Kamerstuk 30420-140

Verslag van een algemeen overleg

Emancipatiebeleid


30 420
Emancipatiebeleid

nr. 140
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 28 juli 2009

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport2 en de algemene commissie voor Jeugd en Gezin3 hebben op 1 juli 2009 vervolgoverleg gevoerd met minister Plasterk van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en staatssecretaris Bussemaker van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over:

– de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 2 april 2009 inzake de aanbieding van en een reactie op twee onderzoeken naar seksualisering in de samenleving (30 420, nr. 135).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Van Bochove

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Smeets

De voorzitter van de algemene commissie voor Jeugd en Gezin,

Heijnen

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Kler

Voorzitter: Dijsselbloem Griffier: De Kler

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Dezentjé Hamming-Bluemink, Dibi, Jasper van Dijk, Dijsselbloem, Van der Ham en Sterk, en minister Plasterk van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en staatssecretaris Bussemaker van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministeries.

De voorzitter: Welkom bij dit overleg. Het betreft de tweede termijn van een algemeen overleg inzake seksualisering in de samenleving.

De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. Wij hebben in eerste termijn een interessant debat gevoerd. De emoties liepen soms hoog op en dat is heel goed, want de emoties rondom dit onderwerp in het maatschappelijk debat lopen soms ook hoog op, soms zelfs ongenuanceerd hoog. Hopelijk hebben wij dat met de eerste termijn een beetje kunnen nuanceren.

Een aantal van mijn vragen aan de minister is nog niet beantwoord, bijvoorbeeld mijn vraag naar zijn precieze beschrijving van het begrip seksuele weerbaarheid. Een ander punt is dat in de onderzoeken die wij hebben gekregen, een aantal dingen bij elkaar wordt gevoegd. Zo wordt billenknijpen opgeteld bij het aandringen op seks en worden vormen van cyberseks opgeteld bij onvrijwillige seks. Dat levert naar mijn mening geen zuiver cijfer op. Ik vind het van belang dat dit uit elkaar wordt getrokken. Het is allemaal onwenselijk, maar wel in verschillende mate. Ik hoop dat in voortgaande onderzoeken dat soort onderscheid wat meer wordt aangebracht.

Wij hebben gesproken over hoe wij de weerbaarheid op scholen kunnen verbeteren. Heel veel fracties hebben gesproken over de kerndoelen. Het gaat dan vooral over de kerndoelen 34 en 43. Wij zien graag dat seksualiteit daarvan onderdeel gaat uitmaken, net zoals seksuele diversiteit. Juist op scholen waar het lastig kan liggen, moeten zaken zoals seksuele diversiteit en homoseksualiteit bespreekbaar worden gemaakt. Het moet echt een opdracht zijn aan de school om daaraan aandacht te besteden. De onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam hebben bijvoorbeeld geconstateerd dat 82% van de scholen in Amsterdam geen voorlichting geeft over seksuele diversiteit. Dat is natuurlijk een heel slechte situatie. Mocht de minister op dit punt geen beweging willen maken, dan zal ik hierover een motie indienen.

Wij hebben heel veel gesproken over de perceptie van de seksuele vrijheid in Nederland. De minister van OCW zei toen dat de seksuele revolutie vooral heel veel voordelen heeft opgeleverd voor mannen en weinig voor vrouwen. Ik wil dat echt weerspreken. De staatssecretaris van VWS heeft ook gesproken over de enorm grote winst juist voor vrouwen, zoals zelfstandigheid voor vrouwen en de pil. Ik neem de minister graag mee terug naar 1991, toen de heer Leerling van de RPF-fractie in het debat over verkrachting binnen het huwelijk zei dat door huwelijkspartners geen rechten worden opgeëist, maar verlangens worden vervuld, en dat dit enigszins te vergelijken is met een situatie in het verkeer: voorrang neem je niet, maar je verleent die aan een medeweggebruiker. De heer Leerling zag het huwelijk als een verbond van twee mensen die hun zelfstandige positie zouden hebben opgegeven. Hij gaf daarbij aan dat een huwelijk onderlinge verplichtingen schept, ook in seksueel opzicht. Ik citeer hier dus de partij waaruit de heer Rouvoet voortkomt. Overigens waren alle andere fracties, inclusief die van het CDA, het daar absoluut niet mee eens. Zij stemden voor het verbod op verkrachting binnen het huwelijk. Ik denk dat de seksuele vrijheid van vrouwen hieraan ongelooflijk heeft bijgedragen en dat het afgelopen is met het soort ouderwetse opvattingen dat de voorganger van de heer Rouvoet nog in 1991 uitte.

Ten slotte heb ik het kabinet opgeroepen om zijn excuses te maken op dezelfde toon waarop het bombarie heeft gemaakt over de seksualisering van de jeugd. Natuurlijk krijg ik die niet; dat had ik ook niet verwacht. Wel heb ik gepoogd om enigszins een tegengeluid te laten horen ten opzichte van de morele paniek die het kabinet af en toe ten onrechte heeft geuit. Je moet blussen waar de brand is, ook waar het smeult. Seksuele excessen moeten zeker worden tegengegaan, maar je moet niet de hele jeugd wegzetten als seksueel losgebroken. Dat is niet zo, maar in een aantal media-uitingen, zeker door minister Rouvoet, is het wel zo naar voren gekomen.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD): Voorzitter. Uit allerlei onderzoeken komt naar voren dat de situatie rondom homoacceptatie en seksuele weerbaarheid van jongeren, maar ook van personeel en ouders op scholen, nog lang niet is waar ze moet zijn. Homoseksuele en transgenderjongeren hebben het vaak heel moeilijk op school. Vaak is dit de oorzaak van heel veel pesten en gedoe. Helaas pakt de minister niet door. Hij weigert om scholen via de kerndoelen te verplichten om aandacht te besteden aan sociale acceptatie van seksuele diversiteit. De minister noemt in zijn beleidsreactie vooral projecten en acties waarvoor hij niet zelf verantwoordelijk is, met als sluitstuk een uitnodiging aan leerlingen en onderwijspersoneel om met hem mee te varen tijdens de Canal Pride op 1 augustus. Leuk voor een Stan Huygens-plaatje, zo zou ik zeggen, maar daarmee zijn de homo’s in het onderwijs bepaald niet geholpen. Ik vind dat de minister daar waar hij zijn invloed kan uitoefenen, namelijk door het veranderen van de kerndoelen, dat wel degelijk moet doen.

Dat hoeft niet zo ingewikkeld te zijn, zoals ook de heer Van der Ham al zei. Ik zeg het maar zoals ik het bedoel want ik wil een harde toezegging hierover van de minister, anders vraag ik een VAO aan om een uitspraak van de Kamer te vragen. Aan kerndoel 34 hoeven eenvoudigweg de woorden «seksualiteit» en «seksuele diversiteit» te worden toegevoegd, in de zin van de functie van het menselijk lichaam: verbanden leggen en het bevorderen van lichamelijke en psychische gezondheid. Aan kerndoel 43 hoeft alleen te worden toegevoegd «respect voor elkaars seksualiteit en seksuele gerichtheid». Dan zijn wij klaar en hebben wij het geregeld.

Mevrouw Sterk (CDA): Dat klinkt op zich heel sympathiek, maar denkt mevrouw Dezentjé nu werkelijk dat wij het regelen door het in de kerndoelen scherper neer te zetten? Is het niet veel meer de verlegenheid van scholen om dit thema überhaupt te bespreken en een plek te geven in hun onderwijsprogramma? Heeft het niet veel meer zin om de Inspectie van het Onderwijs er scherper op te laten toezien?

