Kamerstuk 27923-85

Verslag van een algemeen overleg

Werken in het onderwijs


27 923
Werken in het onderwijs

nr. 85
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 10 juli 2009

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft op 10 juni 2009 overleg gevoerd met minister Plasterk van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over:

– de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 29 april 2009 met de voortgangsrapportage Leerkracht van Nederland (27 923, nr. 79).

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Van Bochove

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Kler

Voorzitter: Van Bochove

Griffier: De Kler

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten:

Van Bochove, Besselink, Dezentjé Hamming-Bluemink, Bosma, Jasper Van Dijk, Van der Ham, Jan Jacob Van Dijk en Dibi,

en minister Plasterk en staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.

Mevrouw Besselink (PvdA): Voorzitter. De kwaliteit van het onderwijs staat of valt met de kwaliteit van de leraren. De PvdA is daarom blij dat het kabinet 1 mld. extra investeert voor verbetering van de positie van de leraren. Ook de 20 mln. die minister Plasterk vorige week beschikbaar heeft gesteld om op innovatieve wijze het lerarentekort op te lossen, onderstreept dat dit kabinet dit probleem wil oplossen. Een betere beloning is geen panacee, maar natuurlijk wel een factor van betekenis.

Over de uitvoering van de functiemix bereiken ons zorgelijke signalen. Nog niet overal loopt de uitvoering op rolletjes. Uit de brief van de Algemene Onderwijsbond (AOb) blijkt bovendien dat een van de grootste problemen bij het invoeren van de functiemix is dat de gegevens van de nulmeting nog niet beschikbaar zijn. Kan de minister hier snel duidelijkheid over verschaffen? Wij willen daarnaast de verzekering van de minister dat de gelden voor de functiemix per school worden ingezet en niet per bestuur.

Voor de PvdA is het van groot belang dat ook de LD-schalen beschikbaar zijn voor bijvoorbeeld vmbo-klassen. In scholen met een vmbo- tot gymnasiumafdeling zouden de LC en LD-schalen niet alleen ten gunste moeten komen van de gymnasiumafdeling. Hoe gaat de minister dit stimuleren?

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik vind het een goed voorstel om het niet per bestuur maar per school uit te betalen. Wordt er een gezamenlijk voorstel gedaan in de Kamer als de minister dit niet ondersteunt?

Mevrouw Besselink (PvdA): Wij vragen de minister daar serieus naar te kijken.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Hoe gaat de minister dit aanpakken? Ik vraag mij af het wel mogelijk is en of het past binnen de systematiek. Volgens mij is het niet mogelijk.

De heer Bosma (PVV): Wat betekent dit voor de cao’s?

Mevrouw Besselink (PvdA): De discussie die wij in de Kamer voeren, gaat over hoe het geld naar de scholen gaat. De discussie is breder dan dit onderdeel en gaat voor de PvdA over het goed regelen van de positie van docenten op schoolniveau. Daarom vraag ik aan de minister hoe hij gaat stimuleren dat op schoolniveau dit soort keuzes gemaakt kan worden. Deze vraag hebben wij al eerder gesteld.

De heer Bosma (PVV): Stelt mevrouw Besselink voor om de geldstromen te veranderen?

Mevrouw Besselink (PvdA): Wij hebben al meerdere malen gevraagd om ervoor te zorgen dat dit soort zaken op schoolniveau kan worden geregeld.

Een belangrijk aandachtspunt is de kwaliteit van de lerarenopleiding. Wij gaan het advies van de Onderwijsraad nog niet bespreken, maar hierin staat een aantal heldere adviezen over een integraal eindniveau voor lerarenopleidingen. Kan de minister vast een tipje van de sluiter oplichten?

De educatieve minoren zijn een mooie aanvulling op de succesvolle maatregel zoals een lerarenbeurs. Ik bedank voor de toelichting.

In het mondeling vragenuurtje hebben wij reeds met elkaar gesproken over het feit dat leraren niet op pad moeten worden gestuurd met onmogelijke opdrachten, want de tweede correctietermijn heeft veel werkdruk veroorzaakt. Ik heb gevraagd om te onderzoeken wat de werkdruk voor docenten is die in de tweede correctietermijn extra werk moeten verzetten, met name als niet-keuzevakken zoals maatschappijleer aan het eind zitten. Ook na het vragenuurtje zijn de signalen binnen blijven komen. Ik wil graag een reactie van de staatssecretaris.

Jonge leraren zijn hard nodig om het tekort op te lossen. Jonge leraren verlaten het onderwijs snel en wel 25% binnen de eerste vijf jaar. Van zij-instromers verlaat 20% het onderwijs. In beide gevallen worden de nieuwe docenten opgescheept met de moeilijkste klassen zonder dat zij begeleid worden door ervaren collega’s. Op die manier worden de nieuwe leraren de klas uitgejaagd. Wij vermoeden dat dit de belangrijkste reden voor vroegtijdig vertrek is, maar wij willen daar zeker van zijn. Als wij het serieus nemen, moeten wij precies weten hoe wij dat kunnen voorkomen. Dat is allereerst een kwestie van goed personeelsbeleid op de scholen zelf, maar wij willen dat er een exitgesprek komt voor jonge leraren. Als wij de reden van vertrek kennen, kan daarop het beleid worden aangepast, want op veel scholen staat dit nog in de kinderschoenen. Wij verzoeken de minister dat te onderzoeken. Wij kunnen dan de juiste maatregelen nemen om jonge leraren voor de klas te behouden en op die manier verscherpen wij de kwaliteit van het onderwijs. Voor de PvdA moet het vooral snel gebeuren. De genomen maatregelen zijn een eerste aanzet, maar er moet vaart gemaakt worden met de uitvoering.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD): Voorzitter. De regering voorziet in de loop van dit jaar naar 2010 een forse toename van de werkloosheid in de marktsector, waardoor naar verwachting de sectoren overheid, onderwijs en zorg tijdelijk aan relatieve aantrekkelijkheid winnen. Het onderwijs moet hier gebruik van maken en omscholing gemakkelijker maken. Scholing is essentieel voor het behoud en aantrekken van leerkrachten in het onderwijs. In hoeverre is het een probleem dat er op vaste tijden in het jaar met een lerarenopleiding begonnen kan worden? Misschien kan er vast gestart worden met losse modules.

De staatssecretaris komt voor de scholing van zij-instroom voor de Lerarenopleiding voor Voortgezet onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie (LVO/BVE) met een subsidie van 6 mln. in 2009, 3,8 mln. in 2010 en 2011. Is dit voldoende en wat doet zij eraan om de zij-instroom te bevorderen en docenten voor het vak te behouden? De VVD heeft ook al eens voorgesteld om meer mensen uit het bedrijfsleven naar de klas te halen. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris dit voorstel ondersteunt.

