontwikkelingen in de praktijk, heeft alles te maken met de geest van deze regeling. Die geest is namelijk afrekenen met de nalatenschap van de oude Vreemdelingenwet, waardoor wij een jarenlang slepende politieke, maatschappelijke en humanitaire problematiek in stand hebben gehouden. Daar moesten wij vanaf. Toen de redelijk digitale criteria bekend waren, was dus ook al duidelijk wat de maximale grootte van de doelgroep van deze regeling kon zijn. Dus ik had er om heel pragmatische redenen geen belang bij om te zeggen: dan moet je je hebben aangemeld, anders val je er niet onder. De belangrijkste vraag voor mij was of je aan de criteria voldeed. Het hanteren van een harde einddatum voor mensen die aan de criteria voldoen maar die door zo’n strakke, formele einddatum niet voor de regeling in aanmerking zouden komen, had alleen maar geleid tot langslepende rechtsgeschillen. Ook dat zou volgens mij voor een onmenselijke situatie zorgen, gelet op de uitvoering en de procedures die dat tot gevolg zou hebben. Dus wij hebben een soort uitloop gegund, mede op verzoek van de burgemeesters, mede vanwege de zorgvuldigheid en mede omdat ik vond dat eenieder die onder de regeling valt ervoor in aanmerking moest kunnen komen. De einddatum van 1 januari 2009 was wel in beeld gekomen, maar daartoe hadden wij nog niet besloten. Naar aanleiding van de reacties van Tweede Kamer, ook voor dit debat, hebben wij gezegd: wij waren er zelf al aan toe, laten wij de datum nu maar vastzetten op 1 januari 2009. Wij hebben bekeken of dat zorgvuldig kon. Wij zijn aan het uitfaseren. Daardoor kan het nu zorgvuldig tot een eind worden gebracht. Het feit dat de regeling langer is opengebleven, heeft de doelgroep echter niet groter gemaakt. Je viel onder de criteria of niet. Je had asiel aangevraagd voor 1 april 2001 of daarna. De andere criteria zijn ook bekend.

Je kunt je voorstellen dat het beëindigen van de regeling zorgvuldig moet gebeuren. Dat wordt op dit moment voorbereid. Wij hebben gezegd: 1 januari 2009. Dat moet worden gepubliceerd in de Staatscourant. Daar zijn wij mee bezig. De beëindiging per vandaag is om die reden alleen al niet mogelijk.

Mevrouw Verdonk vroeg wat er gebeurt als burgemeesters op 2 januari nog steeds gewoon doorgaan met het insturen van die verklaringen. De einddatum is meegedeeld. De verklaringen die vanaf 1 januari bij de burgemeesters worden aangevraagd, zullen niet meer in behandeling worden genomen. Wij snappen dat gemeenten nog wat behandeltijd nodig hebben voor de aanvragen die nu al bij de burgemeesters zijn en tot 1 januari binnenkomen en die uiterlijk voor 1 januari bij ons worden gemeld met naam en toenaam. Alles wat nu binnen is en binnenkomt in de laatste week zullen wij nog in behandeling nemen. Die zorgvuldigheid mag je minimaal verwachten. Als je zegt 1 januari, dan is het ook 1 januari.

Een aantal woordvoerders hebben zich erover verbaasd dat de vier grote gemeenten zijn aangewezen als loketten. De volgende vragen werden gesteld. Ontstaat hierdoor geen rechtsongelijkheid? Legt dit niet te veel druk op de gemeenten? Hebben de gemeenten wel zicht op de doelgroep, want deze mensen moesten toch in de gemeenten verblijven?

Het kanaliseren gaat via de vier gemeenten, maar de burgemeestersverklaringen die via de burgemeesters van de G4 komen, zijn wel door de burgemeesters van de betreffende gemeenten bij een van die vier gemeenten aangemeld. De burgemeester van Sassenheim zegt dus tegen de burgemeester van Den Haag: ik vind dat dit geval een verklaring waard is; wilt u het doorsturen. Het zijn dus eigenlijk kanaliseerloketten. De burgemeester van Den Haag moet niet gaan beoordelen of een asielzoeker uit Sassenheim heel 2006 daar heeft gewoond.

De grote vier steden zijn hiervoor aangewezen, omdat wij daarvan de meeste signalen krijgen dat er nog vreemdelingen van de doelgroep binnen hun gemeentegrenzen waren. Gelet op de aantallen die deze steden moesten behandelen, kregen deze allereerst de ruimte hiervoor. Daarna hebben wij de loketten breder opengesteld. Dit is niet tussen de regels weggemoffeld of tussen neus en lippen in een antwoord gezet. Het stond in het verslag van een schriftelijk overleg met de Tweede Kamer. De Kamer citeert daaruit, maar wel selectief. In de brief van 13 mei staat: Daarnaast heeft de IND in samenspraak met vertegenwoordigers van de VNG en de G4 een voorziening getroffen voor die vreemdelingen die menen in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning op grond van de regeling en nog niets hebben vernomen van de IND dan wel zich niet (tijdig) hebben gemeld bij het gemeenteloket.

Op 13 mei hadden 100 vreemdelingen zich aangemeld via de burgemeesters na 1 januari 2008. Ik heb de Kamer op 13 mei gemeld dat het een faciliteit betrof die wij op dat moment open zouden houden. De pardonregeling is echter nooit een openeinderegeling geweest. Het is altijd de bedoeling geweest dat er een einddatum kwam. Die datum heb ik naar aanleiding van de argumenten die ik net gaf, komende van de burgemeesters en mijzelf, uiteindelijk op 1 januari 2009 gesteld.