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD): Dat is al gebeurd. Je bent de vrijblijvendheid dan niet voorbij. Hiermee is het niet meer vrijblijvend, omdat het in de kerndoelen staat. Er is een handreiking naar de scholen gestuurd, maar die is vrijblijvend. Ik heb helemaal geen inzicht in hoe deze handreiking is ontvangen op een streng gereformeerde school of op een islamitische school. Dergelijke scholen kunnen het simpelweg verscheuren of naast zich neerleggen. Wij waren laatst op werkbezoek bij een islamitische school in Rotterdam. Daar werd glashard gezegd dat homoseksualiteit op de school geen probleem was, omdat het er niet voorkomt. Ik wil wel eens weten wat de minister hieraan gaat doen en hoe hij ervoor zorgt dat zijn nota waarheid wordt en dat iedere leerling gewoon homo kan zijn.

Het belangrijkste voor de VVD-fractie is dat wij ervoor zorgen dat scholen niet op godsdienstige grondslag iemand mogen weigeren omdat hij homo is. Daarvoor zijn nog andere debatten, maar ik wilde het toch even gezegd hebben. Wat ons betreft staat voorop dat er aandacht voor homoseksualiteit moet komen in de kerndoelen.

Mevrouw Sterk (CDA): Voorzitter. Mijn fractie kiest niet voor de jaren zeventig-mentaliteit van «laat maar waaien», maar ook niet voor de insteek dat er een hele generatie verloren dreigt te gaan. Onzes inziens is er echter wel degelijk iets aan de hand. De beeldcultuur heeft nu eenmaal een enorme impact op de samenleving als geheel en op jongeren in het bijzonder, en dan met name op kwetsbare jongeren. Hoe die relatie precies ligt, is nog steeds niet echt duidelijk. Het is dan ook jammer dat de minister weigert om verder onderzoek te doen, temeer omdat onderzoekers zelf laten weten dat longitudinaal onderzoek iets zou kunnen zeggen over die relatie, meer dan het onderzoek dat op dit moment op tafel ligt. Gezien het draagvlak in de rest van de Kamer laat ik het daar maar bij.

Het is positief dat de minister het debat wil voeren met de mediamakers over dit thema. Wat is het doel van de minister van dit debat? Wanneer zou hij tevreden zijn met de uitkomst? Hoe zit het eigenlijk met de mediacode? Wij spreken daar al een aantal jaar over, maar de code is er nog steeds niet. Net voor het reces zou de code naar de Kamer komen, maar ik begreep dat dit ook niet wordt gehaald. Wij zien ook dat de tijdschriftenbranche steeds beter zijn verantwoordelijkheid neemt in de gefotoshopte beelden. Ik spreek echter nog steeds de wens uit dat er samen een vuist wordt gemaakt tegen de, zoals ik het noem, verbarbie-ing van de Nederlandse vrouwen in de bladen. Het is niet aan de overheid om zich te bemoeien met de vrije pers, zoals minister Plasterk in eerste termijn ook zei, maar aangezien deze minister ook met een foto op de achterkant van de Volkskrant stond, daag ik hem uit om zich ook hiervoor sterk te maken in de tijdschriften.

De voorzitter: Wilt u dat toelichten? De minister staat zo vaak in de Volkskrant, dat hij dit niet meer weet.

Mevrouw Sterk (CDA): U herinnert zich vast nog wel de heel grote foto op de achterkant van de Volkskrant – anders kan de heer Van der Ham daar nog wel iets over vertellen – waarbij de minister het opnam voor de vrije pers. Het zou goed zijn als de minister, in ieder geval in woord, uitdraagt dat hij ook moeite heeft met de, in mijn woorden, verbarbie-ing van de Nederlandse vrouwen in de bladen.

Als je met mensen op een willekeurige school in de grote stad praat, hoor je grote zorgen op dit gebied. Ik was een paar jaar geleden op een school in Tilburg waar leerkrachten worstelden met aanrandingen en verkrachtingen die zelfs in de school plaatsvonden. Een roc in Amersfoort ziet elke ochtend vijftien pooierboys in dikke, vette auto’s voor de school verschijnen en weet niet goed hoe het de meisjes hierbij moet helpen.18% van de meisjes geeft aan dat zij tegen haar zin seksueel contact heeft gehad. Dat is echt te veel. Er ligt hier echt een probleem. Scholen worstelen met dit thema; zoveel is duidelijk. Wij zijn dan ook blij dat de methoden die zullen worden gebruikt, worden getoetst op bewezen effectiviteit. Dat is een slag die wij in de jeugdzorg maken, maar wat mij betreft ook op dit thema. Scholen zullen er ook zelf nadrukkelijker met jongeren en hun ouders voor moeten zorgen dat de kerndoelen 34 en 35 duidelijker in de schoolprogramma’s komen. Een collega wees mij erop dat zij eind 2007 heeft gevraagd om in de resultatenbox van de Inspectie van het Onderwijs de begrippen seksuele weerbaarheid en homoseksualiteit op te nemen, waardoor de inspectie daar scherper op gaat toetsen. Dat betekent dat de aanscherping van deze kerndoelen niet nodig zou zijn, omdat het al in de resultatenbox staat. Ik ben benieuwd hoe het daarmee staat. Nog steeds blijkt dat slechts 37 van de onderzochte scholen een integrale aanpak bieden. Dat zou echt omhoog moeten.

De heer Jasper van Dijk (SP): Hoe staat de CDA-fractie nu in de kerndoelendiscussie? Mevrouw Sterk zegt dat aanscherping wat haar betreft niet hoeft. Het is toch duidelijk dat scholen nu ruimte hebben om te ontkomen aan seksuele voorlichting? Dat heeft de inspectie onderzocht. Graag een duidelijk antwoord.

Mevrouw Sterk (CDA): De resultatenbox is een soort van specificatie van datgene waarop de inspectie toetst, waarbij een aantal criteria is geformuleerd waarnaar extra moet worden gekeken. Wij hebben gevraagd om seksuele weerbaarheid en homoseksualiteit expliciet daarin op te nemen. Dat zou op zich voldoende moeten zijn om scholen daartoe aan te zetten. De discussie om kerndoelen nog scherper te maken, zal naar mijn mening scholen uiteindelijk niet helpen om dit thema beter aan de orde te stellen. Ik denk namelijk dat scholen op een heel andere manier hiermee worstelen en dat wij veel meer hebben aan effectieve methoden en ondersteuning aan leraren om dit thema samen met leerlingen en ouders vorm te geven. Uit onderzoek blijkt namelijk dat dat uiteindelijk veel effectiever is. Wij lossen het probleem niet op door een extra woord aan een kerndoel toe te voegen.

De heer Jasper van Dijk (SP): De kerndoelen zijn de enige handvatten van de inspectie. Mevrouw Sterk pleit voor het aanscherpen van de resultatenbox. Waarom niet helder zijn en een kleine aanvulling op de kerndoelen maken?

Mevrouw Sterk (CDA): Ik blijf bij mijn antwoord. De resultatenbox is in zekere zin een aanscherping van de kerndoelen. Ik ben benieuwd hoe de Inspectie van het Onderwijs de afgelopen tijd daarmee is omgegaan.