De VVD heeft ook al eens voorgesteld om een aktensysteem in te voeren, waarbij docenten voor een toegespitste vakstudie in deeltijd akten behalen die hen een verdere onderwijsbevoegdheid geven. Daarmee kunnen docenten uit het basisonderwijs doorstromen naar het voortgezet onderwijs of een specialisme ontwikkelen voor lesgeven aan bijvoorbeeld hoogbegaafden of dyslectische kinderen. Het deeltijdkarakter van het aktensysteem biedt de mogelijkheid aan docenten om al werkend te studeren om zichzelf bij te scholen. Bovendien leidt het studeren om akten te behalen tot opfrissing van kennis en vergroting van de mobiliteit op de arbeidsmarkt. Het stapelen van akten in eigen tempo zorgt op meer flexibele wijze voor gemotiveerde en ambitieuze docenten onder behoud van eigen voorkeur die ook carrière kunnen maken voor de klas. Dat mag wat ons betreft met een prestatiebeloning worden beloond en niet met een functiemix, maar ik begrijp dat hiervoor nog steeds geen meerderheid bestaat in de Kamer.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Volgens mij was een van de afspraken van het plan dat niet meer de automatische periodiek zou worden toegekend, maar dat er functioneringsgesprekken zouden komen. Vindt u dat niet het element van prestatiebeloning, waarbij goed presterende docenten wel een periodiek krijgen en anderen niet?

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD): Iedere vorm van excelleren moet wat ons betreft beloond worden. De functiemix houdt in dat een bepaald percentage per school meer mag verdienen. Dat vormt een beperking voor een prestatiebeloning. Wij staan niet achter dit systeem.

Wij vragen ons af of de educatieve minors op meer universiteiten ingevoerd kunnen worden. In de bijlage blijkt dat in de afgelopen vier jaar de instroom op de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs (pabo) met 30% is afgenomen. Dat is een kwalijke zaak, want ook na het eerste jaar vallen nog veel studenten af. Ik heb een keer voorgesteld om een pre-pabotraject in te stellen, zodat de leerlingen die docent willen worden, al in hun laatste jaar speciaal geschoold worden in rekenen en taal om op de pabo succesvol te zijn. Ik verzoek de staatssecretaris hier nog een keer goed naar te kijken.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Een maand geleden hebben wij uitgebreid gediscussieerd in de Kamer over de educatieve minor. De VVD heeft toen uitgesproken dat hier zorgvuldig mee omgegaan moet worden en dat er niet meer opleidingen moeten komen. Wanneer er een andere transponeringstabel zou komen, zou men de steun verliezen van de VVD voor het voorstel zoals dat nu op tafel ligt. Nu vindt de VVD dat het nog breder moet worden. Waar staat de VVD?

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD): Het gaat mij erom dat in de huidige arbeidsmarkt de toegankelijkheid voor de educatieve minor zo gemakkelijk mogelijk wordt.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Vindt u niet dat enkel de universiteiten die ervaring hebben met het geven van onderwijsbevoegdheden, hiervoor in aanmerking zouden mogen komen? Wat wilt u nog extra doen in vergelijking met de voorstellen van de staatssecretaris?

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD): Volgens mijn informatie is er op dit moment maar één universiteit met de educatieve miner. Het gaat mij erom dat zoveel mogelijk mensen die dat willen, ook toegang hebben. Daarover hoor ik graag de meest recente informatie.

Ik vraag de minister hoe hij denkt over de houdbaarheid van het Actieplan LeerKracht van Nederland (Actieplan) in deze zware economische tijd. Doet het niet kunnen betalen van de cao de effecten van het Actieplan teniet? Vallen bestuurders wel of niet onder de cao? Dat is nog steeds onduidelijk.

Ik wil graag een reactie van de minister op het advies van de Raad van State om docenten die homo zijn, te weren.

De staatssecretaris denkt aan mogelijkheden voor teambeloning van docenten. Hoe kan bijvoorbeeld freerider gedrag worden voorkomen? Is zij het eens met de VVD dat docenten individueel moeten worden beloond en afgerekend op de eigen prestaties?

De heer Bosma (PVV): Voorzitter. De PVV steunt de minister bij het Actieplan. Leraren gaan straks meer verdienen en komen gemakkelijker in een hogere salarisschaal terecht, maar de afstand tot de salarissen in het bedrijfsleven blijft echter groot. Dat is overigens geen verwijt aan de minister.

Een ander probleem is en blijft het vinden van goede en gekwalificeerde leraren. De PVV betwijfelt of er met de genomen maatregelen en de cao’s voor het onderwijs, nu hordes nieuwe leraren staan te popelen om in het onderwijs te beginnen. Ik heb hiervoor nog geen aanwijzingen ontvangen. Noch in de stukken van het ministerie, noch in stukken in de krant, noch in gesprekken met mensen in het veld is mij gebleken dat de animo drastisch is toegenomen. Klopt dit beeld en zo ja, hoe komt dat? Als het bedrag van 1 mld. niet voldoende is, hoeveel dan wel? Ik wil graag een grafiekje zien over hoeveel docenten het beschikbare geld oplevert. Nu bekruipt mij het gevoel dat er geld wordt geïnvesteerd in een probleem, terwijl niemand weet of het iets oplevert. De docentenvakbond Algemene Onderwijsbond (AOb) is niet negatief over de verbeteringen, maar uit een eerder onderzoek van de AOb blijkt dat maar liefst 98% van de leraren in het basisonderwijs in de laagste salarisschaal zit. Gloort er hoop aan de horizon voor deze mensen?

Hoe zit het met de jonge docenten? Deze starters ontberen een volwaardige aanstelling en vullen nu vooral de gaten in de roosters en zijn wellicht daarom ook de eersten die weggaan.

Het imago van de leraar is nog niet al te best. Hij staat te boek als een goedsul die voor een appel en een ei ernstig lijdt onder de enorme werkdruk en veelal gebukt gaat onder drukke kinderen die in steeds grotere heterogene groepen het leven van de leraar niet altijd gemakkelijk maken. Filmpjes op YouTube laten dat duidelijk zien. Uit een onderzoek van de Volkskrant blijkt dat 68% van de leraren vindt dat de werkdruk is toegenomen. Het onderzoeksbureau Regioplan stelt dat 60% van de leraren in het voortgezet onderwijs vindt dat zij teveel werk hebben.

Er kan niet ontkend worden dat allerlei andere zaken absoluut invloed hebben op de werkdruk en de sfeer op school beïnvloeden. Ik denk hierbij aan de invoering van passend onderwijs.

Veel leraren moeten zich bezighouden met niet lesgebonden taken. Regioplan zegt dat 42% van de leraren tijd verliest aan niet lesgebonden taken. Is de minister of de staatssecretaris niet bang dat de leraren hun liefde voor het vak nog verder verliezen? Nu moet er veel vergaderd worden, terwijl de minister toch terug wil naar de basisvaardigheden, zoals taal en rekenen. Hoe denkt de minister ervoor te zorgen dat zij meer toekomen aan de essenties van het onderwijs en dat er minder nadruk komt te liggen op allerlei maatschappelijke claims, zoals de loverboys, obesitas en het samen ontbijten op school?

