Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Provinciewet, de Gemeentewet, de Waterschapswet en de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 te wijzigen in verband met de invoering van een belasting ter regulering van het verkeer;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Provinciewet wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 222a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Ter zake van het deelnemen aan het verkeer met een motorrijtuig op een weg, in beheer bij de provincie, kan een belasting ter regulering van het verkeer worden geheven.
2. Het voorstel voor de belastingverordening tot invoering dan wel wijziging van de belasting ter regulering van het verkeer wordt voorzien van een verkeerskundige verkenning van:
a. de directe gevolgen van de belasting;
b. de nevengevolgen voor het gebruik van wegen die in dezelfde verbinding voorzien als de weg waarop de belasting wordt geheven;
c. de nevengevolgen voor het gebruik van wegen die in het verlengde liggen van de weg waarop de belasting wordt geheven.
3. De belastingverordening kan, op verzoek van een provincie, een gemeente of een waterschap, door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat worden vernietigd, indien na invoering dan wel wijziging van de belasting ter regulering van het verkeer blijkt dat de belasting onevenredige gevolgen heeft voor wegen in beheer bij het om vernietiging verzoekende openbare lichaam.
4. Bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kunnen regels worden gesteld over de hulpapparatuur en programmatuur met betrekking tot de heffing van de belasting ter regulering van het verkeer.
5. Bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kunnen regels worden gesteld die ertoe strekken dat voor de weggebruiker tijdig en duidelijk kenbaar zijn:
a. de wegen ter zake waarvan de belasting wordt geheven;
b. de perioden gedurende welke de belasting wordt geheven;
c. de hoogte van de belasting.
6. Indien bij de heffing van de belasting ter regulering van het verkeer gebruik wordt gemaakt van een elektronisch heffingssysteem voldoet deze aan richtlijn nr. 2004/52/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 betreffende de interoperabiliteit van elektronische tolheffingsystemen voor het wegverkeer in de Gemeenschap (PbEU L 166).
In artikel 274a, eerste lid, wordt de zinsnede «als bedoeld in artikel 83, tweede lid,» vervangen door: als bedoeld in de artikelen 83, tweede lid, en 222b, derde lid, .
De Gemeentewet wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 225 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Ter zake van het deelnemen aan het verkeer met een motorrijtuig op een weg, in beheer bij de gemeente, kan een belasting ter regulering van het verkeer worden geheven.
2. Het voorstel voor de belastingverordening tot invoering dan wel wijziging van de belasting ter regulering van het verkeer wordt voorzien van een verkeerskundige verkenning van:
a. de directe gevolgen van de belasting;
b. de nevengevolgen voor het gebruik van wegen die in dezelfde verbinding voorzien als de weg waarop de belasting wordt geheven;
c. de nevengevolgen voor het gebruik van wegen die in het verlengde liggen van de weg waarop de belasting wordt geheven.
3. De belastingverordening kan, op verzoek van het rijk, een provincie, een gemeente of een waterschap, door gedeputeerde staten worden vernietigd, indien na invoering dan wel wijziging van de belasting ter regulering van het verkeer blijkt dat de belasting onevenredige gevolgen heeft voor wegen in beheer bij het om vernietiging verzoekende openbare lichaam.
4. Bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kunnen regels worden gesteld over de hulpapparatuur en programmatuur met betrekking tot de heffing van de belasting ter regulering van het verkeer.
5. Bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kunnen regels worden gesteld die ertoe strekken dat voor de weggebruiker tijdig en duidelijk kenbaar zijn:
a. de wegen ter zake waarvan de belasting wordt geheven;
b. de periode gedurende welke de belasting wordt geheven;
c. de hoogte van de belasting.
6. Indien bij de heffing van de belasting ter regulering van het verkeer gebruik wordt gemaakt van een elektronisch heffingssysteem voldoet deze aan richtlijn nr. 2004/52/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 betreffende de interoperabiliteit van elektronische tolheffingsystemen voor het wegverkeer in de Gemeenschap (PbEU L 166).
In artikel 281a, eerste lid, wordt de zinsnede «als bedoeld in de artikelen 85, tweede lid, en 87a, eerste lid,» vervangen door: als bedoeld in de artikelen 85, tweede lid, 87a, eerste lid, en 225a, derde lid,.
De Waterschapswet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 113, eerste lid, wordt na de zinsnede «bedoeld in artikel 114,» ingevoegd: de verkeersregulerende belasting ter zake van het gebruik van de weg, bedoeld in artikel 114a,.
Na artikel 114 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Ter zake van het deelnemen aan het verkeer met een motorrijtuig op een weg, in beheer bij het waterschap, kan een belasting ter regulering van het verkeer worden geheven.
2. Het voorstel voor de belastingverordening tot invoering dan wel wijziging van de belasting ter regulering van het verkeer wordt voorzien van een verkeerskundige verkenning van:
a. de directe gevolgen van de belasting;
b. de nevengevolgen voor het gebruik van wegen die in dezelfde verbinding voorzien als de weg waarop de belasting wordt geheven;
c. de nevengevolgen voor het gebruik van wegen die in het verlengde liggen van de weg waarop de belasting wordt geheven.
3. De belastingverordening kan, op verzoek van het rijk, een provincie, een gemeente of een waterschap, door gedeputeerde staten worden vernietigd, indien na invoering van de belasting ter regulering van het verkeer blijkt dat de belasting onevenredige gevolgen heeft voor wegen in beheer bij het om vernietiging verzoekende openbare lichaam.
4. Bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kunnen regels worden gesteld over de hulpapparatuur en programmatuur met betrekking tot de heffing van de belasting ter regulering van het verkeer.
5. Bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kunnen regels worden gesteld die ertoe strekken dat voor de weggebruiker tijdig en duidelijk kenbaar zijn:
a. de wegen ter zake waarvan de belasting wordt geheven;
b. de perioden gedurende welke de belasting wordt geheven;
c. de hoogte van de belasting.
6. Indien bij de heffing van de belasting ter regulering van het verkeer gebruik wordt gemaakt van een elektronisch heffingssysteem voldoet deze aan richtlijn nr. 2004/52/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 betreffende de interoperabiliteit van elektronische tolheffingsystemen voor het wegverkeer in de Gemeenschap (PbEU L 166).
In artikel 162, eerste lid, wordt de zinsnede «als bedoeld in artikel 156, eerste lid,» vervangen door: als bedoeld in de artikelen 156, eerste lid, en 114a, derde lid,.
In artikel 80 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt na de zinsnede «de bevoegdheid ingevolge de Wet bereikbaarheid en mobiliteit van provincies, gemeenten en waterschappen tot het instellen van het toltarief» ingevoegd:, de bevoegdheid ingevolge de Provinciewet, Gemeentewet en Waterschapswet van provincies, gemeenten en waterschappen tot het heffen van een belasting ter regulering van het verkeer.
Artikel 14, vijfde lid, van de Wegenwet komt te luiden:
5. Het eerste en het tweede lid laten onverlet de heffing van de mobiliteitstarieven, bedoeld in de Wet bereikbaarheid en mobiliteit, en de heffing van de belasting ter regulering van het verkeer, bedoeld in artikel 222b van de Provinciewet, artikel 225a van de Gemeentewet en artikel 114a van de Waterschapswet.
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Deze wet wordt aangehaald als: Tolwet.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministers, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering aan de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
De Staatssecretaris van Financiën,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksaangelegenheden,