Vastgesteld 11 februari 2008
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggende wetsvoorstel, heeft na ontvangst van de nota naar aanleiding van het verslag besloten tot het uitbrengen van een nader verslag over het wetsvoorstel.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit nader verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
1. Algemeen 1
2. Vragen over de wijziging van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte in verband met de uitbreiding met onderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs en met wonen 2
De leden van de CDA-fractie hebben met waardering kennis genomen van de brief en de nota naar aanleiding van het verslag over de wijziging van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz) voor de terreinen primair en voorgezet onderwijs en met wonen. Deze uitbreiding geeft de individuele burger uit de doelgroep rechtsbescherming op bovengenoemde terreinen en de mogelijkheid om, wanneer men van mening is dat er sprake is van ongelijke behandeling, een oordeel te vragen aan de Commissie gelijke behandeling (CGB). Deze leden hebben met instemming kennis genomen van het feit dat het initiatiefvoorstel van wet over primair en voorgezet onderwijs, van de toenmalige leden Smits en Rouvoet en het huidige lid Azough, geïntegreerd wordt in het voorstel wonen. Voorts danken zij de regering voor de uitvoerige beantwoording in de nota naar aanleiding van het verslag.
De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennis genomen van de nota naar aanleiding van het verslag bij het initiatiefvoorstel van wet van de leden Smits, Azough en Rouvoet tot wijziging van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte in verband met uitbreiding van de reikwijdte tot het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs, en de geïntegreerde behandeling met het uitbreidingsvoorstel wonen. Deze leden zijn zeer content dat de voorstellen van de bovengenoemde leden door de regering zijn overgenomen, vanwege de politieke erkenning die dit betekent voor de uitbreiding van de wet. Voorts vinden zij dat de nota naar aanleiding van het verslag heldere informatie verschaft, maar hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie staan positief tegenover dit wetsvoorstel en steunen de invoering, maar hebben daarbij nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van bovengenoemde wetsvoorstel. Deze leden vinden het van groot belang dat mensen met een handicap of chronische ziekte volwaardig aan de samenleving kunnen deelnemen. Versterking van de individuele rechtspositie kan daaraan een belangrijke bijdrage leveren. Deze leden kunnen zich goed vinden in het besluit om de uitbreiding van de Wgbh/cz met de terreinen wonen alsmede basisonderwijs en voortgezet onderwijs tot een wijzigingsvoorstel samen te voegen. Daarmee wordt invulling gegeven aan de afspraken uit het coalitieakkoord om de uitbreiding van de werkingssfeer van de Wgbh/cz met kracht voort te zetten. Het wetsvoorstel bevat nog wel een aantal onduidelijkheden die voor deze leden aanleiding zijn tot het stellen van een aantal aanvullende vragen.
2. Vragen over de wijziging van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte in verband met de uitbreiding met onderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs en met wonen
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat in zijn algemeenheid kan worden gezegd dat mensen met een handicap of chronische ziekte bij wonen en in het primair en voortgezet onderwijs een ongelijke uitgangspositie hebben. Het voorliggende wetsvoorstel gaat over gelijke behandeling. Deze leden vragen of gelijke behandeling ook tot het opheffen van ongelijke uitgangsposities zal leiden. Uiteraard is ieder mens en iedere situatie verschillend. Is er op basis van de huidige ervaring in het beroeps- en hoger onderwijs verschil te onderkennen in uitgangspositie tussen verschillen in handicap (verstandelijk-, zintuiglijk- lichamelijk handicap) en biedt de uitbreiding van de Wgbh/cz voldoende garantie om desondanks de gelijke behandeling te kunnen benutten? Blijft voor leerlingen en ouders de mogelijkheid (volledig) aanwezig om te kiezen voor speciaal onderwijs?
Naar aanleiding van de beantwoording resteren nog enkele aanvullende vragen betreffende het onderdeel onderwijs. De leden van de CDA-fractie vragen of er duidelijkheid is over de wijze waarop de functie van onderwijsconsulent een plaats krijgt binnen de CGB, na het verdwijnen van de Adviescommissie Toelating en Begeleiding (ACTB) in 2009. Op welke wijze zal de afstemming en samenwerking tussen primair, voortgezet, beroeps- en hoger onderwijs tot stand komen? Afstemming en samenwerking zijn immers belangrijk voor de gelijke behandeling van mensen met een handicap of chronische ziekte in het kader van een doorlopend leerproces. Hoe verhoudt de uitbreiding van de Wgbh/cz voor het primair en voortgezet onderwijs zich ten opzichte van het invoeringstraject «passend onderwijs» en lopen deze trajecten parallel?