Naar de kwantitatieve gevolgen werd gevraagd door mevrouw Verdonk. Ook de heren De Wit en Fritsma maakten zich daar zorgen over. Toen wij acht uur lang in de plenaire zaal over de regeling praatten, heb ik gezegd dat de groep die bij mij in beeld was, de groep was die wij nog in de archiefkasten van de IND hadden. Vervolgens heb ik gezegd dat de omvang van de groep die niet meer bij de IND bekend was, maar mogelijk nog in de gemeente verbleef, voor mij niet helemaal vaststond. Daar heeft een aantal Kamerleden grote zorgen over geuit. Dit zouden namelijk honderdduizenden kunnen zijn die onder de oude wet zijn uitgeprocedeerd en uit alle spelonken van het land tevoorschijn zouden komen om te zeggen: ik wil ook asiel via de burgemeesters. Ik heb op dat moment ook een eerste en bij nader inzien zeer nauwkeurige schatting gegeven van het aantal mensen dat eronder zou vallen. Ik heb altijd gezegd: 25 000 als ondergrens, 30 000 als bovengrens. Ook met de burgemeestersverklaringen die na 1 januari 2008 zijn afgegeven blijven wij nog onder de grens van de 30 000. Mocht de uitspraak van de Raad van State gevolgen hebben – ik verwacht dat dit geldt voor een enkel geval, als het überhaupt al gebeurt – dan ligt het aantal nog steeds binnen de geschatte marges.

Er zijn voor de aanvankelijke einddatum van 1 januari 2008 ongeveer 5200 burgemeestersverklaringen aangeleverd. Wij hebben daar nog een contra-indicatiecheck op gedaan. Daardoor zijn weer mensen afgevallen. Sindsdien zijn er nog enkele honderden burgemeestersverklaringen ingediend. Op alle burgemeestersverklaringen, dus ook die van 2008, vindt na ontvangst een ambtshalve toets plaats op de contra-indicaties. Daar zijn wij mee doorgegaan. Sommige van de aanvragen die in 2008 zijn ingediend, zijn om die reden afgewezen. Ik heb inmiddels met de betrokken gemeenten afgesproken dat alle zaken die voor het eind van het jaar worden ingediend door de IND ambtshalve worden beoordeeld.

Ik zal uiteraard in de eerstvolgende Rapportage Vreemdelingenketen over de tweede helft van 2008 rapporteren over het verloop van de vergunningverlening, inclusief het totaal aantal burgemeestersverklaringen als de datum van 1 januari aanstaande voorbij is.

Mevrouw Verdonk stond nog even stil bij de kosten. Gelet op alle kostenaspecten verwacht ik geen substantiële kosten voor de extra opvang. Het is bekend dat die in 2000 op 4 mln. is gezet. Dat is in het kader van de regeling extra begroot, omdat de doelgroep die er zat daar bleef zitten toen wij begonnen met de regeling. De mensen voor wie een burgemeestersverklaring komt, verblijven niet in de centrale opvang. De bezwaar- en beroepszaken genereren geen recht op opvang. Dus daar komen geen nieuwe gevallen bij. Ik vind het erg aanlokkelijk om nu weer de discussie over die 6 mld. te gaan voeren met mevrouw Verdonk. Ik heb echter tijdens de begrotingsbehandeling gezegd waarom dat bedrag niet klopt, niet kan kloppen en niet zal kloppen. Ik heb wel toegezegd dat het kabinet de Kamer zal informeren over de financiële consequenties zodra die ontwikkelingen zichtbaar zijn. Komend voorjaar zal al meer inzicht zijn in de evaluatie van de financiële afspraken met de VNG. Hierbij gaat het om het beroep dat op de 55 mln. wordt gedaan. Er zal ook meer inzicht zijn in de bestandsvergelijking tussen de gegevens van de IND en het Suwinet, die wij op verzoek van de Kamer samen met de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor elkaar hebben gekregen.

De werkelijke bezetting van de COA is op dit moment ongeveer 20 000. Die is lager dan in 2006 en 2007, ondanks de hogere instroom. Ik heb het al vaak gezegd, maar ik wil ook nu afsluiten met een opmerking over de aanzuigende werking. De feiten spreken voor zich. Over de hogere instroom, die met name is veroorzaakt door Irakezen en Somaliërs, hebben wij vaak met de Kamer gesproken. Als het generaal pardon een aanzuigende werking zou hebben, dan zou de instroom over de hele breedte hoger moeten zijn. Dat is niet het geval. Dat alleen al laat zien dat er geen aanzuigende werking is. Daarnaast is het aantal mensen dat via de burgemeestersverklaringen een beroep heeft gedaan op deze regeling binnen de perken gebleven. Die route is in ieder geval niet gebruikt door 200 000 mensen, waar eerder voor is gewaarschuwd.

Nadere gedachtewisseling

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Het generaal pardon is een puinhoop. Daar blijf ik bij. Dat blijkt ook uit het feit dat de staatssecretaris haar eigen toezeggingen niet kan nakomen. Zij heeft eerder gezegd dat het vertrek van mensen die evident niet onder de regeling vallen snel ter hand zou worden genomen. Die toezegging is al in het water gevallen. Dat komt omdat mensen met een vovo-voorziening hun verblijf in Nederland kunnen rekken. Dat heeft de staatssecretaris ook zelf gezegd. Dat rekken zal ook gebeuren, want het procedurestapelen is al gemeengoed onder de vreemdelingenadvocaten. Dus je kunt er donder op zeggen dat duizenden vreemdelingen die niet voor de pardonregeling in aanmerking kwamen nu met vovo-procedures gaan beginnen.

De staatssecretaris zei dat in potentie 5900 mensen bezwaar kunnen indienen. Nu zijn er 1500 bezwaarschriften ingediend. Er kunnen dus in potentie nog 4500 mensen in bezwaar gaan. Ik verwacht duizenden procedures en ik verwacht dat duizenden vreemdelingen hun vertrek uit Nederland gaan traineren. De ervaring leert dat dit gebeurt.