De inspraak van de leraar draagt bij aan de motivatie. Het Actieplan ging van start met de kreet «Geef de leraar zijn vak terug.» Daar is iedereen het mee eens. Hoe staat het met de inspraak van leraren bij zaken zoals het nieuwe leren en de invoering van Competentie Gericht Onderwijs (CGO)?

Een percentage van 30% minder instroom bij de pabo’s is een schrikbarend cijfer. Dat betekent dat over een paar jaar er dramatisch veel minder leraren zijn en dat blijkbaar het bedrag van 1 mld. daar niets aan heeft bijgedragen. Wat gaat de staatssecretaris doen met het advies van de Onderwijsraad?

De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Wij spreken over de aanpak van het lerarentekort ten gevolge van jarenlange bezuinigingen. De heer Rinnooy Kan sprak van een dramatisch kwalitatief en kwantitatief lerarentekort dat eraan komt. Deze regering maakt een begin met het bestrijden van het tekort met het Actieplan. Het is mooi dat de studiebeurs voor leraren succesvol is. Het voorziet in een grote behoefte.

Verder is er reden voor aarzelingen en minder voor zonneschijn. Het plan is een goed begin, maar intussen is de neoliberale orde in een crisis terecht gekomen en de vraag is of het onderwijs daar straks ook de klappen van moet opvangen. Dat zou het einde betekenen van een eerste voorzichtig herstel. Wie scholen bezoekt, hoort de twijfels over de maatregelen die genomen worden. Dat is niet vreemd, want in tijden van crisis is al eerder flink in het budget gesneden. Kan de minister de twijfel wegnemen door te verklaren dat er op het Actieplan en het onderwijs niet zal worden bezuinigd?

Hoe pakt het Actieplan uit in de praktijk? De Radboud Universiteit, het Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen (ITS), deed onderzoek namens de AOb. Op de basisscholen gebeurt niet zoveel, want op slechts een op de vijf basisscholen worden de plannen tussen medezeggenschapsraad en directie besproken. Op de helft van de basisscholen gebeurt dat niet. Graag een reactie. Uit een eerder onderzoek van het Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt bleek eind 2008 al dat 88% van de schoolleiders in het basisonderwijs geen idee heeft hoe zij de plannen moeten uitvoeren. Hoe staat dat er nu voor?

In het voortgezet onderwijs gaat het iets beter, maar ook daar is de stand van zaken zorgelijk. Uit het genoemde ITS-onderzoek blijkt dat op de helft van de scholen wordt gewerkt aan een plan, dus bij de andere helft gebeurt dat nog niet. De AOb gaf al aan dat er nog geen nulmeting is. Er is veel discussie over de uitvoerbaarheid. Twee op de vijf leraren, 40%, denken dat er met de functiemix nieuwe problemen ontstaan. Ruim de helft van de respondenten is van mening dat zij niet kunnen doorstromen naar een hogere schaal. In de brief van 29 april schrijft de minister dat er afspraken zijn gemaakt over welke leraren in aanmerking komen voor hogere functies. Leraren moeten daarnaar solliciteren en er zijn voorbeeldfuncties beschikbaar. Wat houden de afspraken precies in? Ik heb de voorbeeldfuncties van Alons & Partners Consultancy die zij in opdracht van de sociale partners opgesteld hebben, in mijn bezit. Wil de minister hierop reageren? Er staat beschreven wanneer een docent recht zou krijgen op een hogere schaal, zoals door het hebben van een voortrekkersrol op het gebied van externe profilering, het doen van voorstellen ten aanzien van onderwijsontwikkeling en vernieuwing en zitting hebben in landelijke werkgroepen. Deze voorbeelden zijn niet bindend en ongetwijfeld bedoeld voor inspiratie van de scholen, maar geven wel een indicatie. Er is nu een druk zichtbaar op niet lesgevende taken. Het gaat toch om de leraar en het lesgeven? Hoe wordt in het Actieplan uiting gegeven aan de nieuwe gestrengheid van de leraar?

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Zou u alle elementen kunnen noemen die worden voorgesteld om te kijken hoe het precies zit met andere functies? Volgens mij bent u selectief door die drie elementen te noemen die u niet zo bevallen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Dat zijn vijf pagina’s.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Voorzitter, ik heb mijn punt al bewezen, namelijk dat de heer Van Dijk drie elementen benoemt, terwijl er vijf pagina’s zijn met elementen waaraan gedacht zou kunnen worden om over te gaan tot een functiemix. Daarom maak ik bezwaar tegen hetgeen de heer Van Dijk naar voren heeft gebracht.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik heb een greep gehaald uit criteria op basis waarvan leraren naar een hogere schaal kunnen promoveren. Daarbij staat ook vermeld «geeft les, begeleidt leerlingen in de bovenbouw, weet ontwikkelingen op waarde te schatten en overtuigt collega’s van de noodzaak en de inhoud van de vernieuwingen en ontwikkelingen, coördineert en initieert de afstemming». Het gaat erom dat er vijf pagina’s nodig zijn om criteria aan te geven op grond waarvan een recht op promotie bestaat. Echter, een harde koppeling tussen beloning en opleiding met het bijbehorende budget beslaat maar één regel. Dat is helder. Ik zie dus dat schoolbesturen ernstig in verlegenheid worden gebracht en in verwarring raken over de criteria op basis waarvan een hogere schaal moet worden toegekend. De voorbeelden die ik heb genoemd, maken daarvan deel uit. Het probleem is dat er druk ontstaat om niet lesgevende taken te belonen. Daarop wil ik graag een reactie ontvangen, want dat is volgens mij niet de bedoeling. Het is allemaal nog erg onzeker. Hoe pakt dit uit voor de uitstekende leraar die niet meedoet aan al die niet lesgevende profileringen? Wat is het resultaat voor uitstekende leraren die niet deelnemen aan het naar buiten treden?

Ik wil graag een reactie ontvangen op de zorgen vanuit de gymnasia. Daar zijn veel leraren in dienst die in een hoge schaal zitten. Als de gymnasia mee willen doen aan het Actieplan, dan hebben zij mogelijk een te laag budget en worden zij gedwongen om leraren in de onderbouw aan te stellen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.

Kan de minister apart ingaan op het middelbaar beroepsonderwijs (mbo)? De vakbond geeft aan dat de MBO Raad anders omgaat met de afspraken dan de vakbond. Hier bestaat onenigheid. De afspraken zijn nog niet uitgewerkt in een cao. Hoe zit dat?

Een groot probleem zijn de onbevoegde leraren. Wat mij betreft is docent een beschermd beroep. Als er nieuwe leraren zonder bevoegdheid instromen, moeten zij zo spoedig mogelijk hun bevoegdheid halen. De Inspectie van het Onderwijs ziet hier nog niet op toe. Kan de minister ervoor zorgen dat de Inspectie hier beter op gaat toezien?

Het loopt allemaal behoorlijk moeizaam en er is weinig enthousiasme bij de scholen. Dit kan zelfs averechts uitpakken en dat mag niet gebeuren.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Voorzitter. Wij bespreken vandaag de voortgangsrapportage van de afspraken uit 2007 over de functiemix, een differentiatie tussen de niet automatische periodieken op basis van een functioneringsgesprek en de Stichting van het Onderwijs.

In de bijlage bij de voortgangsrapportage staan enige cijfers over verschillende afspraken. Een element is een beetje achterhaald, namelijk het cijfer over bevoegde en onbevoegde docenten uit 2006. Wij zijn nu een paar jaar verder en ik hoop dat het beeld nu anders is.

De functiemix is per sector uitonderhandeld. In sommige sectoren wordt op basis van nieuwe gegevens naar de stand van zaken gekeken. Is het verstandig om enige aanpassing door te voeren? In de mbo-sector heeft dat tot andere cijfers en een andere verdeling geleid. Als de sector het daarmee eens is, dan is dat goed, want er zat in beide gevallen wel een voordeel.

Er is een element, namelijk de criteria op basis waarvan de functiemix er gaat komen. De heer Jasper van Dijk noemt drie elementen over onderwerpen buiten het lesgeven. Er staan nog andere criteria op de vijf pagina’s en daarom vind ik het gemakkelijk om te zeggen dat het alleen maar gaat over activiteiten buiten de lesgevende taken. Ik ga ervan uit dat de andere elementen veel belangrijker zijn. Ik wil daarmee een antwoord geven op wat door mevrouw Besselink naar voren is gebracht, namelijk dat het niet zo zal zijn dat enkel gymnasiumdocenten met een hoge opleiding in aanmerking komen voor een hogere functie. Ook een vmbo-docent moet hiervoor in aanmerking kunnen komen. Hoe is dit toepasbaar binnen scholen met een krimp in het personeelsbestand waar geen nieuwe docenten binnenkomen?

Op basis van functioneringsgesprekken kan bepaald worden wie in aanmerking komt voor de automatische periodieken. Ik hoor geluiden dat er op veel scholen nog steeds geen functioneringsgesprekken plaatsvinden en dat men moeite heeft met het toepassen van de differentiatie.

Over de Stichting van het Onderwijs hebben wij in 2007 afspraken gemaakt. In juni 2009 is deze stichting nog steeds niet opgericht. Ik vind het van groot belang dat deze stichting er gaat komen.

Ik ben niet geïnteresseerd in de cijfers over de instroom van de pabo, maar over de uitstroom. Is hier een forse terugloop zichtbaar? Met name in 2004 en 2005 hebben veel mensen afgehaakt vanwege de wiskundetoets. Wat zijn de cijfers over de huidige uitstroom van de pabo?

De Onderwijsraad heeft een advies uitgebracht over de lerarenopleidingen en om te komen tot een soort van landelijk curriculum en landelijke examencommissie. Wij hebben hier al een paar keer met elkaar over van gedachten gewisseld en ervoor gepleit dat er een landelijk curriculum wordt ingesteld. Volgens mij was de sector daar ook al mee bezig. Wat is de stand van zaken?

De minister heeft vorige week naar buiten gebracht dat er een bedrag van 20 mln. extra beschikbaar is voor innovatie in het onderwijs, met name voor leraren. Voor de financiering en dekking van het Actieplan hadden wij volgens mij drie maal 30 mln. uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) gereserveerd voor de innovatie. Begrijp ik goed dat wij nu drie maal 30 mln. plus 20 mln. is totaal 110 mln. daarvoor beschikbaar hebben? Of hebben wij in plaats van 90 mln. 20 mln. gekregen? Hebben wij nu een financieel voordeel van 20 mln. en wat gaan wij daarmee extra doen of hebben wij een nadeel van 70 mln. en hoe komen wij aan de extra 70 mln. ter dekking van de plannen?

Een jaar geleden heb ik ook al aandacht gevraagd voor het feit om meer mannen voor de klas te krijgen, met name in het basisonderwijs. De academische pabo is ook niet de oplossing, want van de 52 ingeschrevenen waren er 51 vrouw en 1 man. Wat is volgens de minister het antwoord?

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik vind het geweldig dat het CDA opkomt voor de vmbo-scholen, de havo/vwo scholen, maar er zijn ook gymnasia. Juist de gymnasia hebben een punt als zij zeggen dat, als zij aan de eisen van het Actieplan moeten voldoen, zij worden gedwongen om leraren in de onderbouw les te laten geven want het budget ontbreekt. De bestuurdersorganisatie Verenigde Bijzonder Scholen (VBS) heeft gezegd dat «u kunt als school besluiten een docent te laten stoppen met lesgeven in de bovenbouw om aan het Actieplan te voldoen». Vindt u ook niet dat dat veel te ver gaat en dat het Actieplan dan averechts uitwerkt?

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Wie heeft het Actieplan tot in detail ingevuld? Dat is de Voortgezet Onderwijs (VO)-raad geweest samen met de onderwijsvakbonden die uiteindelijk het akkoord hebben neergelegd. Dat betekent dat ook de zelfstandige gymnasia hebben ingestemd met het plan. Wanneer zij een jaar na dato tot de conclusie komen dat het meer geld gaat kosten dan dat zij verwacht hadden, dan moet u niet bij mij aankomen met het oplossen van al deze problemen. Ik ga ervan uit dat toen zij dit akkoord sloten, goed wisten waar zij ja tegen hebben gezegd.

De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. De relatie tussen leraar en leerling staat centraal in het onderwijs. Zonder goede leraren geen goed onderwijs en van een slechte leraar of een slechte school ondervindt een kind zelfs levenslang schade, zo bleek onlangs uit een Engels onderzoek. Zowel de kwaliteit als de kwantiteit van leraren staat al tijden onder druk. Het lerarentekort neemt toe en steeds minder studenten kiezen voor het vak, pabo’s trekken minder vwo’ers aan en steeds vaker staan onbevoegde leraren noodgedwongen voor de klas. De regering heeft een Actieplan en maatregelen aangekondigd. De minister prijst de nieuwe gestrengheid aan.

Een paar dingen gaat overigens goed. De afspraken in het rapport LeerKracht blijven ondanks de economische crisis overeind en het kabinet investeert 20 mln. uit het FES in het lerarentekort. Het Centraal Planbureau (CPB) heeft onlangs onderzocht wat de bijdrage is van het voorgestelde FES-project en het terugdringen van het lerarentekort. Uit het onderzoek blijkt dat men niet teveel kan verwachten van ICT-investeringen in het onderwijs. De conclusie is vernietigend: het is nog maar de vraag of open scholen en netwerkscholen een positieve bijdrage gaan leveren aan het lerarentekort en Wikiwijs verergert zelfs de problemen. Waarom presenteert de minister deze investeringen toch als een oplossing voor het lerarentekort? Wat weet hij dat de onderzoekers van het CPB niet weten? Waar is zijn heldere probleemanalyse en wat is de meerwaarde van het beleid? Zijn er studies gedaan naar de effectiviteit van de toepassingen zoals serious gaming of Wikiwijs? Kennen wij de effecten van die toepassingen misschien uit andere landen? Is aan de leraren gevraagd of zij er behoefte aan hebben? Waarin verschilt bijvoorbeeld de investering in Wikiwijs van de investering in Kennisnet? Hoe wordt de effectiviteit daarvan beoordeeld? Waarom wordt het geld geïnvesteerd in technische toepassingen en niet in het versterken van de opleidingen of het salaris van de leraren? Op welk streefcijfer mogen wij de minister straks afrekenen?