De heer Dibi (GroenLinks): Voorzitter. Tijdens eerste termijn van dit AO zat mijn fractievoorzitter Femke Halsema hier. Ik heb van haar begrepen dat er een pittig debat is gevoerd. Het verslag was niet meteen beschikbaar, dus ik weet niet precies wat er allemaal is besproken. Een van de dingen die mij ter ore is gekomen, is dat de minister vrouwen hun seksuele revolutie wilde ontnemen. Ik heb inmiddels begrepen dat dit niet is gelukt. Daar ben ik blij mee. Ik ben benieuwd hoe de minister daar vandaag op zal reageren. Ook heb ik begrepen dat hij een opening heeft geboden voor een allang gekoesterde wens van GroenLinks, namelijk het explicieter opnemen van seksualiteit in de kerndoelen. Er ligt een aangehouden motie van mijzelf, dus het is niet nodig om allerlei nieuwe moties in te dienen. Wij kunnen genoemde motie gezamenlijk ondersteunen. Ik ben er vandaag dan ook graag bij om het goede nieuws rechtstreeks van de minister te vernemen en er bij hem op aan te dringen om het breed op te vatten. Seksuele gezondheid kan gewoon worden toegevoegd aan kerndoel 34 voor het basisonderwijs.

Voor het voortgezet onderwijs vindt mijn fractie het van belang dat niet alleen seksuele gezondheid wordt toegevoegd, maar ook seksuele diversiteit. Uit onderzoek wordt immers duidelijk dat gebrek aan voorlichting en onwetendheid de belangrijkste voedingsbodem vormen voor homofobe incidenten. Omdat de heer Dijsselbloem er vandaag ook bij is – hij is de ex-voorzitter van de commissie-Dijsselbloem – wil ik extra benadrukken dat het hier niet gaat om een nieuwe opdracht die over de schutting van het onderwijs wordt gegooid. Het was altijd al de bedoeling dat scholen expliciet aandacht besteden aan seksuele vorming.

Tot slot wil ik toch nog terugkomen op media-educatie. Er gaat een wereld voor je open als je je realiseert hoe bepaalde beelden tot stand komen. Ik kan mij nog goed herinneren dat iedereen in mijn omgeving ten tijde van de pindakaasreclame van Calvé – als je die eet, word later je groot en sterk– die pindakaas ook wilde hebben. Media-uitingen hebben ontzettend veel invloed op jongeren. Er is niet altijd een causaal verband aan te wijzen, maar ik denk dat het van belang is dat wij kinderen leren om als kritische burgertjes zelfbewust media-uitingen te beoordelen en ze niet al van vroeg af aan opleiden als toekomstige consumenten in een soort van massa-economie. Ik wil graag een reactie van de minister hoe hij hier tegenaan kijkt. Ik weet dat er al heel veel scholen zijn die er wel aandacht aan besteden, maar moet dit niet structureler worden geregeld?

Als er een extra opdracht bijkomt, want dit is een extra opdracht, moet er ook iets vanaf. Ik zal dan ook proberen om mijn initiatiefwetsvoorstel na de zomer met de Kamer te behandelen. Er zijn allerlei opties waarop kan worden beknibbeld; ik kom daar later op terug. Ik wil er nu niet te veel over zeggen, want je krijgt dan direct een brief van bepaalde leraren die het niet leuk vinden dat je dat zegt, maar je zou een deel van verzorging kunnen weghalen of het kunnen onderbrengen bij maatschappijleer. Maatschappijleer heeft eigenlijk altijd al de functie gehad om na te denken over de rol van de maatschappij. Misschien is de samenleving nu wel zodanig veranderd in een mediacratie dat je dat meer in maatschappijleer moet verwerken. Ik ga daar nog goed over nadenken; wij zullen er dan verder over discussiëren.

De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Wij hebben de eerste termijn van dit debat al gehad, dus ik beperk mij tot een opsomming van punten voor de tweede termijn. Ik begin met de kerndoelen. Ik ben het ermee eens dat die moeten worden aangescherpt, zodat seksuele voorlichting beter aan de orde komt. Het gaat ook om diversiteit en homoseksualiteit. Zoals de VVD-fractie al zei, behelst dit een eenvoudige aanscherping van de kerndoelen. Ik hoor hier graag een reactie op van het kabinet, zeker gezien de zorgelijke berichten van de inspectie dat scholen er nu al te gemakkelijk aan kunnen ontkomen.

Ik hoor ook graag wanneer de gedragscode inzake de media er komt. Ook is gesproken over clips. De Kijkwijzer houdt zich daarmee bezig. MTV en TMF hebben hun eigen code opgesteld. Hoe zit het met internet? Wat is het beleid van de Kijkwijzer op internet?

Ik heb vragen gesteld over loverboys. Wil het kabinet onderzoeken hoe aangiften door mogelijke slachtoffers van loverboys worden afgehandeld? Uit ons onderzoek kwam naar voren dat niet elk meisje, mogelijk slachtoffer, serieus wordt genomen bij de politie. Dat is natuurlijk niet goed. Dezelfde vraag geldt voor de opvang. Is er voldoende opvang voor deze slachtoffers?

Dan een vraag over de Centra voor Jeugd en Gezin. Kan daar ook voorlichting over seksualiteit worden gegeven? Onder andere de Rutgers Nisso Groep heeft gepleit voor een extra ontmoetingsmoment rond het zestiende jaar om hieraan aandacht te besteden. De Rutgers Nisso Groep heeft ook laten weten niet voldoende capaciteit te hebben om gastlessen te geven over seksualiteit op scholen. Het is natuurlijk wel goed als daarvoor voldoende aandacht is. Overigens is dat heel wat anders dan de commerciële sponsoring van lessen, maar dat terzijde.

Voorzitter: Van der Ham

De heer Dijsselbloem (PvdA): Voorzitter. Ik kijk niet terug op een erg gelukkige eerste termijn. Dat lag deze keer niet aan de bijdrage van de bewindslieden. Ik vond dat de wijze waarop wij van de zijde van de Kamer het debat voerden, ongelukkig was. Hoewel wij allemaal denken dat wij het ongemak rondom seksualiteit van ons hebben afgeworpen, bleek toch dat dit er nog volop was. Ik vond ook dat er weinig recht werd gedaan aan elkaars opvattingen. Een voorbeeld was de discussie tussen de heer Van der Ham en minister Rouvoet. De heer Van der Ham had ook een aantal problemen aangekaart, maar de heer Rouvoet zei dat hij daarvoor geen aandacht had. De heer Van der Ham maakte het standpunt van de heer Rouvoet in mijn ogen veel te groot en daarmee belachelijk. Ik vond het allemaal niet heel erg verheffend. Dat bevestigde voor mij het beeld dat Kamerdebatten over dit soort onderwerpen, die echt gaan over culturele ontwikkelingen in de samenleving, buitengewoon lastig zijn en weinig bijdragen. Dat is overigens een gevoel dat ik ook van tevoren had, dus ik ben daarin bevestigd. Ik voorzie een kleine rol van de overheid in het verder brengen van het maatschappelijk debat.

De minister heeft gezegd dat hij het debat met de media verder zal organiseren. Hij heeft een toezegging gedaan op dat punt. Ik vraag hem om de Kamer daarvan op de hoogte te houden. Anderen hebben al gevraagd naar de gedragscode. Er is opnieuw een motie aangenomen die daarom vraagt. Wij hechten daar ook zeer aan. Ook dit is een manier om mediamakers echt te betrekken bij dit maatschappelijk debat, over hun verantwoordelijkheid, hun rol en de positieve bijdrage die zij zouden kunnen leveren. Ik heb de mediamakers tot nu toe zeer gemist in dit debat.

Dan de kerndoelen. Om mijn eigen commissie, waarvan twee leden hier aanwezig zijn, te citeren: wij vinden niet dat nieuwe maatschappelijke problemen zomaar over de heg van het onderwijs moeten worden gegooid. Daarom heb ik ook zoveel aandacht besteed aan de rol van de mediamakers. Laten wij dus niet alles direct bij het onderwijs leggen. Er zijn echter kerndoelen waarvan ik mij afvraag of ze nog van deze tijd zijn in hun formulering. Het enige wat wij vragen is om die kerndoelen te moderniseren. Het gaat dan om de eigen grenzen op het gebied van seksualiteit, omgangsvormen rondom seksualiteit en natuurlijk seksuele diversiteit. De minister heeft gezegd dat hij dit mee terug neemt en dat de Kamer een brief van de staatssecretarissen krijgt, die daar in de eerste plaats over gaan. Ik wacht die brief af en hoop dat hij snel komt. Ik ga ervan uit dat de staatssecretarissen eerst praten met de mensen in het veld, die dit vak verder vormgeven, voordat zij hun brief opstellen. Ik vind dat echt heel belangrijk. Zij kunnen aangeven of zij iets hebben aan een kerndoel en of het richting geeft om aandacht te vragen voor dit onderwerp in het onderwijs. Ik vermoed van niet. Het kerndoel is wel belangrijk, want genoemde commissie heeft ook gezegd dat de overheid precies moet zijn in wat zij van scholen vraagt en daar niet zo bang in moet zijn. Daarvoor dienen de kerndoelen, dus ze mogen scherp worden geformuleerd.

Tot slot heb ik nog een opmerking over de Kijkwijzer. Ik heb in eerste termijn vragen hierover gesteld aan de hand van het onderzoek van het WODC, Horen, zien en verkrijgen?. De conclusie van dat onderzoek was dat, gezien het maatschappelijk belang dat is gemoeid met het beschermen van jongeren tegen schadelijke media-inhoud, het noodzakelijk is dat aanbieders en mediamakers een actievere rol spelen bij de naleving van leeftijdsgrenzen. Uit het onderzoek blijkt namelijk dat deze grenzen buitengewoon slecht worden nageleefd en dat noch makers, noch verkopers verantwoordelijkheid hiervoor voelen. Ik wil graag een gedegen reactie van het kabinet hierop.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik heb een vraag over het explicieter en meer van deze tijdgeest maken van de kerndoelen als het gaat om seksuele vorming. Ik steun wat de heer Dijsselbloem daarover heeft gezegd. Heel veel docenten laten echter weten dat zij zich nogal ongemakkelijk voelen om dit over te brengen aan de kinderen. Zij zijn er misschien ook niet altijd voor geëquipeerd. Een aanscherping van de kerndoelen zou een eerste stap zijn. Wat moet er volgens de PvdA-fractie vervolgens gebeuren? Moeten wij docenten dan ook bijscholen om, opbouwend naar leeftijdscategorie, de kinderen weerbaarder te maken en meer te vormen op dat gebied?

De heer Dijsselbloem (PvdA): Ik wil niet te veel op de stoel van scholen gaan zitten, maar ik ben het eens met iedereen die zegt dat als de inspectie echt die scholen wil kunnen aanspreken die er vrijwel niets aan doen, zij een formele stok nodig heeft. Die formele stok ligt in de eerste plaats in de kerndoelen. Als daarin nadrukkelijk staat wat wij verwachten van scholen op dit thema, kan de inspectie vragen waarom scholen daar niets aan doen en benadrukken dat zij wil dat dit de volgende keer is veranderd. Daarmee kan het mechanisme op die school in gang worden gezet en dus de ruimte en de professionaliteit binnen de school aan de orde komen. Ik zou er niet voor zijn dat de overheid nu alle docenten op cursus stuurt. Dat is echt een verantwoordelijkheid op het niveau van de school.

Voorzitter: Dijsselbloem

Minister Plasterk: Voorzitter. Ik ben met u blij dat de tweede termijn niet dezelfde sfeer van lacherigheid kent die wij de vorige keer hadden. Ik heb geen idee wat het verschil is; misschien is het wel de statige zaal waarin wij nu zitten. Het biedt mij de gelegenheid om een punt toe te lichten waarvan ik het gevoel had dat het al belachelijk werd gemaakt voordat ik was uitgesproken. De heer Dibi vatte het net samen op een manier waarvan ik onmiddellijk geloof dat het hem zo is verteld, maar die geen recht doet aan wat ik bedoelde te zeggen, namelijk dat de revolutie van de jaren zestig en de seksuele bevrijding die toen heeft plaatsgevonden, alleen maar goed zou zijn geweest voor mannen. Dat heb ik natuurlijk nooit gezegd.

Laat helder zijn dat de grote meerderheid van mannen en vrouwen zich toen bevrijd heeft geweten van een als beknellend ervaren seksuele moraal, waarbij onder andere de loskoppeling van voortplanting en seksualiteit heel veel heeft uitgemaakt – de pil was daar een onderdeel van – waardoor mannen en vrouwen zich vrijelijk konden bewegen en vrijelijk hun seksualiteit konden ervaren zonder dat dit onmiddellijk tot kinderen en huwelijk hoefde te leiden. Waar ik aandacht voor heb gevraagd is dat in de slipstream van het enthousiasme daarover, een aantal dingen is gebeurd waarvan je terugkijkend moet concluderen dat ze niet goed waren. Dat verzin ik niet; juist in de feministische literatuur is dat strijk en zet en een totaal geaccepteerde opvatting. In die tijd leefde soms het idee dat prostitutie, pornografie en soms ook pedofilie allemaal stoer, links en progressief waren. Ik herinner mij de film Het Debuut met Gerard Cox in de hoofdrol, waarin een man van vijftig een relatie had met een meisje van veertien. De vader was een knorrige man die daar vervelend over deed, maar de moeder was een begripvolle vrouw die haar dochter dit gunde. Het perspectief van de kijker was duidelijk: je had waardering voor die Lolita-achtige relatie, waarvan wij nu terugkijkend toch zeggen dat daarin geen sprake is van een gelijkwaardige machtsverhouding et cetera. Ik geloof dat het ook nog eens een oom was. Het gaat dus om de film Het Debuut, aanbevolen voor wie het tijdsbeeld wil zien. Hetzelfde geldt voor prostitutie en vormen van pornografie. Dat is het punt dat ik heb willen maken.

De heer Van der Ham (D66): Sommige dingen zijn niet voor niets taboe, ook voor ons, bijvoorbeeld als het gaat om pedofilie. Het is waar wat de minister daarover zegt. Als het echter gaat om de debatten in de Tweede Kamer, is rondom bijvoorbeeld de legalisering van prostitutie en van pornografie in de jaren zestig en zeventig, ook door de progressieve partijen niet alleen maar enthousiast gereageerd. Er is ook bekeken of een legalisering de misstanden kon kanaliseren. Ook in die tijd was er, in ieder geval in dit Huis, oog voor die keerzijde.

Minister Plasterk: Dat is zo. Je zag de tegenbeweging al snel ontstaan. Ik herinner mij dan weer een demonstratie van feministen bij de première van de film Turks Fruit, die als onacceptabel werd gezien. Je kon je toen afvragen of dat dan weer niet doorsloeg, maar dat is het perspectief waarin ik dit aan de orde heb willen stellen. Ik ben dus blij met de gelegenheid om dat nog even in de context te noemen.

De heer Van der Ham heeft gevraagd naar de definitie van seksuele weerbaarheid. De staatssecretaris zal daarover ook het een en ander zeggen, maar ik denk dat het betekent dat je je bewust bent van wat je zelf wilt en in staat bent om ervoor te zorgen dat er niets gebeurt wat je niet zelf wilt. In de volksgezondheidssfeer kan dat ongetwijfeld nog nader worden uitgewerkt, maar dat is wat mij betreft de essentie. Wat doen wij er op scholen aan? Ik kom straks nog op de kerndoelen. Wij doen er al veel aan, zoals het bespreekbaar maken van seksualiteit en de grenzen van de wensen van leerlingen, bijvoorbeeld via de campagne seksuele weerbaarheid, die ook op scholen te zien zal zijn. Wij hebben bij een andere gelegenheid lang gepraat over het Expertisecentrum Mediawijsheid. Daarnaast zijn er de door het ministerie van VWS opgezette Sense-website en Sense-spreekuren. In onze ervaring is een belangrijk deel van de verklaring waarom er op scholen te weinig gebeurt, de handelingsverlegenheid van docenten. Het is niet zozeer dat zij niet snappen dat het moet gebeuren, maar meer dat zij er verlegen mee zijn. Daar moet je wat aan doen. Dat zit hem in het verbeteren van het lesaanbod en de onderwijsmethodieken, het ontwikkelen van een interventiewijzer die docenten helpt om de goede informatie te vinden en toe te passen, en deskundigheidsbevordering van docenten via de lerarenopleidingen en via trainingen en adviezen. Daar zijn diverse centra bij betrokken. Ten slotte is er het punt van veiligheid op school. Het gaat dan niet alleen om de grote veiligheid, dus dat je geen mes tussen je ribben krijgt, maar ook de kleine veiligheid, de geborgenheid. Daaronder valt natuurlijk ook dat je je seksuele gerichtheid vrij kunt beleven. Ik heb daartoe zojuist een handreiking aan alle scholen gestuurd.

Diverse leden hebben aandacht gevraagd voor de kerndoelen. Ik verwijs naar de toezegging die ik in eerste termijn heb gedaan, namelijk dat ik de portefeuillehoudende staatssecretarissen zal vragen om hun visie daarop te geven. Ik voeg daaraan de toezegging toe dat zij dat pas zullen doen na overleg met het veld, omdat dit zojuist is gevraagd. Aan de ene kant wordt gevraagd om het snel te doen, aan de andere kant om het in overleg met het veld te doen. Daartussen zit een zekere spanning, dus het zal in ieder geval een paar maanden kosten. Ik moet nu namens iemand anders een toezegging doen, maar is het snel genoeg als wij het in het najaar doen?

De voorzitter: «Najaar» is een rekbaar begrip. Begin oktober lijkt mij meer precies. Begin oktober zult u een ernstige herinnering van ons krijgen.

Minister Plasterk: Ik zal het doorgeven.

Mevrouw Dezentjé heeft de gelegenheid aangegrepen om aandacht te vragen voor een aspect van seksualisering, namelijk de positie van homoseksuele jongeren. Binnenkort hebben wij een apart AO daarover, maar ik kan mij voorstellen dat zij dit onderwerp in deze context aan de orde heeft gesteld. Het blijkt inderdaad, onder meer uit het onderzoek van de inspectie, dat de meerderheid van de leerlingen zich niet veilig genoeg voelt om voor mogelijke homoseksuele geaardheid uit te komen. Dit is een onderwerp van grote zorg, dat om een rol van scholen en leraren vraagt en om maatregelen van de scholen. Ik heb ze dan ook een handreiking gestuurd om ze te ondersteunen bij het bespreekbaar maken van homoseksualiteit en om homodiscriminatie tegen te gaan. Verder heb ik de zogenaamde gay-straight allianties en het COC gesubsidieerd om activiteiten te ontplooien om sociale acceptatie in het onderwijs te verbeteren. Ik heb MOVISIE de opdracht gegeven om achttien koplopergemeenten, die zich inzetten om homoacceptatie te vergroten, te ondersteunen door bijeenkomsten te organiseren. Het onderwijs speelt daarbij een centrale rol. Dat het werkt, blijkt uit recent onderzoek van de Onderwijsalliantie en van Empowerment Lifestyle Services, met excuus voor het Engels. De scholen in de koplopergemeenten blijken inderdaad beter in staat dan andere scholen om dit doel te bereiken. De betrokken scholen hebben een duidelijke en door het personeel gedragen visie op de aanpak van negatief gedrag ten opzichte van homoseksuele jongeren en handelen daarnaar. Het is vaak een kwestie van afspraken maken, bijvoorbeeld dat je niet zomaar «homo» roept naar iemand die met voetballen ernaast schiet. Je kunt met elkaar afspreken dat je niet wilt dat er in die context zo wordt gesproken. Er staat natuurlijk nog veel meer in de handreiking, die bij de Kamer bekend is.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD): Ik heb de beleidsreactie ook gelezen, maar ik was er niet zo van onder de indruk. Nogmaals, er is nog steeds sprake van vrijblijvendheid, gebrek aan voorlichting en onwetendheid over homoseksualiteit en seksuele diversiteit. Dat is een groot probleem. Dat blijkt uit het rapport Als ze maar van me afblijven van de Universiteit van Amsterdam uit 2008. Dit probleem wordt daarin genoemd als belangrijkste voedingsbodem voor de ruim 200 homofobe incidenten in Amsterdam. De onderzoekers hebben geconstateerd dat op 82% van de scholen in Amsterdam geen voorlichting over seksuele diversiteit wordt gegeven. Wat is dan het excuus van de minister om het nu niet te regelen? De handreiking blijkt dus gewoon niet voldoende te zijn.

Minister Plasterk: De handreiking is een maand geleden verstuurd, dus er kan nog geen enkel effect van meetbaar zijn. Ik wil toch waarschuwen tegen een «cockpitbenadering» van de samenleving, dus dat ik zoiets ingrijpends als de houding ten opzichte van homoseksualiteit gewoon even kan regelen. Zo dachten sommige bolsjewieken in de jaren zestig over de manier waarop je de samenleving kon aansturen, maar je kunt dat niet gewoon even regelen. Het is een zeer traag proces. Het goede nieuws is dat het denken over homoseksualiteit zeer in beweging is. Het beweegt de goede kant op, dus ik zou in de geest van deze coalitie zeggen dat wij met de genade meebewegen op dit onderwerp. Ik probeer dat actief te doen, maar ik kan het niet gewoon even regelen.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD): Ik werp de vergelijking met een communistische aanpak natuurlijk verre van mij. Het lijkt mij dat de minister wetgever is. Hij hoeft maar twee woorden in kerndoel 34 te zetten en het is geregeld.

Minister Plasterk: Maar dat is niet zo!