Voorts resteren nog enkele vragen en opmerkingen op het terrein van wonen. De leden van de CDA-fractie hadden eerder gevraagd welke voordelen er mee gemoeid zouden zijn om de financieringsen verzekeringsovereenkomst onder het bereik van de Wgbh/cz te brengen. Voor deze complexe producten was nader onderzoek nodig. De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verwachtte eind 2007 conclusies te kunnen trekken en met voorstellen te kunnen komen. Deze leden zijn benieuwd naar de uitkomst van het onderzoek, de conclusies en de nadere voorstellen. Wanneer kan de Kamer deze ontvangen? In het coalitieakkoord is afgesproken om de uitbreiding van de werkingssfeer van de Wgbh/cz met kracht voort te zetten, wat is het volgende deelterrein?
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat, mede dankzij de onderhavige uitbreiding van het wetsvoorstel Wgbh/cz, de rechtspositie van mensen met een handicap of chronische ziekte wordt verbeterd. Individuele rechtsbescherming wordt geboden door de CGB. Mensen met een handicap of chronische ziekte krijgen de mogelijkheid om een oordeel te vragen bij de CGB in geval van weigering of (vermeende) ongelijke behandeling. De CGB brengt jaarlijks een openbaar verslag uit van haar werkzaamheden. Genoemde leden willen weten of deze verplichte jaarlijkse rapportage ook voldoende inzicht geeft welke zaken op grond van «chronische ziekte/handicap» bij de CGB aanhangig zijn gemaakt, en of er een overzicht aan de Kamer kan worden gezonden.
Voor de leden van de SP-fractie is het van groot belang dat chronisch zieken en gehandicapten gelijkwaardig en volwaardig mee kunnen draaien in de maatschappij. Onderwijs is wat dat betreft de eerste stap. Genoemde leden hechten er veel belang aan dat de scholen voldoende middelen krijgen om aanpassingen te kunnen bekostigen. Zij willen benadrukken dat er ook bij het hoger onderwijs nog veel verbeterd kan worden wat betreft de toegankelijkheid van gebouwen en het studiemateriaal. Daarnaast maken deze leden zich zorgen over het beschikbare aanbod van dovenscholen. Voor deze leerlingen is het juist van belang dat zij met elkaar naar school gaan en met elkaar kunnen communiceren. Het naar een reguliere school gaan betekent voor dove kinderen juist in veel gevallen dat zij buiten de groep vallen, omdat andere leerlingen geen gebarentaal begrijpen.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering hoe de uitbreiding van de Wgbh/cz en de Rotterdamwet zich tot elkaar verhouden. Het wetsvoorstel verbiedt zowel het maken van direct als van indirect onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte. Genoemde leden vragen of de inkomenseis die in de Rotterdamwet is opgenomen niet tot indirect onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte kan leiden. Is dit onderdeel van de Rotterdamwet in overeenstemming met de eisen die voortvloeien uit het gelijkheidsbeginsel? Voorts vragen deze leden wanneer het wetsvoorstel Integratiewet Awgb aan de Kamer zal worden gezonden. Is de regering voornemens de Wgbh/cz verder uit te breiden, bijvoorbeeld naar de sector goederen en diensten? Wat is het tijdpad voor de ratificatie en implementatie van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap?
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Halsema (GL), Kant (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Smeets (PvdA), voorzitter, Van Miltenburg (VVD), Schippers (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Willemse-van der Ploeg (CDA), Van der Veen (PvdA), Schermers (CDA), Van Gerven (SP), Wolbert (PvdA), Heerts (PvdA), Zijlstra (VVD), Ouwehand (PvdD), Agema (PVV), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) en Vacature (algemeen).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Vendrik (GL), Van Velzen (SP), Neppérus (VVD), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Verdonk (Verdonk), Dezentjé Hamming (VVD), Atsma (CDA), Van der Ham (D66), Çörüz (CDA), Gill’ard (PvdA), Smilde (CDA), Langkamp (SP), Vermeij (PvdA), Arib (PvdA), Kamp (VVD), Thieme (PvdD), Bosma (PVV), Luijben (SP), Hamer (PvdA), Ortega-Martijn (CU) en De Wit (SP).