Ook ben ik niet tevreden over wat de staatssecretaris heeft gezegd over de burgemeestersverklaringen. Ik heb hier een verslag voor mij van een schriftelijk overleg van 26 juni 2007, waarin staat dat gemeenten slechts bij hoge uitzondering kunnen afwijken van de datum van 1 januari 2008 om burgemeestersverklaringen te verstrekken. Ik citeer: alleen in die gevallen waarbij gemeenten gemotiveerd hebben aangegeven een verklaring te willen nazenden, kon met toestemming van de IND van deze einddatum worden afgeweken.

Wat gebeurt er nu? Al die gemeenten kunnen via een omweg, namelijk de postbus van de G4, alsnog laat verklaringen nazenden. Dat is gewoon niet de bedoeling geweest van wat hier is geschreven. 1 januari 2008 is een redelijke einddatum. Ik heb nog niet van de staatssecretaris gehoord waarom echt niet van vreemdelingen of gemeenten kan worden verwacht dat zij zich daaraan houden. Dus ik wil haar nogmaals oproepen om alle na die datum verzonden burgemeestersverklaringen niet in behandeling te nemen.

Mevrouw Verdonk (lid Verdonk): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoorden, die mij natuurlijk niet tevreden stemmen. Dat mag duidelijk zijn.

De staatssecretaris zegt dat de verlenging van één jaar geen invloed heeft op de aantallen. Als dat zo is, dan is er nu nog hetzelfde aantal als er op 1 januari 2008 was. Ik hoor graag een reactie hierop van de staatssecretaris.

Eerst zegt de staatssecretaris dat de omvang van de doelgroep van deze regeling bekend was, maar dan komt ineens de redenering: wij wisten wat er in de IND-kast zat, maar wij wisten eigenlijk niet wat bij de gemeenten in de opvang, de noodopvang en overal zat. Hoezo was de omvang van de doelgroep bekend?

Eerst zegt de staatssecretaris: 1 januari 2009 is een keiharde datum. Daarna zegt zij: nou ja, na 1 januari 2009 krijgen gemeenten nog behandeltijd. Volgens mij hoort de uitspraak van de staatssecretaris te zijn in dezen dat 1 januari 2009 de keiharde einddatum is en dat alleen aanvragen die voor die tijd bij de IND op het bureau liggen in behandeling worden genomen. Ik vind dat 1 januari 2009 keihard staat. Ik wil graag deze toezegging krijgen van de staatssecretaris.

Eerder vroeg ik of er nog mensen worden opgevangen. Nee, zegt de staatssecretaris, om even daarna te zeggen: er zijn geen substantiële kosten voor extra opvang. Geen opvang is dus geen kosten. Graag had ik hierover een uitspraak van de staatssecretaris.

Geldt de bezetting van 20 000 voor alle opvang van het COA?

De heer De Wit (SP): Voorzitter. De SP-fractie was en is voorstander van het generaal pardon. Dat wil niet zeggen dat de SP nu vindt dat degenen die niet onder het pardon vallen wel onder het pardon moeten worden gebracht. Dat vindt de SP niet en daar is op dit moment ook geen sprake van. Wij vinden wel dat de rechtsstaat die wij in Nederland kennen met zich brengt dat je een beslissing aan de rechter moet kunnen voorleggen als er een beslissing wordt genomen die ingrijpende gevolgen heeft voor je rechtspositie. Wij dienen de uitspraak van de rechter te respecteren. Die maakt het nu mogelijk dat erover verder wordt geprocedeerd. Ik sluit net als de heer Van der Staaij niet uit dat er in de loop van die procedures over de contra-indicatie van bijvoorbeeld ononderbroken verblijf, toch nog verrassingen kunnen ontstaan. Dat wil ik nu graag even voor de zekerheid zeggen tegen de heer Van de Camp.

Ik snap niet waar de commotie over de burgemeesters vandaan komt, omdat het schriftelijk verslag van 13 mei op dit punt heel duidelijk is. De heer Fritsma leest alleen de alinea op bladzijde 10 op, maar het vervolg staat op bladzijde 11. Daaruit blijkt precies welke «regeling» er is gaan gelden. Daar hebben alle burgemeesters, ook de burgemeester van Den Haag, grif gebruik van gemaakt. Alleen wordt er nu een punt achter gezet. Dat vind ik ook terecht; er moet op een gegeven moment een eind aan komen. Er is echter in openheid daarin opgetreden. Anders dan de heer Van de Camp probeert te beweren, is hier niet iets weggemoffeld. Het staat openlijk te lezen in het verslag van 13 mei 2008.

De heer Spekman (PvdA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoorden.

Zorgvuldigheid staat voorop. Ik vond dat dit aspect terugkwam in de beantwoording. Ik meen ook dat de methode van samenwerking met de gemeenten vele malen effectiever zal blijken, ook voor de daadwerkelijke terugkeer van mensen naar de herkomstlanden, dan de oude methode. Die bracht immers niets op. Er is meerdere perioden vooral gedreigd met bestuursdwang. Dat werd nooit jegens de gemeenten hard gemaakt en dat kon ook helemaal niet. Dus ik meen dat dit een effectievere methode is. Ik ben blij met het pardon. Ik vind het heel belangrijk dat de mensen die aan de criteria voldoen er ook voor in aanmerking komen. Ik vind het ook goed dat die einddatum is gesteld en dat de zaken worden aangepakt zoals de staatssecretaris het meldde.

De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoorden.

Zij zei dat het om de geest van de regeling gaat. De geest van de regeling was een wankel compromis in de coalitie. Er waren namelijk twee partijen die de regeling graag wilden en een partij die haar niet wilde. Daar heb je een regeerakkoord voor, waarin je tot iets komt. Ook bij de behandeling was de heer Van de Camp daarin heel helder. Hij heeft zijn uiterste best gedaan om het zo duidelijk mogelijk te definiëren. Uitbreidingen voor Dublin-claimanten, 1F’ers en dergelijke zijn allemaal tegengehouden. Zoals ook in de Handelingen is na te lezen, heeft de heer Van de Camp kenbaar gemaakt dat wij niet aan verdere uitbreiding en honorering moeten doen, omdat wij ons anders op een hellend vlak begeven en dus moeten wij het een en ander inkaderen. In die hele discussie zaten ook einddata: 1 januari 2008. Op 25 september 2007 stuurt de staatssecretaris nog een brief, waarin zij dat ook helder aangeeft. Zij schreef 31 december 2007, maar die ene dag vergeef ik haar. Dat is dus de geest van de regeling. Iedereen die na die tijd komt, houdt dus in die hele discussie wel degelijk een uitbreiding in ten opzichte van de regeling zoals die op dat moment werd besproken.

De staatssecretaris zei dat wij de regeling nu niet stil kunnen zetten, omdat dit een publicatie in de Staatscourant vereist. Zij was voornemens om haar per 1 januari 2008 stop te zetten. Wanneer heeft zij dat gepubliceerd in de Staatscourant? Dat had zij dan namelijk toen moeten doen. Zij heeft dat bij diverse communicaties met de Kamer gemeld. Dus ik ga er ook van uit dat zij op een gegeven moment in de Staatscourant heeft gepubliceerd dat de regeling op 1 januari 2008 zou eindigen. Wanneer is dat gebeurd? Als zij dat niet heeft gedaan, dan heeft zij op dat moment bewust de afspraken die op dat moment golden, laten waaien. Ik geef de staatssecretaris het volgende mee. De VVD deelt haar mening dat de burgemeesters die voor 1 januari 2008 een aanvraag hadden gekregen, in het kader van zorgvuldigheid nog enige tijd werd gegund om te checken of die verklaring wel was gebaseerd op reële gegevens. Dat argument geldt echter nu niet meer, want wij hebben in 2009 te maken gekregen met een nieuwe groep. De staatssecretaris moet nog steeds de vraag beantwoorden van de heer Van de Camp hoe groot die groep is. Het belangrijkste punt voor mij in deze discussie is toch de publicatie in de Staatscourant, waarin de staatssecretaris de datum 1 januari 2008 heeft gemeld. Als zij dat niet heeft gedaan, dan heeft zij een bijzonder interessant politiek probleem, wat mij betreft.

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar beantwoording.

Wij zullen nog moeten afwachten in hoeverre de uitspraken van de Raad van State tot vernietiging zal leiden van besluiten van de staatssecretaris omtrent mensen die in beginsel tot de doelgroep behoren maar waar contra-indicaties op van toepassing zijn. Of die besluiten zo digitaal en eenduidig zijn dat 100% geen succes zal hebben, zal moeten blijken. Het blijkt dat bestuurders vaak denken dat iets heel helder is en dat zij het goed doen, maar dat het wel eens anders uitpakt bij de rechter.

Eén ding dat in ieder geval niet digitaal en helder is – dat is vanavond wel gebleken – is de einddatum. Daarvan kan wel gezegd worden dat die duidelijk stond in de eerdere stukken, maar die blijkt wat rafeliger te zijn dan in eerste instantie leek. Mijn beeld op grond van de eerdere stukken was en is dat het loket sloot op 1 januari 2008 en dat alleen nog een aantal uitzonderingen doorliepen in 2008. Dat had echter wel echt de uitstraling van een verleden tijd. Nu komt toch echt een ander verhaal naar voren. Het cruciale verschil tussen de brief die wij op 9 december hebben gekregen en de eerdere stukken was dat er nu een passage staat: op grond hiervan konden vreemdelingen zich alsnog melden via het gemeenteloket van de G4. Zo’n soort zin kom ik niet tegen in het verslag van het schriftelijk overleg van 13 mei 2008. Daarin staat dat er na 1 januari 2008 nog iets naloopt. Dat is toch echt een ander verhaal. Ik blijf dat een wat onbevredigend slotakkoord vinden.

De heer Van de Camp (CDA): Voorzitter. Ook ik vind de antwoorden van de staatssecretaris over de burgemeestersverklaring erg onbevredigend. Je kan niet aan de ene kant zeggen dat de regeling digitaal is en aan de andere kant dat de geest van de regeling een open einde vereist. Dat is in ieder geval nooit de bedoeling geweest van onze fractie. Wij hebben altijd gezegd: het gaat om een beperkte groep en wij weten wie het zijn.

Je moet wel horende doof zijn en ziende blind als je niet weet dat dit land een generaal pardon heeft. Dan ben je echt helemaal communicatief gestoord. Er is een enorme verkiezingsstrijd over geweest. Wij zijn meteen de eerste dag in de Kamer ter verantwoording geroepen. Je had die vreselijke kus van Femke Halsema naar Wouter Bos, toen de linkse meerderheid een feit was. Toen is die regeling aangenomen. Ik begrijp best dat de staatssecretaris nu die datum van 1 januari 2008 probeert te verzachten, maar als je dat verslag goed leest en met name op pagina 11 de antwoorden op vragen van de Partij van de Arbeid dus niet van het CDA, dan zie je dat er in de verleden tijd wordt gesproken over 1 januari 2008.

Voorzitter. Ik wil nu gewoon de aantallen horen. «Wij blijven beneden de 30 000» is geen antwoord. Ik heb gevraagd hoeveel burgemeestersverklaringen zijn afgegeven tussen 13 mei 2008, want toen waren het er 100, en nu. Ik aanvaard dan maar wel in het kader van de rechtsgelijkheid dat je aanvraag nog wordt behandeld als je op 31 december nog een verklaring aanvraagt.

Mevrouw Azough (GroenLinks): Voorzitter. Ook ik dank de staatssecretaris voor haar antwoorden. GroenLinks vindt het begrijpelijk dat een snelle procedure wordt gewenst, maar de uitspraak van de Raad van State liegt er niet om. Ik vind dat die ook hoort bij de rechtstaat, die Nederland is, in die zin dat iedereen recht heeft om bezwaar en beroep aan te tekenen, zeker bij zo’n zwaarwegende beslissing. De staatssecretaris zegt dat dit geen andere uitkomst zal opleveren – nu had zij het over digitale criteria, niet zozeer een digitale regeling – maar ik vraag mij af of dat wel het geval zal zijn. Aangezien ook GroenLinks niet opnieuw het verwijt wil krijgen dat zij slapende honden heeft laten slapen, merk ik op dat wij destijds al hebben aangekaart dat het risico op een dergelijke uitspraak van de Raad van State er was. Ik ben er ook niet zeker van dat dit niet tot andere inhoudelijke uitkomsten zal leiden. Volgens ons is dat soms heel terecht, zeker in de wat lastige gevallen.

Wat de burgemeestersverklaringen betreft, moet ik de hand in eigen boezem steken. Ik heb net het schriftelijk overleg gelezen. Daarin staat enerzijds wat ik ook al aangaf, namelijk dat gemotiveerd, wegens nader onderzoek, een verklaring kon worden nagezonden door de burgemeesters. Dat was het ene deel van het antwoord. Het tweede deel van het antwoord was dat daarnaast in samenspraak met de VNG en de G4 een voorziening werd getroffen, een mogelijkheid werd geboden voor mensen die in aanmerking kwamen voor de regeling, maar nog niets van de IND hadden gehoord om alsnog in aanmerking te komen ook in dit jaar. Ik heb het niet gelezen. Ik bied mijn excuses daarvoor aan.

De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Er lopen nog wel een paar zaken door elkaar, maar het is goed om te concluderen dat de staatssecretaris heeft gezegd dat degene die nu in beroep gaan geen nieuwe gevallen en geen nieuwe aanvragen zijn. Het gaat om mensen die al een keertje in procedure zijn genomen, maar geen aanbod hebben gekregen. Dus het gaat niet om een enorme uitbreiding van de groep en de criteria blijven overeind staan. Ik wil nog wel graag dat de staatssecretaris dit bevestigt, omdat dat wel een beetje het beeld was dat met de eerste berichten naar buiten kwam.

Voor het overige ben ik benieuwd over welke aantallen wij het nu nog precies hebben, wat er op dit moment nog is binnengekomen. Ik heb altijd het beeld gehad dat de burgemeesters in de grote steden nog bezig waren met een soort restcategorie, die zij ook nog even moesten doen en die zo een beetje bij elkaar kwam bij de G4. Er zijn een stuk of negen verschillende beelden geweest over de G4 vanavond. Dus daar wil ik graag een reactie op van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Albayrak: Voorzitter. De heer Fritsma leest een passage voor uit het schriftelijk overleg met de Kamer van juni 2007. De informatie die ik gaf was van mei 2008. Dat verklaart het verschil. Er is in de tussentijd wel wat gebeurd. Er zijn debatten en schriftelijke communicatie met de Kamer geweest. De meest recente informatie is naar de Kamer gegaan. Daar heeft de Kamer op dat moment kennis van kunnen nemen en indien gewenst actie op kunnen ondernemen.

Mevrouw Verdonk is niet tevreden met mijn antwoorden. Dat stelt mij teleur, maar om met haar eigen woorden te spreken: het is ook wel geheel voorspelbaar.

Mevrouw Verdonk (lid Verdonk): Ik houd namelijk van heldere antwoorden, maar die heb ik niet gehad. Dus ik had graag antwoord van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Albayrak: Soms zijn antwoorden helderder dan u misschien denkt. U zegt bijvoorbeeld dat ik heb gezegd dat er niet meer mensen onder het pardon zullen vallen en dat het verschil tussen 1 januari 2008 en 1 januari 2009 per definitie toch meer mensen is. Ik heb gezegd dat de doelgroep van de regeling, die bestaat uit mensen die eronder kunnen vallen gelet op de digitale criteria, er niet groter door wordt. Er komen geen nieuwe criteria bij. De mensen die aan de criteria voldoen en op dat moment in Nederland waren, die dan wel door de IND zijn bekeken, dan wel door de burgemeesters bij ons bekend zijn gemaakt tot 1 januari 2009, zullen uiteindelijk een vergunning onder dit pardon krijgen. De criteria wijzigen niet, ook niet met de uitspraak van de Raad van State.

Wij hebben een totale doelgroep bekeken van 35 320 mensen. Daarover hebben wij debatten met de Kamer gevoerd en dat zal ik nu niet nog eens uitvoerig overdoen. Ik heb steeds gezegd dat onze voorspelling uitkomt als het uiteindelijke aantal tussen de 25 000 en 30 000 ligt. Met alles wat wij vandaag bespreken, zitten wij nog binnen die marges, ook met de mogelijke onzekerheden over het aantal mensen dat nog bezwaar zal indienen. Ook met die component zitten wij nog onder de 30 000, gelet op de 3500 mensen die nog bezwaar kunnen indienen. Dat zeg ik tegen de heer Fritsma. Dat zijn er 5000 min de 1500 die al bij ons bekend zijn. Van het totaal van 5900 mensen hebben wij 900 mensen afgehaald, van wie het niet aannemelijk is dat zij bezwaar gaan indienen, omdat zij bijvoorbeeld niet op het aanbod zijn ingegaan of omdat zij niet traceerbaar waren.

Het aantal dat via de burgemeesters is gekomen is echt ver binnen elke verwachting gebleven. Dat was de doelgroep die niet meer bij de IND in zicht was, waarvan het onzeker was hoeveel uitgeprocedeerde mensen die met onbekende bestemming zijn vertrokken in alle voorliggende jaren nog in Nederland waren blijven hangen. Ik weet niet hoe mevrouw Verdonk op het aantal van 200 000 kwam, maar dat aantal deed de ronde. 5200 mensen die uiteindelijk via de burgemeesters in beeld zijn gekomen, vind ik geheel binnen mijn verwachtingen, maar ook geheel binnen alle verwachtingen van andere mensen met andere berekeningen.