Iedere crisis biedt mogelijkheden. Het geld kan beter geïnvesteerd worden in zij-instromers, want er komen nu extra mensen op de arbeidsmarkt. Er moet voor gezorgd worden dat deze mensen in het onderwijs blijven, ook als de economie weer aantrekt. Juist nu moeten onbevoegde leraren verder opgeleid worden en er moet juist nu worden geïnvesteerd in het verkleinen van het salarisgat met het bedrijfsleven. Geen nullijn, maar werk het achterstallig onderhoud bij het lerarensalaris verder weg en zorg ervoor dat het taalprobleem van allochtone studenten wordt voorkomen. Het geld moet niet verspild worden aan projecten die niet structureel bijdragen aan het oplossen van het lerarentekort of het verbeteren van het werkklimaat.

Juist de gebieden waar de bevolking krimpt, vragen om een bijzondere aanpak. In Groningen, Friesland, Drenthe en Limburg dreigen extra grote lerarentekorten. Enkele jaren geleden vroegen D66, CDA en VVD via de motie-Dittrich extra middelen voor het bovenformatief aanhouden van deze leraren. Dat ging toen over een bedrag van 29 mln. Ik ben van mening dat dit verzoek opnieuw op zijn plaats is. Zorg ervoor dat in krimpende gebieden jonge leraren die vaak werkzaam zijn op basis van tijdelijke aanstellingen, bovenformatief behouden blijven. In Limburg is een groot aantal jonge leraren met tijdelijke contracten de wacht aangezegd en als zij eenmaal uit het onderwijs vertrokken zijn, dan komen zij meestal niet terug. Door nu te investeren wordt het onderwijs versterkt en zorgen wij ervoor dat scholen in de toekomst een jong en enthousiast lerarenbestand overhouden. Graag een reactie van de minister.

Het differentiëren van de salariëring wordt ondersteund, maar over de uitwerking bestaat ongerustheid. Wij hebben verontrustende verhalen gehoord over de LC- en de LD-aanstellingen in het voortgezet onderwijs, namelijk dat deze aanstellingen nog niet op alle scholen rond zijn en dat ook de aanstellingsprocedure op scholen heel verschillend verloopt. Soms worden weinig goede en doorzichtige criteria gebruikt. Welke rol speelt de VO-raad hierin? Er bestaat veel onrust onder docenten omdat door onnavolgbare criteria er onderscheid wordt aangebracht, waardoor er verwijten komen van vriendjespolitiek. Deze processen moet men zien te voorkomen. Wij zijn voor differentiatie van salariëring, maar dat moet wel op basis van heldere criteria gebeuren.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik ben het eens met de heer Van der Ham. Wat zijn volgens D66 heldere criteria?

De heer Van der Ham (D66): De mate van opleiding en het volgen van cursussen zijn heldere criteria waar men iets aan kan ophangen. Ik verzoek de regering om de criteria helder te maken, zodat er geen ruis ontstaat.

De heer Jasper van Dijk (SP): Deelt u de mening van de SP dat de nadruk moet liggen op lesgeven en opleiding?

De heer Van der Ham (D66): In principe delen wij dat.

Wat vindt de minister of de staatssecretaris ervan om een evaluatie uit te voeren naar de toewijzing van hogere schalen op scholen?

Docenten mogen niet geweigerd worden vanwege hun geaardheid. Wat gaat de minister hieraan doen?

Het versterken van de inspraak is voor D66 ook van groot belang.

De heer Dibi (GroenLinks): Voorzitter. Vandaag spreken wij over de voortgang van het Actieplan. Ik deel de zorgen van de AOb dat schoolbesturen wel met de juiste informatie over de brug moeten komen, want er kan alleen gecontroleerd worden als alle informatie beschikbaar is.

De functiemix in het voortgezet onderwijs moet er snel komen. Klopt het dat de MBO Raad en de HBO-raad alweer morrelen aan de afspraken die zijn gemaakt door gegevens te betwisten? Welke regie voert de minister of de staatssecretaris hierop?

Ik citeer: «Het streven is te komen tot vermindering van de werkdruk en verhoging van de kwaliteit in het onderwijs. Hiervoor zal een actieplan, mede gericht op de lange termijn, worden geformuleerd. Een breed samengestelde commissie zal gevraagd worden daarvoor bouwstenen aan te leveren. Onderwerpen die daarbij in samenhang aandacht verdienen zijn: het lerarentekort, kwaliteit lerarenopleidingen, beloning- en functiedifferentiatie, loopbaanperspectief, omvang van de lestaak, hoeveelheid contacturen, ruimte voor individuele leerlingbegeleiding, onderwijsontwikkeling, professionaliteit docent en ruimte voor maatwerk». Dit is wat de coalitiepartijen in hun akkoord uit 2007 hebben afgesproken. Een prachtig voornemen. Wij zijn nu halverwege de rit, maar ook halverwege het nakomen van de afspraken. Daarom wil ik de regering ter verantwoording roepen om de afspraken na te komen.

De regering werkt aan hogere salarissen en de kwaliteit van de lerarenopleidingen en er is een succesvolle lerarenbeurs, maar een van de eerste mondelinge vragen die ik de minister heb gesteld, betrof een van de grootste klachten in het onderwijs en een van de grootste veroorzakers van het lerarentekort, namelijk de werkdruk. Ik werd doorverwezen naar de commissie Rinnooy Kan, die met een waardevol advies is gekomen, maar voor de werkdruk was weinig aandacht. Opnieuw vroeg ik aandacht voor de werkdruk en opnieuw werd ik doorverwezen. Dit keer naar de commissie Cornielje. Ook in het advies van de Commissie Cornielje bestaat hier weinig aandacht voor. Zij heeft wel het absurde plan om dan maar een week af te snoepen van de vakantie van de docenten. Volgens de staatssecretaris is dit het antwoord op de te hoge werkdruk en zij zei zelfs in het debat dat docenten die niet bereid zijn een week vakantie in te leveren, niet meer moeten klagen over de hoge werkdruk. Ik wil graag weten of de minister dezelfde mening heeft.

Wij hebben met zijn allen geconstateerd dat 42% van de gewerkte tijd door leraren besteed wordt aan niet lesgebonden activiteiten. Dan moeten alle alarmbellen gaan rinkelen. Wat gaat de regering hieraan doen? Wanneer komt er een gedegen plan van aanpak van de werkdruk?

Een kwart van de jonge docenten stopt binnen vijf jaar. Hun werkweek loopt vaak gierend uit de hand en te vaak krijgen zij onvoldoende begeleiding.

Op de scholen in achterstandswijken en in de grote steden is de taak van docent veranderd in die van iemand die het ontbijt moet voorbereiden, die leerlingen uit bed moet bellen en leerlingen moet kalmeren omdat het thuis niet goed loopt. Kan de minister in het plan van aanpak voor de werkdruk ook ingaan op de hulpverleningstaak van de docent en op de noodzaak om het onderwijs meer te combineren met zorg? Er moet voor worden gezorgd dat er hulp en zorg op de scholen aanwezig is, zodat de docent zich kan richten op kennisoverdracht.

Mevrouw Besselink (PvdA): Ik ben het helemaal met u eens. Pleit u voor ondersteuning van onze motie van vorig jaar bij de algemene beschouwingen voor het schoolmaatschappelijk werk?

De heer Dibi (GroenLinks): Dat is inderdaad een hartstochtelijk pleidooi voor schoolmaatschappelijk werk, maar het gaat om meer dan dat. Ik wil een samenhangend plan van aanpak van dit kabinet waarin ingegaan wordt op de werkdruk. Ik steun de motie van de PvdA, maar ik stel het op prijs als de PvdA mij steunt bij mijn vragen aan de minister om actie te nemen om de werkdruk te verminderen.

De werkdruk moet omlaag en de kwaliteit van de docenten omhoog. De Onderwijsraad adviseert om te komen tot een landelijke examencommissie. Dat lijkt mij een goed plan.

Voor het eind van het jaar komt er een wetsvoorstel dat het professioneel statuut regelt. Hierin wordt de professionele ruimte van de docent opgenomen. Ik wil dit graag eerder zien. Het moet toch mogelijk zijn om aan het eind van de zomer dit professioneel statuut aan de Kamer aan te bieden. Wij hebben allemaal gezien in het debat over het CGO in het mbo dat zo’n professioneel statuut een gemis is voor de betrokkenheid van de docent. Graag een reactie.

Ik mis te vaak het speciaal onderwijs in onderwijsdebatten. Wat gebeurt er precies met de docenten in het speciaal onderwijs die met een hele moeilijke leerlingenpopulatie te maken hebben?

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Zou het verstandig zijn dat eerst de sociale partners een akkoord bereiken over wat het professioneel statuut precies zou moeten inhouden voordat er wetgeving gaat komen?

De heer Dibi (GroenLinks): Dat zou heel handig zijn. Ons hebben signalen bereikt dat partijen zich niet aan de afspraken houden. Wij willen niet te lang wachten en het allemaal snel regelen. Ik roep de betrokken partijen, bestuurders en werkgevers op om haast te maken.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Ik ben blij dat u het met mij eens bent dat er eerst een akkoord moet komen van de sociale partners en daarna moet de minister aan het werk gaan om ervoor te zorgen dat het er zo snel mogelijk gaat komen. Ik ben blij dat dat de conclusie kan zijn en het lijkt mij goed om de druk op de onderhandelende partijen op te voeren.

De heer Dibi (GroenLinks): Daar ben ik het helemaal mee eens, maar als het te lang duurt, moeten wij als Kamer het initiatief gaan nemen. Wat mij betreft duurt het te lang als wij tot het einde van het jaar moeten wachten.

Minister Plasterk: Voorzitter. In de voorjaarsbrief Actieplan LeerKracht van Nederland kijken wij naar de stand van zaken van de uitvoering. Ik wil mij beperken tot de afspraken in het convenant met de sector en hoe het staat met de uitvoering. Er is al veel gebeurd om de afspraken uit te voeren, maar er moet nog het een en ander gebeuren.

De economische omstandigheden zijn dramatisch veranderd sinds de invoering van dit Actieplan. Wij hebben te maken met een krimp van 4,5%, de grootste sinds de Tweede wereldoorlog en dat heeft grote gevolgen. Ook het aantal vacatures in het onderwijs daalt flink. Eind maart 2009 waren er 50 000 minder vacatures dan een kwartaal eerder. Volgens het CPB kan de werkloosheid dit jaar en in 2010 flink toenemen. Op korte termijn kan dit als gunstig voor de arbeidsmarkt in het onderwijs worden gezien, maar dat is het korte termijneffect, terwijl het Actieplan in gang is gezet op basis van de langetermijnanalyse, omdat decennia lang de positie van de leraar achteruit is gegaan en het tijd wordt om dit proces te keren. Het kabinet zegt daarom niet dat het wel meevalt en wij houden vast aan het Actieplan zoals dat is ingevoerd. Wij bezuinigen dus niet op het Actieplan dat bovenop de cao’s komt waarvoor de referentiesystematiek onverkort blijft gelden in 2009 en 2010.

De ruimte in de arbeidsvoorwaarden voor 2009 kan volledig worden uitgedeeld. Voor 2010 staat dit nog niet vast, want wij weten nog niet wat de referentiesystematiek oplevert. Daar komen wij bij de Voorjaarsnota volgend jaar op terug. Het Actieplan staat onverkort overeind. Bij een stijgende economie is er meer ruimte voor de cao’s dan bij een dalende economie.

De heer Jasper van Dijk (SP): Het is goed dat het Actieplan in stand blijft. Tegelijkertijd zie je dat er nog wat moet worden uitgewerkt in het mbo en het hbo binnen het Actieplan. De minister zegt dat wij moeten afwachten hoe het in 2010 gaat uitpakken. De werkgevers zien dat ook. Ik heb de indruk dat de werkgevers rustig afwachten hoe dit allemaal uitpakt, dus het is de vraag of het Actieplan ongeschonden blijft.

Minister Plasterk: Ik heb begrip voor de werkgevers die alles bij moeten passen om het draaiende te houden. Dit is een extra inzet van middelen. Er staan handtekeningen onder van de werkgevers, werknemers en de overheid die met een fors budget komt. Dit zal men gestand moeten doen. Daarnaast zijn er extra middelen ter beschikking gesteld voor de crisisbestrijding.

Bij het primaire en voortgezet onderwijs worden goede vorderingen gemaakt met de convenanten. De eerste stappen om de beloningspositie te verbeteren, zijn gezet. De inkorting van de carrièrelijn in het primaire en voortgezet onderwijs is ingezet. Daarvoor is dit jaar voor beide sectoren 180 mln. beschikbaar gesteld aan de scholen en hun leraren. Ook zijn er middelen aan de scholen verstrekt om de functiemix in de Randstad in het voorgezet onderwijs in te voeren. In de voortgangsrapportage in het voorjaar van 2010 zal het eerste resultaat zichtbaar zijn. Men zit hier goed op schema.

