Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 december 2008
Tijdens de plenaire behandeling door uw Kamer van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap en chronische ziekte (Wgbh/cz) in verband met de uitbreiding met onderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs en met wonen, op 3 september 2008 (Handelingen II, 2007/08, 107, blz. 7797), heeft de minister voor Wonen, Wijken en Integratie in reactie op vragen van het lid Van Miltenburg, over het bestaan van gemeentelijke verordeningen, waarin wordt geregeld dat gehandicapten die voor het eerst een zelfstandige woning willen betrekken niet in aanmerking komen voor een vergoeding voor woningaanpassingen op grond van de Wmo, toegezegd contact op te nemen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).
Als eerst verantwoordelijke bewindspersoon voor de Wmo en de Wgbh/cz heb ik hierover met de VNG overleg gevoerd.
De VNG is met het kabinet van mening dat ook jong gehandicapten gecompenseerd dienen te worden voor hun beperkingen en dat het onwenselijk is om deze groep uit te sluiten. De huidige Wmo-modelverordening is echter voor wat betreft de verlening van woonvoorzieningen nog grotendeels gebaseerd op het verlenen van woningaanpassingen zoals dat door de voormalige Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) werd geregeld. Mensen met een handicap die voor de eerste keer zelfstandig gaan wonen, worden in de huidige modelverordening uitgesloten van woningaanpassingen. Dit is echter niet de gangbare praktijk. Gemeenten zijn wel degelijk ook deze groep behulpzaam bij het vinden van geschikte woonruimte. In die gevallen waarin geschikte woonruimte niet op korte termijn beschikbaar is, worden ook voor jong gehandicapten woningen geschikt gemaakt voor de aanvrager.
De mogelijkheid om invulling te geven aan het compensatiebeginsel door middel van het zoeken naar goede woonruimte voor deze groep is echter nog niet opgenomen in de Wmo-modelverordening. De VNG heeft verzekerd dat de modelverordening spoedig zal worden aangepast.
Deze vraag is nogmaals gesteld in het voorlopig verslag over de wijziging van de Wgbh/cz van de Vaste Commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport/Jeugd en Gezin van de Eerste Kamer (Kamerstukken I, 2008/09, 30 859, B).
Ik hecht eraan u gelijktijdig met de Eerste Kamer over de uitkomsten van dit overleg te informeren.
Ik vertrouw erop hiermee aan de toezegging voldaan te hebben.