Verder vraagt mevrouw Verdonk uitdrukkelijk alleen burgemeestersverklaringen die op 1 januari 2009 bij de IND bekend zijn in behandeling te nemen en de rest niet. Alle verklaringen die voor 1 januari 2009 bij de burgemeesters worden aangevraagd, dus alle mensen die zich voor 1 januari via de route die is afgesproken bij het maken van dit pardon bij de burgemeesters bekend maken, zullen nog na 1 januari 2009 door de IND worden behandeld mits die namen uiterlijk op 1 januari 2009 aan de IND zijn doorgegeven. Dus als een burgemeester zegt dat iemand zich heeft gemeld, maar dat hij de aanmelding nog niet heeft kunnen bekijken, dan nemen wij dat geval mee. Wij laten het echter geen openeinderegeling voor de burgemeesters worden, waardoor zij ook na 1 januari nog met namen kunnen komen van mensen die zich daarvoor nog niet hadden gemeld. Dus wij zullen ook op de lijst checken of de mensen bij ons zijn gemeld door de burgemeesters.

Ik zeg dat er geen extra recht op opvang zal bestaan, omdat noch het indienen van bezwaar recht op opvang geeft, noch het aanvragen van een burgemeestersverklaring.

Mevrouw Verdonk vroeg naar de exacte samenstelling van de 20 000 mensen in het COA. Ik heb gezegd dat het er ongeveer 20 000 zijn. Dus zij moet niet zeggen dat ik de Kamer verkeerd heb ingelicht als het er 19 000 nog wat of 20 000 nog wat zijn. De meesten daarvan zitten in de centrale opvang. Ongeveer 600 zitten in de decentrale opvang.

Mevrouw Verdonk (lid Verdonk): Ik vroeg naar de hele differentiatie van het COA, de opvangcentra, de asielzoekerscentra, de terugkeercentra, enzovoort.

Staatssecretaris Albayrak: Wij bekijken even of die informatie bij de Kamer bekend is. Waarschijnlijk staat die in de laatste rapportage aan de Kamer. Als dat niet zo is dan kan ik die natuurlijk op een ander moment geven.

Dan kom ik op de interessante vraag van de heer Zijlstra. Ik moet zeggen: welkom terug bij de pardondebatten, want het is duidelijk dat hij een goed geheugen heeft wat dit dossier betreft. Dat heeft er natuurlijk mee te maken dat wij het pardondebat helemaal aan het begin samen hebben gevoerd. Hij vraagt of ik die regeling niet voor 1 januari 2008 in de Staatscourant had moeten publiceren als deze op die datum zou stoppen? In de regeling die wij hebben gepubliceerd in 2007 was geen einddatum opgenomen. Dus het openhouden daarvan hoefde ook niet formeel te worden gepubliceerd. Wij zijn tegen het eind van 2007 in het gesprek met de VNG en de burgemeesters geconfronteerd met de werkelijkheid van de zorgvuldigheid waar om werd gevraagd en de doorloop. Ik begrijp dat de Kamer de indruk heeft dat daarover nog beter gecommuniceerd had kunnen worden, opdat de Kamer zich bewust was van een bepaald moment. Als dat een omissie mijnerzijds is, heb ik dat zo echt niet bedoeld, omdat ik pragmatisch dacht: de doelgroep is bekend, het een en ander wordt uitgefaseerd en op enig moment zal er een natuurlijk einde zijn, dat wij met zijn allen vaststellen. Dat was mijn benadering, ook op verzoek van de burgemeesters. Als dat anders had gekund in de ogen van de Kamer maak ik daar bij voorbaat mijn excuses voor. Ik verkeerde in de veronderstelling dat dit door het debat dat wij samen hebben gevoerd een automatisme was.

De heer Van der Staaij verwijst naar een zin in de laatste brief en zegt dat die zin eigenlijk in het eerdere verslag had moeten staan. Deze zin moet echt worden gelezen als een feitelijke constatering achteraf. Kijkende naar dat moment en gelet op het feit dat wij de kanalen via de G4 hadden opengesteld, zoals in het verslag stond, is de feitelijke constatering dat mensen zich alsnog hadden kunnen melden. Dat is dus niet een aankondiging van een nieuwe mogelijkheid of iets dergelijks.

Ik ben het helemaal met de heer Van de Camp eens dat deze regeling nooit een openeinderegeling is geweest. Zo is zij nooit bedoeld. Zelfs alles wat ik deed vanuit mijn pragmatisme om de doelgroep maximaal de kans te geven, was nooit een open regeling. Het ging echt om uitfaseren en dan op een natuurlijk moment zeggen: nu hebben wij iedereen in beeld en iedereen heeft een beroep kunnen doen op de burgemeesters.

Dan is de Kamer nog een antwoord van mij verschuldigd over het aantal mensen dat via de burgemeesters in 2008 nog een verklaring heeft aangevraagd, die is doorgezonden naar de IND. Dat zijn er op dit moment 800. Daarvan moeten er nog 300 worden beoordeeld. Op alle zaken die wij beoordelen doen wij de contra-indicatiecheck.

De heer Zijlstra (VVD): Het ging om 800 mensen in totaal in 2008. In de brief van 13 mei stond 100. Dus ik begrijp dat er sindsdien 700 mensen bij zijn gekomen.

De voorzitter: Ik begrijp dat de rekensom feitelijk zo gemaakt kan worden.

Mevrouw Azough (GroenLinks): Ik neem aan dat het dan zowel gaat om de aanmeldingen waarnaar de burgemeesters nader onderzoek nodig achten, als om de aanmeldingen van mensen die nog niets van de IND hadden gehoord.