Er is een brochure opgesteld voor het voortgezet onderwijs met allerlei praktische vragen over de functiemix, waarvoor ook een mooie website is opengesteld. Scholen, leraren en MR-leden kunnen de voortgang monitoren. Ook zijn de sociale partners aan de slag gegaan om de criteria voor de bevordering van de inschaling te ontwerpen. Het is niet eenvoudig om eenduidige en heldere criteria te bepalen en het is nog moeilijker om deze toe te passen. Het is de bedoeling deze zo objectief en transparant mogelijk in te voeren. In tweederde deel van de samenleving en in ieder geval in het bedrijfsleven, is het heel gebruikelijk om in professionele organisaties met dit soort criteria te werken. Het is niet mogelijk om hier een liniaal langs te leggen, maar er vindt een semi-objectieve toetsing plaats. Een deel van de gerustheid dient gebaseerd te zijn op de procedure. Docenten kunnen ermee leven en waar het op experimentele basis is ingevoerd, zijn zij er ook blij mee. Er is veel draagvlak voor als het op een verstandige manier wordt ingevoerd.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik constateer dat er op veel scholen verwarring bestaat en er zijn veel vragen over de criteria. De minister zegt dat het ook gebeurt in tweederde deel van het bedrijfsleven, maar het onderwijs is geen bedrijfsleven. Dat kan niet zomaar met leraren worden vergeleken.

Minister Plasterk: Het onderwijs is inderdaad het bedrijfsleven niet. Het is een organisatie met een heel ander doel dan productiebedrijven, maar dat laat onverlet dat ook in het bedrijfsleven een professionele organisatie kan bestaan met allerlei complexe doelstellingen, waar mensen niet allemaal hetzelfde werk doen. Daar bestaan ook procedures om te bepalen hoe goed iemand zijn werk doet.

De heer Jasper van Dijk (SP): Dan blijft het risico aanzienlijk dat er sprake is van willekeur en aanvechtbare criteria. Ik heb de criteria genoemd die voor leraren die niet lesgebonden taken uitvoeren, ongunstig kunnen zijn voor het werkelijke lesgeven.

Minister Plasterk: Wij moeten erop vertrouwen dat er bij het invoeren van de criteria verstandige keuzes gemaakt worden. Uit de angst voor willekeur spreekt een zeker gebrek aan vertrouwen.

Mevrouw Besselink (PvdA): Ik vraag de heer Jasper van Dijk waar hij het wantrouwen vandaan haalt tegen de professional waar hij altijd voor opkomt.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik constateer dat er onderzoeken zijn waaruit blijkt dat bestuurders en docenten grote twijfels hebben over hoe zij dit moeten aanpakken.

Minister Plasterk: Ik weerspreek niet dat het hier en daar ook aarzelingen oplevert. Daarom moeten werkgevers en werknemers dat samen invoeren en men is daar door afspraken ook aan gebonden. In het voortgezet onderwijs wordt daar inmiddels aan getrokken en is er een brochure aangereikt. Binnenkort gebeurt het ook voor het primaire onderwijs. Dit is een grote verandering in het beloningsstelsel van het onderwijs die niet van de een op de andere dag kan worden ingevoerd.

Na een start in de Randstadregio’s komt de functiemix volgend jaar beter op gang. Door bijeenkomsten en communicatie door de sociale partners wordt er hard gewerkt aan een goede invoering. Ik houd de vinger aan de pols. Een automatische periodiek is nog gebruikelijk in het onderwijs en men zal moeten wennen aan het voeren van functioneringsgesprekken. Deze gaan overigens niet als eerste over het wel of niet toekennen van een periodiek, maar over het verbeteren van het functioneren van betrokkene. Ik stel het geld beschikbaar om de doelstellingen te behalen. Hier en daar loopt men door specifieke omstandigheden tegen grenzen aan als gevolg van de lumpsumfinanciering. Er is wel een bandbreedte afgesproken met de sociale partners in het voortgezet onderwijs en scholen mogen tegen een bepaalde ruilvoet ook extra LC uitwisselen tegen extra LD en omgekeerd.

In het primaire onderwijs hebben sociale partners een bepaalde beleidsvrijheid gereserveerd voor het door het schoolbestuur verdelen van een aantal nieuwe hogere functies naast een minimumontwikkeling op elke school. Wat mij betreft is dit een goede uitwerking van het convenant, zolang de middelen geheel besteed worden aan de beloning van leraren en conform de afspraken in het convenant. Ik voel mij in dit debat gehouden aan het convenant zoals dat is afgesproken.

Tot voor kort bestonden er misverstanden in het voortgezet onderwijs over het recht op de schaal LD. De sociale partners hebben afgesproken dat eerstegraads docenten die structureel in de bovenbouw lesgeven, uiterlijk vanaf 2014 recht hebben op de LD-schalen. Dat kan iemand zijn die daar maar een uur per week lesgeeft. Ik stel aanvullende bekostiging beschikbaar voor de LD-schalen. Er zijn afspraken gemaakt over het percentage met een bandbreedte, maar de afspraak die ik zojuist noemde, is gemaakt door de sociale partners. Indien scholen door die afspraken worden benadeeld en in de problemen komen, kan er bij de cao-afspraken nogmaals naar die afspraken worden gekeken. Dat blijft de verantwoordelijkheid van de sociale partners.

Ik noemde het primaire onderwijs. In het mbo en hbo heeft het iets langer geduurd voordat het convenant kon worden getekend. Bij de hbo gaan instellingen zelf afspraken maken over de invoering en deze vastleggen in een convenant. In overleg met de HBO-raad is afgesproken om de deadline voor de indiening te verlengen van 1 maart naar 15 oktober 2009. Inmiddels zijn heldere afspraken gemaakt met de HBO-raad over de levering van de benodigde salarisgegevens. Deze stelt de HBO-raad tijdig beschikbaar voor de voortgangsrapportage die op Prinsjesdag zal volgen. Met de goede uitwerking van de afspraken op instellingsniveau hoop ik snel voor het eind van het jaar maar liever eerder, de convenantsmiddelen te kunnen verstrekken aan de hbo-instellingen.

De sociale partners hebben ervoor gekozen om de middelen voor het mbo in te zetten binnen de Randstadregio’s. Als de functiemix in de rest van Nederland stabiel blijft, dan kan de sectordoelstelling die in het convenant is genoemd, bereikt worden. Dat is vastgelegd in het voorwoord van het mbo-convenant. Voor een goede monitoring en controle op het effectief terechtkomen van de investeringen, moet ik de beschikking hebben over gedetailleerde informatie over het personeel in het mbo. Tot op heden zijn de gegevens nog niet volledig. Er zijn wel afspraken met de MBO Raad gemaakt die ertoe leiden dat op zeer korte termijn de benodigde leveranties van informatie over de instellingen rechtstreeks aan het ministerie plaatsvinden. Als daaraan is voldaan, is er geen sprake meer van een verdere vertraging in het beschikbaar stellen van de middelen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. In de brief van de AOb staat dat de MBO Raad zich op het standpunt stelt dat er over de functiemix in het LVO/BE geen afspraken gemaakt zijn en dat de AOb het daarmee niet eens is. Kan de minister een opheldering geven?

Minister Plasterk: Ik denk dat deze brief dateert van voor het laatste gesprek dat wij met de MBO Raad hebben gevoerd. Wat ik u nu vertel, is op basis van een gesprek van afgelopen maandag en dat is wat nu met de MBO Raad is afgesproken. De gegevens van de instellingen zullen direct aan het ministerie beschikbaar worden gesteld en dan kan worden overgegaan tot het zonder vertraging beschikbaar stellen van de middelen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Deze brief is heel recent en er bestaat een meningsverschil tussen de MBO Raad en de bonden.

