Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de rechtsbescherming in asielzaken te verbeteren;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Vreemdelingenwet 2000 wordt gewijzigd als volgt:
Aan artikel 31 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht blijft buiten toepassing, als er aanwijzingen zijn dat de uitzetting in strijd kan komen met een voor Nederland geldende internationaalrechtelijke verplichting.
Artikel 38 wordt gewijzigd als volgt:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Toegevoegd wordt een tweede lid, luidende:
2. Bij het horen wordt de vreemdeling er op gewezen, dat hij feiten en omstandigheden aannemelijk moet maken die hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor de verlening of verlenging van de vergunning vormen. Daarbij wordt hij er op gewezen dat hij daartoe verklaringen moet afleggen en alle bewijsmiddelen waarover hij beschikt of redelijkerwijs de beschikking kan krijgen, moet overleggen.
Na artikel 82 wordt een artikel tussengevoegd, luidende:
De rechtbank houdt bij de beoordeling van het beroep rekening met door de vreemdeling afgelegde verklaringen en overgelegde bewijsmiddelen, voorzover zij de daarin gestelde feiten en vermoedens geloofwaardig acht.
Artikel 83 komt te luiden:
1. De rechtbank betrekt bij de beoordeling van het beroep ook:
a. feiten en bewijsmiddelen die na het bestreden besluit zijn aangevoerd, onderscheidenlijk overgelegd;
b. feiten en omstandigheden die na het bestreden besluit zijn opgekomen en aangevoerd, en
c. wijzigingen van beleid die na het bestreden besluit zijn bekendgemaakt.
2. Met de in het eerste lid bedoelde gegevens wordt slechts rekening gehouden indien deze relevant kunnen zijn voor de beschikking omtrent de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 28 en 33, of omtrent de ambtshalve verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 14.
3. Met de in het eerste lid bedoelde gegevens wordt geen rekening gehouden voorzover een goede procesorde zich daartegen verzet of de afdoening van de zaak daardoor ontoelaatbaar wordt vertraagd.
4. De rechter kan de in het eerste lid bedoelde gegevens buiten beschouwing laten indien de vreemdeling deze gegevens opzettelijk niet eerder naar voren heeft gebracht.
5. Indien de indiener van het beroepschrift zich beroept op feiten of omstandigheden als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, maar deze niet aanstonds aannemelijk maakt, stelt de rechtbank hem zo nodig in de gelegenheid deze feiten of omstandigheden binnen een door de rechtbank te bepalen termijn alsnog aannemelijk te maken.
6. De rechtbank verzoekt Onze Minister om zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de wederpartij en de rechtbank te laten weten of de ingeroepen gegevens aanleiding zijn voor handhaving, wijziging of intrekking van het bestreden besluit, tenzij aan een schriftelijke reactie redelijkerwijs geen behoefte bestaat.
Na artikel 83 wordt aan § 2 een artikel toegevoegd, luidende:
Indien het beroep gericht is tegen een beslissing op een herhaalde aanvraag en er aanwijzingen zijn dat de uitzetting van de vreemdeling in strijd kan komen met een voor Nederland geldende internationaalrechtelijke verplichting, toetst de rechtbank de bij haar bestreden beslissing opnieuw aan die internationaalrechtelijke verplichting.
1. Artikel I, onderdelen A en B, is niet van toepassing indien de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet is ingediend.
2. Artikel I, onderdelen C en D, is niet van toepassing indien het beroep voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet is ingediend
3. Artikel I, onderdeel E, is niet van toepassing indien het onderzoek ter zitting voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet is gesloten.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,
De Staatssecretaris van Justitie,