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD): Dat is wel zo. De woorden «seksuele diversiteit» moeten eraan worden toegevoegd. Ik lees het maar even voor: «De leerling leert hoofdzaken te begrijpen van bouw en functie van het menselijk lichaam, verbanden te leggen met het bevorderen van lichamelijke en psychische gezondheid en daarin een eigen verantwoordelijkheid te nemen». Als je het begrip «seksuele diversiteit» toevoegt na «menselijk lichaam», is het geregeld. De minister kan dat gewoon doen. Het staat dan in de kerndoelen en dan is het niet meer vrijblijvend. Durft de minister dit in deze coalitie dan niet te regelen?

Minister Plasterk: Ik kom nog terug op de kerndoelen. De suggestie dat het met het toevoegen van twee woorden geregeld zou zijn, daar waar de kern van het probleem de verlegenheid en onhandigheid van de docent is om erover te praten, vind ik een primitieve benadering.

De heer Van der Ham (D66): Ik ben het helemaal eens met de minister over dit onderwerp. Wij kunnen het in de kerndoelen zetten, maar dan zijn wij er nog helemaal niet. Ik heb een vraag over de toezegging. Wordt in de brief die wij van de staatssecretarissen krijgen, niet alleen gesproken over seksualiteit in de kerndoelen maar ook over seksuele diversiteit, seksuele gerichtheid en respect daarvoor?

Minister Plasterk: Ja.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik snap dat de minister zegt dat je met de toevoeging van twee woordjes niet het land gered hebt. Het werkt echter wel als vliegwiel. Op het moment dat je het begrip toevoegt, kunnen instanties zich er ook op gaan richten. De minister noemde zelf al de lerarenopleidingen. Als het om handelingsverlegenheid gaat, wil je dat een leraar ermee kan omgaan. De instellingen moeten dan wel een voetnoot hebben om naar te verwijzen om ermee aan de slag te gaan.

Minister Plasterk: Ik ontken dat niet, maar dat geldt ook voor het onderwerp van mensenrechten of van duurzaamheid, waarvan andere Kamercommissies dan die van OCW hebben gezegd dat zij er zeer aan hechten dat het in de kerndoelen wordt opgenomen. Ik heb er begrip voor gevraagd dat wanneer wij nu, nota bene als vaste commissie voor OCW, de eersten zijn om een op zichzelf zeer belangrijk en algemeen gedeeld doel op te nemen, het veel lastiger wordt om nee te zeggen tegen mensen die andere onderwerpen in de kerndoelen opgenomen willen zien. Voor je het weet, heb je alles wat belangrijk is in de kerndoelen staan, terwijl de algemene lijn nu juist was om terughoudend te zijn. Tegen die achtergrond heb ik gezegd dat ik het mee terugneem naar de staatssecretaris en dat er snel een brief komt. Daarna kunnen wij het debat hernemen.

Over de mediacode is gisteren, bij de stemmingen over de Mediawet, een motie-Atsma aangenomen. Daarin wordt de regering verzocht, de zenders aan te sporen om er vaart mee te maken. Dat zal ik doen. Ik heb gisteren een brief aan de publieke omroep gestuurd om op die vaart aan te dringen. Mij is gevraagd wanneer ik tevreden ben over de uitkomst van het mediadebat. Het is niet aan mij om op voorhand te bepalen wat daaruit moet komen. Ik wil in ieder geval dat het debat serieus wordt gevoerd en dat men zich meer verantwoordelijk voelt dan tot nu toe het geval was. De heer Dijsselbloem heeft ook gewezen op de stilte die er in die kring nog heerst. Ik vind het proces dus eigenlijk bijna het belangrijkste, als ik het zo zou mogen samenvatten.

Mevrouw Sterk heeft gevraagd naar de resultatenbox over seksuele diversiteit. Ik heb vorig jaar aan de staatssecretaris gevraagd of homodiscriminatie kon worden meegenomen bij de registratie van incidenten. Dat gebeurt nu; het wordt meegenomen in de uitwerking. Eind 2009 wordt de Kamer weer geïnformeerd over de stand van zaken op het gebied van sociale veiligheid in en om het onderwijs. Dan wordt ook de registratie van geweldsincidenten meegenomen. Ook het onderdeel homodiscriminatie zit daarbij.

Wij wachten het initiatiefwetsvoorstel van de heer Dibi met spanning af.

Dan de Kijkwijzer op internet. De mediapartijen die zijn aangesloten bij het NICAM en aanbod op het internet zetten, moeten er volgens de reglementen van het NICAM icoontjes bij zetten. Daarnaast is het NICAM op initiatief van mijn collega van Justitie bezig geweest met een pilot voor het ontwikkelen van een machineleesbare versie van de Kijkwijzer. Dat is een instrument dat door filterpartijen zou kunnen worden meegenomen zodat ouders het kunnen instellen. Dit is overigens een Justitievraag, dus ik spreek nu weliswaar zoals altijd namens de regering, maar met name namens mijn collega van Justitie. In antwoord op Kamervragen van mevrouw Sterk eerder dit jaar heeft de minister van Justitie laten weten de Kamer in het najaar te zullen informeren over de resultaten van de pilot.

De heer Dijsselbloem verwees naar de toezegging die ik al had gedaan over de mediacode. Daar heb ik zojuist iets over gezegd. Aan de toezegging over de kerndoelen heb ik toegevoegd dat wij het met het veld zullen bespreken. Het WODC-rapport gaat vooral over de naleving aan de kassa van de winkels en de bioscopen, dus artikel 240a van het Wetboek van Strafrecht. Bij de televisie gaat de naleving goed. De minister van Justitie is in gesprek gegaan met de sector en met het NICAM. Er zijn verbeterplannen en er is een convenant gesloten. Ik neem aan dat de minister van Justitie de Kamer hiervan schriftelijk op de hoogte houdt.

Mevrouw Sterk (CDA): De minister heeft niet gereageerd op mijn vraag over de verbarbie-ing van de Nederlandse vrouw en mijn oproep om op dit punt een vuist te maken ten opzichte van de tijdschriften. Ook is hij wel heel snel voorbijgegaan aan mijn vraag over de resultatenbox. Bij mijn weten staat daar ook de term «seksuele weerbaarheid» in. De minister is specifiek ingegaan op homoseksualiteit, maar volgens mij is het een breder begrip. Staat dat er nu inderdaad in en toetst de Inspectie van het Onderwijs er inderdaad strenger op?

De heer Dibi (GroenLinks): Ik kom even terug op de brief van de staatssecretarissen. Ik vraag de minister om in overleg met de staatssecretarissen daarin op te nemen hoe het gesprek met de bijzondere scholen is afgelopen. Ik denk dat het daar nog een stapje moeilijker zal worden. Als wij de kerndoelen expliciteren, zal dat bij bijzondere scholen wat moeilijker worden. Het moet dan waarschijnlijk gaan op een manier die bij hun identiteit past. Kan daaraan apart aandacht worden besteed in de brief van de staatssecretarissen? Hetzelfde geldt eigenlijk voor zwarte scholen, maar ik neem aan dat de minister daaraan aandacht zal besteden.

Minister Plasterk: Wij hebben al eerder gesproken over anorexia en de wenselijkheid om daaraan aandacht te besteden. Ik heb daar een aarzeling bij. Ik snap wat mevrouw Sterk zegt en ik kan mij voorstellen dat mensen het als irritant ervaren dat er alleen maar ideaaltypische mannen en vrouwen, gefotoshopt en al en zonder oneffenheden in de bladen staan. Er zijn ook bladen – ik heb vorige keer de Zij aan Zij genoemd – waarin men bewust juist glamourfoto’s maakt van mensen zonder opsmuk. Ik vind dat waardevol en kennelijk vinden veel lezers en lezeressen dat ook. Veel verder dan dat te zeggen zou ik niet willen gaan. Als mensen het leuk vinden om naar gefotoshopte beauties te kijken, so be it. Daar zitten ook modes in. Dat is mijn opvatting op dat punt.