Staatssecretaris Albayrak: Ja, dat is de hele groep. Dat zijn de mensen van voor 1 januari 2008, die in 2007 nog een verklaring hadden aangevraagd die nog onderzocht werd, plus de nieuwe gevallen. De verwachting is dat dit aantal aan het eind van het jaar nog wat hoger zal zijn, maar niet veel hoger. Dat aantal zal ik de Kamer natuurlijk na ommekomst van de einddatum melden.

De heer Zijlstra (VVD): De staatssecretaris zegt dat zij niet in de Staatscourant een einddatum heeft gepubliceerd. Zij zegt nu dat voor de onmiddellijke stopzetting een datum in de Staatscourant moet worden gepubliceerd en dat in allerlei stukken in 2007 de einddatum 31 december 2008 is genoemd. Het feit dat de staatssecretaris die niet heeft gepubliceerd, betekent dat zij toen heeft verzuimd de Kamer te informeren over haar voornemen om de regeling door te laten lopen na de bekendgemaakte einddatum. Zij heeft dat pas op 13 mei, meer dan vijf maanden later, in een schriftelijk overleg kenbaar gemaakt. Daar zit de crux. Ik heb daarvoor van de staatssecretaris nog geen redelijke verklaring gekregen. Dat vind ik politiek een buitengewoon ernstig punt.

Staatssecretaris Albayrak: Het is een ontzettend belangrijk punt, maar al in juni 2006 hebben wij de eerste mogelijkheid om na 1 januari 2008 verder te gaan met de regeling aan de Kamer gemeld. Tussendoor zijn er debatten gevoerd over de uitvoering van de regeling, waarin de Kamer verder ook niet daarop is teruggekomen. Vervolgens is in mei 2008 de meest recente, feitelijke situatie van de G4-loketten als kanaal voor alle burgemeesters van Nederland nog eens onder de aandacht van de Kamer gebracht. De Kamer kent mij als iemand die open en transparant is en naar vermogen op elk moment alle informatie geeft die de Kamer wil, zeker over de pardonkwestie. In de schriftelijke overleggen geven wij altijd uitvoerig en gedetailleerd antwoord. Als de Kamer niets doet met onze antwoorden, dan kan moeilijk worden gezegd dat de informatie de Kamer niet heeft bereikt. Wellicht had het anders moeten zijn en heb ik daar een aandeel in gehad in de perceptie van de Kamer. Daar heb ik mijn verhaal tegenover gezet. Gezien alle gedocumenteerde informatie die naar de Kamer is gestuurd, die zwart op wit staat, de afschriften van de brieven die ik heb gewisseld met de VNG, het bestuursakkoord dat ik heb gesloten met de VNG, waar deze informatie in staat en het feit dat de regeling in 2007 zonder einddatum is gepubliceerd in de Staatscourant, waar ik de Kamer ook niet over heb gehoord, denk ik: nu, terugkijkend, kunnen wij dit debat zo voeren, maar wij moeten wel een beetje fair zijn tegen elkaar.

De voorzitter: Nu wordt het overleg volgens mij wat minder vruchtbaar. Wij hebben nu twee termijnen gehad. Wij zijn begonnen met de vraag die u eigenlijk aan het eind hebt gesteld, want dat was de reden voor dit debat. Dan is het straks aan u om een conclusie te trekken.

Het woord is aan de heer Van der Staaij.

De heer Van der Staaij (SGP): Wij spreken nu over twee onderwerpen een beetje los van elkaar. Eerst hebben wij het over die uitspraken van de Raad van State en dan over de einddatum. In hoeverre zit daar een koppeling tussen? Is het feit dat er nieuwe rechtsbeschermingsmogelijkheden zijn nu juist een aanleiding om een harde einddatum te stellen, terwijl dat eerder met een ambtshalve benadering eigenlijk minder noodzakelijk of dringend was? Vallen die twee toevallig samen in deze brief of is er een verband tussen de uitspraken van de Raad van State en het noemen van een datum?

Staatssecretaris Albayrak: Nee, dat is een toevalligheid. Ik meen dat het bekend worden van deze zaken de Kamer tot de conclusie heeft gebracht dat wij een debat moesten voeren over deze twee onderdelen. Daarom heb ik beide in de brief gemeld.

De heer Van de Camp (CDA): Ik ben toch redelijk ongelukkig. In het antwoord van 13 mei staat op bladzijde 10, in de één na laatste alinea van de gedrukte versie: conform de richtlijn die op 27 juni 2007 met de gemeenten is gecommuniceerd, is de einddatum voor het aanleveren van de burgemeestersverklaring vastgesteld op 1 januari 2008. Vervolgens staat op bladzijde 11: ...dan wel zich niet (tijdig) hebben gemeld bij het gemeenteloket. Hier zit die uitbreiding in. Was het niet netter geweest als wij die laatste, beroemde zin voor 1 januari 2008 hadden gehoord en als die ons niet op 13 mei, ergens weggemoffeld – ik blijf bij dat woord – was gemeld? Ik zie dat nog steeds als een openbreken van de datum van 1 januari 2008. Mijn geloofwaardigheid is hier in het geding en dat doet mij buitengewoon pijn. Ik heb mij namelijk echt met hand en tand verzet tegen dit generaal pardon, ik heb destijds het debat gevoerd en onze handtekening onder het regeerakkoord is goud waard. Dan wens ik eigenlijk niet via dit soort tussenzinnen met dit soort gevolgen te worden geconfronteerd. Dat doet mij oprecht pijn.

Staatssecretaris Albayrak: Ik heb er begrip voor dat de perceptie van de Kamer afwijkt van de mijne. Wij hebben steeds weer over de regeling gesproken en over de vraag of groepen er wel of niet onder vielen. Ik ben er steeds vanuit gegaan dat voldoende is stilgestaan bij vragen van de Kamer, zowel in woord, dat wil zeggen zwart op wit, als ook naar de geest dat wil zeggen in de debatten die wij voerden, bijvoorbeeld over gezinsleden van 1F’ers. De Kamer heeft zich nooit afgevraagd: die regeling is toch gestopt? Dit moet echter geen welles-nietesspelletje worden. Nog voordat het werd gevraagd, heb ik gezegd: als er een perceptieverschil is geweest, dan maak ik daarvoor mijn oprechte excuses. Wellicht had de Kamer het uitdrukkelijker gemeld willen zien, maar in mijn beleving meldde ik het uitdrukkelijk toen ik op vragen van Kamerleden antwoord gaf. Ik ga ervan uit dat het dan voldoende, zwart op wit, is gewisseld. Het was mij niet voldoende duidelijk dat de Kamer de einddatum van de pardonregeling op enig moment uitdrukkelijk van mij had willen horen of lezen in een aparte brief.

De heer Fritsma (PVV): De staatssecretaris begint nu over perceptie, maar dit heeft natuurlijk helemaal niets met perceptie te maken. Ik heb net voorgelezen wat aan de Kamer is bericht: de einddatum is vastgesteld op 1 januari 2008. Alleen in die gevallen waarbij gemeenten gemotiveerd hebben aangegeven een verklaring te willen nazenden, kon met toestemming van de IND van deze einddatum worden afgeweken.

Hoeveel gemeenten die nu van het G4-loket gebruik hebben gemaakt, hebben dat voor 1 januari 2008 aangegeven? Dat was immers de bedoeling. Als de gemeenten die nu nog met burgemeestersverklaringen komen aanzetten dat niet kenbaar hebben gemaakt voor 1 januari 2008 en de staatssecretaris die burgemeestersverklaringen nog wel, accepteert, dan heeft het kabinet gewoon de regels veranderd. Dat heeft niets met perceptie te maken, maar dat is dan gewoon een verandering van de spelregels. Dat kan natuurlijk niet.

De voorzitter: Ik meen niet dat wij moeten herhalen wat is gezegd over data. De Kamer is nu toe aan een conclusie. Alle data en alle dingen die zijn gepasseerd, zijn bekend. Ik meen niet dat de conclusies van de fracties nog veel zullen veranderen door wat de staatssecretaris nog kan toevoegen. Nieuwe brieven komen er niet.

Staatssecretaris Albayrak: Voor mij zijn twee dingen nog steeds valide. De uiteindelijke grootte van de groep van mensen die in aanmerking komen voor de regeling ligt tussen 25 000 en 30 000. De criteria van de regeling zijn helder en veranderen niet. Met dat laatste heb ik eigenlijk ook alles gezegd. Of het nu de staatssecretaris is in bezwaar, de burgemeester die een aanvraag onderzoekt, dan wel de Raad van State die in beroep een oordeel velt, iedereen zal moeten werken met de criteria zoals ze zijn. Niet alleen vanwege het verzoek van de burgemeesters, die het een en ander zorgvuldig wilden onderzoeken – daar heb ik uitdrukkelijk mijn deel tegenover gezet – maar ook vanwege de geest van de regeling zoals wij die hebben gemaakt, had ik totaal geen reden om daar met een vroegtijdige, strakke handhaving een einddatum bij te zetten, terwijl wij weten dat er nog mensen in Nederland rondlopen die volstrekt aan de criteria van de regeling voldoen. Deze regeling is voor die mensen gemaakt.

Mevrouw Verdonk (lid Verdonk): Het is toch wel heel interessant om hier tussen de twee coalitiepartijen te zitten. Daarvan zegt er een dat zij er altijd van is uitgegaan dat 1 januari 2008 de einddatum was, terwijl de staatssecretaris letterlijk zegt: ik ben nooit voorstander geweest van een vroegtijdige, strakke handhaving. Stond 1 januari 2008 nu keihard als einddatum of niet?

De voorzitter: Ik heb het antwoord gehoord. Ik ben bang dat er weinig licht meer komt tussen wat de staatssecretaris nu tot drie keer toe hierover heeft gezegd, namelijk dat zij dat op deze manier nooit strak heeft willen doen, en de andere conclusie die een deel van de Kamer heeft. Wij gaan het verslag van dit algemeen overleg aanmelden voor de plenaire zaal. De heer Fritsma heeft dat verzoek al gedaan, terwijl zijn microfoon niet aanstond.

De heer Fritsma (PVV): Dat moet in elk geval gebeuren en nog deze week, lijkt mij wel handig.

De voorzitter: Dat lijkt mij sowieso handig. Het is geen kwestie van even over het reces heen tillen. Dus ik meen dat wij op dit moment voldoende met elkaar hebben gesproken. Het verslag wordt aangemeld voor de plenaire behandeling. Ik ga dit overleg afsluiten.

Mevrouw Verdonk (lid Verdonk): Ik zal de vergadering verlaten. Nu volgt aansluitend een AO waarvoor net twee minuten voor dit AO een brief is gekomen. Ik vind dat geen stijl.

De voorzitter: Mevrouw Verdonk, ik kom even terug op de procedurevergadering van vanmiddag. De daar aanwezige commissieleden – zij vertegenwoordigden vier fracties -hebben om deze brief gevraagd en die is inderdaad voor aanvang van deze vergadering gekomen.

Mevrouw Verdonk (lid Verdonk): Het is schandalig.

De Voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

De Pater-van der Meer

De griffier van de vaste commissie voor Justitie,

Nava


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Krom (VVD), Azough (GroenLinks), Timmer (PvdA), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA) en Anker (ChristenUnie).

Plv. leden: Sterk (CDA), Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Smeets (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Roemer (SP), Jan de Vries (CDA), Weekers (VVD), Halsema (GroenLinks), Dijsselbloem (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Fritsma (PVV), Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Slob (ChristenUnie).