Dan de registratie in de resultatenbox. De staatssecretaris heeft samen met de inspectie besloten om het wel in de incidentenregistratie op te nemen, maar niet in de resultatenbox, omdat je dan weer een negatieve prikkel voor scholen aanbrengt om het zichtbaar te maken. Iedereen zegt dan namelijk: oh, dat is een school waar dit en dit plaatsvindt, dus daar kun je maar beter niet naartoe. Als er iets gebeurt, is het dus wel zichtbaar in de incidentenregistratie. Dat is de keuze die de staatssecretaris heeft gemaakt.

Wij hebben in het kader van de homo-emancipatie al eens gesproken over de bijzondere scholen. Het probleem speelt eerlijk gezegd nauwelijks bij gewone bijzondere scholen. Het verschil tussen openbare en bijzondere scholen is niet groot, afgezien van een paar heel orthodoxe scholen. Het probleem zit met name bij de zwarte scholen. Zelfs het COC zegt dat het maar moet proberen om daar binnen te komen onder het mom van een programma over burgerschap of diversiteit om vervolgens in die context het onderwerp homoseksualiteit aan de orde te stellen. Als je daar gewoon zegt «hallo jongens en meisjes, wij gaan vandaag over homoseksualiteit praten», dan klapt het helemaal dicht. Je kunt dat betreuren, maar het is zoals het is. Ik ben ook wel eens bij zo’n les geweest. Je schrikt van de reacties die je krijgt. Dat moet omzichtig worden aangepakt, het is echt niet anders. Er zijn echter wel degelijk allerlei strategieën om te proberen om er wat aan te doen.

Staatssecretaris Bussemaker: Voorzitter. De heer Van der Ham heeft gevraagd naar seksuele weerbaarheid. In eerste termijn heb ik al gezegd dat weerbaarheid een van de centrale waarden is in mijn beleid rondom seksuele gezondheid. Dat begint met autonomie. Autonomie kan echter alleen bestaan als je je bewust bent van wat je wilt en niet wilt. Je kunt jezelf afvragen of het een autonoom besluit is als een meisje besluit om seks te hebben met verschillende jongens omdat dat in haar vriendenkring normaal is. Wordt zij dan onder druk gezet of is het een autonoom besluit? Het maakt mij niet uit wat mensen beslissen, als zij het maar bewust beslissen, als zij maar weten waar zij ja op zeggen en als zij ook nee kunnen en durven zeggen. Daarop is het hele beleid rondom weerbaarheid gericht. Dat gaat ervan uit dat seks buitengewoon leuk en prettig kan zijn, maar dat je wel een bewust besluit moet nemen over wat je doet, zodat je later geen spijt krijgt. Dat element van weerbaarheid zit verknoopt in het hele beleid dat ik voer. Daarom kan ik ook geen eenduidig antwoord geven op de vraag wat onder ongewilde seksualiteit valt. Dat hangt helemaal af van de context en van de ervaring van mensen. Ook daar geldt: durf te zeggen wat je wilt, maar ook wat je niet wilt. Ik wil zelf overigens niet toe naar een Amerikaanse samenleving waarin elke aanraking in elke situatie altijd verdacht is. Dat slaat door naar een te grote weerbaarheid.

Weerbaarheid is ook een belangrijk element van de voorlichting die wij voorbereiden. Datgene wat scholen doen, is primair de verantwoordelijkheid van de collega’s van OCW. Het ontwikkelen van de lespakketten en van de informatie ligt echter primair bij het ministerie van VWS. Wij zorgen samen met ZonMw in het programma Seksuele gezondheid van de jeugd voor interventies, onder andere lespakketten die scholen kunnen gebruiken. ZonMw zorgt ervoor dat in de nieuwe ronde ook aandacht wordt besteed aan gender en diversiteit. Overigens is er in dat project ook veel aandacht voor homoseksualiteit en diversiteit. Dat onderwerp wordt ook meegenomen in de campagne rondom weerbaarheid. In eerste termijn heb ik al gezegd dat die campagne nu wordt ontwikkeld en dat daarin ook aandacht zal zijn voor diversiteit.

De heer Van der Ham (D66): Ik ben het eens met de definitie van seksuele weerbaarheid van de staatssecretaris. Mijn punt over het billenknijpen en aandringen op seks, maar ook bijvoorbeeld over cyberseks en ruilseks, was dat het in de cijfers bijna op één hoop wordt gegooid. Er is natuurlijk wel een verschil tussen ruilseks, wat je bijna zou kunnen zien als een vorm van prostitutie, en een paartje dat via de webcam seks met elkaar heeft, iets waarvan je de mogelijke consequenties overigens wel goed onder ogen moet zien. Het kan niet onder één noemer worden gezien als even zwaar en even grensoverschrijdend gedrag. Ik vind dat de cijfers op dit vlak soms te veel generaliseren, waardoor er niet voldoende specifiek beleid kan worden ontwikkeld.

Staatssecretaris Bussemaker: In mijn beantwoording in eerste termijn heb ik juist geprobeerd om heel precies te zijn en om aan te geven dat wij niet alles over een kam moeten scheren. Ik ben het ook met de heer Van der Ham eens dat er geen enkele reden is om van morele paniek te spreken. Het gaat gewoon goed met de seksuele gezondheid in Nederland, ook met die van de jeugd. Dat neemt niet weg dat er uitwassen zijn, maar niet al die uitwassen zijn even ernstig. Wat de webcam betreft, moeten mensen zelf weten wat zij willen doen. Voor mij maakt het echter wel uit of het volwassenen zijn die heel goed weten wat zij doen en welke risico’s eraan verbonden zijn of dat het bijvoorbeeld een jong meisje is dat zich helemaal niet bewust is van wat er met de beelden kan gebeuren. Dan kom ik weer terug bij autonomie en weerbaarheid. Dat is gebonden aan de context. Om wie gaat het? Hoe bewust is een besluit genomen? Ik ben het er echter mee eens dat wij niet alles over een kam moeten scheren.

Er is gevraagd naar voorbeelden van interventies die wij met ZonMw ontwikkelen inzake seksuele weerbaarheid. Die hebben betrekking op specifieke doelgroepen, zoals meisjes. Er is een programma Girls’ Talk, voor laagopgeleide meiden van vijftien tot twintig jaar, direct gericht op het relationeel weerbaar maken van deze meiden. Ook hebben wij het zeer succesvolle programma Lang leve de liefde, dat specifiek is ontwikkeld voor vmbo-scholen. Dat gaat onder andere over soa-preventie, veilig vrijen, relaties, seksualiteit en intimiteit. Ook homoseksualiteit, homonegativiteit en grensoverschrijdend gedrag komen hierin naar voren. Lang leve de liefde wordt ook ontwikkeld voor de bovenbouw van havo en vwo. Wij hebben het programma Relaties en seksualiteit voor het basisonderwijs, het programma Seksuele gezondheid van de jeugd en het programma Onderzoek je grens, waarin een digitale zelftest wordt ontwikkeld voor jongeren tussen twaalf en achttien jaar met verschillende soorten chronische ziekten en handicaps. Het gaat daar over zowel positieve als negatieve ervaringen en over kennis van seksualiteit. Om duidelijk te maken wat er allemaal al gebeurt, ben ik graag bereid om een exemplaar van al deze pakketten naar de Kamer te zenden, zodat zij zelf kan zien wat er in de pakketten zit en wat er allemaal is ontwikkeld. Het is dan aan anderen om er al dan niet gebruik van te maken.

De heer Dibi (GroenLinks): Mijn fractie heeft de indruk dat het overgrote deel van de programma’s is gericht op meisjes en niet op jongens, terwijl hen op eenzelfde wijze wordt aangeleerd om zich op een bepaalde manier te gedragen. Wil de staatssecretaris ook in haar brief meenemen wat de balans is tussen jongens en meisjes in de programma’s?

Staatssecretaris Bussemaker: In eerste termijn heb ik al gezegd dat er te veel van meisjes wordt verwacht, dat er vanzelfsprekend van wordt uitgegaan dat zij altijd de grenzen bepalen en dat het bij jongens nu eenmaal zo is dat zij driften hebben of seks willen. Dat moet echt anders. Jongeren, en met name jongens, moeten daarop worden aangesproken.

Mevrouw Sterk heeft gevraagd wat er gebeurt ten aanzien van loverboys. Dit is een onderdeel van de informatiepakketten, de onderwijspakketten en websites zoals sense.info. In de publiekscampagne die ik heb aangekondigd rondom seksuele dwang en weerbaarheid wordt dit thema absoluut meegenomen. Wij kijken of er een specifieke aanpak nodig is voor loverboys. Wij komen daar later op terug in een nota. De heer Van Dijk vroeg specifiek naar de manier waarop politie en justitie omgaan met loverboys en of er voldoende opvang is. Het onderzoeksrapport van de SP-fractie gaat met name over de rol van politie en justitie. De collega’s van Justitie zullen dit rapport nader bestuderen en indien nodig aanbevelingen meegeven aan de Task Force Aanpak Mensenhandel. Voor zover ik weet, zijn er geen signalen dat de afhandeling niet voldoende is, maar de collega’s van Justitie kunnen die vraag beter beantwoorden.

Ik kan wel antwoord geven op de vraag over de opvang, want dat is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van Justitie en van mijzelf. Wij hebben besloten om een pilot te starten voor de opvang van slachtoffers van mensenhandel. Daaronder vallen ook slachtoffers van loverboys. In die pilot zullen wij zo veel mogelijk gebruikmaken van al bestaande voorzieningen en netwerken om te komen tot het bieden van een veilige opvang van deze specifieke groep. Daar is dus inderdaad specifiek beleid voor nodig. Op dit moment loopt de verplichte aanbestedingsprocedure voor deze pilot. Er wordt geselecteerd. Als het goed is, zullen de eerste opvangplekken in september beschikbaar zijn. Het is de bedoeling dat er in ieder geval vijftig extra plekken komen voor de opvang van slachtoffers van mensenhandel door hulpverleners. In de vrouwenopvang zijn er overigens ook plekken met specifieke kennis, bijvoorbeeld in de extra beveiligde opvang. Dat kan ook gelden voor slachtoffers van eerwraak. Wij kijken steeds wat er voor wie nodig is, maar het staat buiten kijf dat ik vind dat deze opvang goed geregeld moet zijn.

De heer Van Dijk heeft ook gevraagd naar de Centra voor Jeugd en Gezin. Dat is een verantwoordelijkheid van collega Rouvoet. Een dezer dagen zal hij de Kamer een brief sturen over de ontwikkelingen in de jeugdgezondheidszorg. In die brief zal hij ook ingaan op een extra contactmoment rond het vijftiende, zestiende jaar. Of er extra aandacht nodig is voor seksualiteit, wordt ook door gemeenten bepaald. Het kan afhangen van de lokale situatie en van de vraag of er al andere voorzieningen zijn waar dit wordt besproken. Het is in ieder geval niet zo dat het niet kan. Het kan dus wel degelijk worden meegenomen, maar er moet dan wel reden zijn om dat te doen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Heeft de staatssecretaris er zicht op in hoeverre scholen gebruikmaken van de lespakketten?

Staatssecretaris Bussemaker: De minister van OCW is daar al op ingegaan. Dat is een verantwoordelijkheid van de scholen. Wij bieden het aan. Ik ben graag bereid, mochten wij daarover gegevens hebben, om die mee te nemen in de brief die ik later dit jaar met collega Klink aan de Kamer zal sturen. Ik weet wel dat het lespakket Lang leve de liefde zeer succesvol is en op zeer veel vmbo-scholen wordt gebruikt. Ook voor degenen die ermee werken was het echt een verademing dat er nu een lespakket is dat specifiek is afgestemd op de leerlingen van deze vorm van onderwijs.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Depla (PvdA), Remkes (VVD), Van Bochove (CDA), voorzitter, Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Leerdam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Van Leeuwen (SP), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Jasper van Dijk (SP), Besselink (PvdA), Ouwehand (PvdD), Dibi (GroenLinks), Anker (ChristenUnie) en Smits (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gill’ard (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Atsma (CDA), Ferrier (CDA), Sterk (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Jacobi (PvdA), Elias (VVD), Timmer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van der Burg (VVD), Gesthuizen (SP), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Ten Broeke (VVD), Van Bommel (SP), Leijten (SP), Bouchibti (PvdA), Thieme (PvdD), Peters (GroenLinks), Ortega-Martijn (ChristenUnie) en Gerkens (SP).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Smeets (PvdA), voorzitter, Van Miltenburg (VVD), Schippers (VVD), Smilde (CDA), Timmer (PvdA), Koşer Kaya (D66), Willemse-van der Ploeg (CDA), Van der Veen (PvdA), Schermers (CDA), Van Gerven (SP), Wolbert (PvdA), Zijlstra (VVD), Ouwehand (PvdD), Agema (PVV), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Sap (GroenLinks) en De Roos-Consemulder (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Velzen (SP), Neppérus (VVD), Atsma (CDA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Verdonk (Verdonk), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Vietsch (CDA), Arib (PvdA), Van der Ham (D66), Uitslag (CDA), Gill’ard (PvdA), Omtzigt (CDA), Langkamp (SP), Vermeij (PvdA), De Krom (VVD), Thieme (PvdD), Bosma (PVV), Luijben (SP), Heerts (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Halsema (GroenLinks) en De Wit (SP).

XNoot
3

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Dijsselbloem (PvdA), Çörüz (CDA), Gerkens (SP), ondervoorzitter, Sterk (CDA), Van Miltenburg (VVD), Van Dijken (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), Teeven (VVD), Wolbert (PvdA), Voordewind (ChristenUnie), Zijlstra (VVD), Bouchibti (PvdA), Langkamp (SP), Ouwehand (PvdD), Agema (BVV), Leijten (SP), Dibi (GroenLinks), Heijnen (PvdA), voorzitter, Van Toorenburg (CDA) en Uitslag (CDA).

Plv. leden: Heerts (PvdA), Omtzigt (CDA), Kant (SP), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Eijsink (PvdA), Nicolaï (VVD), Biskop (CDA), Van der Ham (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Verdonk (Verdonk), Bouwmeester (PvdA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Schippers (VVD), Timmer (PvdA), Gesthuizen (SP), Bosma (PVV), De Wit (SP), Arib (PvdA), Jan de Vries (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA) en Karabulut (SP).