Minister Plasterk: Ik geef toe dat ik met de MBO Raad een discussie heb gevoerd, maar nu ben ik van mening dat wat moest worden afgesproken, nu is afgesproken.

De lerarenbeurzen lijken een schot in de roos. Dit voorstel komt voort uit adviezen van de commissie. Het kabinet heeft overigens wel besloten om het budget te verdubbelen, waardoor wij nu 8500 leraren een beurs toe hebben kunnen wijzen. De meeste aanvragen zijn voor opleidingen op bachelors- en mastersniveau, dus het gaat om substantiële bijdragen aan de opleiding. Meer dan 50% van de aanvragen gaat over opleidingen van langer dan een jaar, dus het gaat niet over een cursus.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik ben blij met het succes. Kunnen wij die informatie ontvangen?

Minister Plasterk: Dat zeg ik toe.

De heer Jasper van Dijk (SP): Er blijken toch nog wel wat knelpunten te bestaan. Men is bijvoorbeeld opgeleid voor tweedegraads geschiedenis en men wil daarna een eerste graad gaan behalen. Hiervoor wordt echter alleen een volledige opleiding aangeboden en niet in deeltijd. Kan de minister ons schriftelijk informeren over hoe deze problemen voorkomen kunnen worden?

Minister Plasterk: Volgens mijn informatie is dat wel mogelijk, maar ik zal hierop terugkomen in mijn brief. De regeling wordt werkende weg aangepast.

Ik heb zelf het gevoel dat er een lichte stemmingsverandering in de lerarenkamers merkbaar is, terwijl het meeste nog moet komen. Aan de financiële kant zijn nu pas dingen in gang gezet en ook de politiek hecht eraan. Mijn beeld is positief.

In het convenant is afgesproken om 2006 te hanteren als nulmeting voor de functiemix. In het voortgezet onderwijs (vo) hebben sociale partners een afwijkende afspraak gemaakt voor 2008. Daar heb ik mee ingestemd omdat er maar een gering verschil bestond met 2006. Ik verwacht geen grote verschillen in het behalen van de doelen van het Actieplan als gevolg daarvan.

De afwijkende afspraak van het vo is vastgelegd in de cao en in de tripartiete voorlichtingsbrochure. In de voortgangsrapportage is te lezen dat de gegevens over 2008 weinig veranderd zijn ten opzichte van eerdere jaren. Scholen kunnen nu een begin maken met het voorbereiden van het nieuwe beloningsbeleid met het invoeren van de functiemix vanaf 2010.

Mevrouw Besselink (PvdA): In de brief van de AOb wordt juist gezegd dat er problemen zijn met de nulmeting en dat de cijfers niet helder zijn. Op basis daarvan kunnen scholen die wel willen, niet verder omdat zij wachten op de gegevens. Dat is het paard achter de wagen spannen. Dat moet natuurlijk op orde zijn.

Minister Plasterk: De gegevens zijn aan het eind van de maand beschikbaar.

Ik zeg toe dat ik de motieven van vertrekkende leraren zal onderzoeken in de bestaande Loopbaanmonitor of in het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek Overheidspersoneel. In 2010 zal ik hierover in de voortgangsrapportage rapporteren.

Naar aanleiding van klachten en signalen van docenten wil ik het regime flexibeler maken om de kansen op een goede afronding van de studie te vergroten.

In het Actieplan is aangekondigd dat er een experiment zal starten met teambeloning. Ik schat dat die experimenten met ingang van het schooljaar 2010/2011 kunnen starten. Criteria kunnen zijn betere leerresultaten voor het team als geheel, meer onderwijstijd en minder schoolverlaters. Deze experimenten lopen in de Verenigde Staten met goede resultaten en wij gaan kijken hoe dat in de Nederlandse praktijk uitpakt. Er kunnen allerlei theoretische bezwaren worden verzonnen, zoals freeriders gedrag en mensen die er de kantjes vanaf lopen. In de praktijk zijn mensen vaak minder cynisch en kan de teamspirit elkaar aanmoedigen. Ik vind het een interessant experiment en in zijn algemeenheid moet men niet bang zijn voor experimenten.

Het hele onderwijs valt onder de Balkenendenorm van dit kabinet. Vooruitlopend op de wettelijke vastlegging heb ik erop toegezien dat mensen niet boven deze norm worden aangenomen in de sectoren waar dit een rol speelt, zoals bij universiteiten. Dat kan niet wettelijk worden afgedwongen, maar soms kan met een goed gesprek veel bereikt worden.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD): Vallen bestuurders wel of niet onder een cao? Enerzijds zijn zij werkgever en voeren de cao-onderhandelingen en anderzijds zijn zij in dienst bij een stichting of vereniging en zijn werknemer. Hier is onduidelijkheid over. Als bestuurders wel onder een cao vallen, zijn de kosten van de cao veel hoger.

Minister Plasterk: Ik verzoek de Kamer ermee in te stemmen dat de staatssecretaris nader op dit punt zal ingaan.

Tot slot kan ik twee dingen zeggen over de uitspraak van de Raad van State en het vertrouwelijke advies aan het kabinet. Het is niet aan mij om publiekelijk te spreken over vertrouwelijke adviezen aan het kabinet. Ten tweede is de portefeuillehouder van de Algemene wet gelijke behandeling de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Daarom dient de discussie te worden gevoerd met de minister van BZK.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD): Dat zal ook zeker gaan gebeuren, maar de minister die over onderwijs gaat, moet toch ook een opvatting hebben over het feit dat een leraar met een bepaalde seksuele geaardheid niet op een school terecht kan. Kan de minister hierop reageren?

Minister Plasterk: Het is de vraag of dit punt moet worden besproken in het kader van de leraren of in het kader van discriminatie. In het kabinet is afgesproken dat de minister van BZK met de Kamer in gesprek zal gaan.

De doelstelling van het kabinet is om de regeldruk te verminderen en dat geldt ook voor het onderwijs. Ik wijs erop dat wij buitengewoon activistisch zijn om te voorkomen dat de kerndoelen van het onderwijs voortdurend gevuld worden met nieuwe doelstellingen. Ook door de commissie wordt er bij het punt van homo-emancipatie op aangedrongen om nieuwe wensen aan de kerndoelen toe te voegen. Enerzijds vind ik dat een sympathiek doel, maar anderzijds wil ik de kerndoelen beperken.

De heer Dibi (GroenLinks): Het klopt dat allerlei partijen toevoegingen willen doen aan de kerndoelen. Er kan gediscussieerd worden over het punt of dit wel of niet zinvol is.

Wat gaat de minister aan de werkdruk in de huidige situatie doen?

Minister Plasterk: De staatssecretaris en ik zijn beide verantwoordelijk voor het Actieplan en de werkdruk. De staatssecretaris zal hier nader op ingaan.

Ik heb al uitgebreid stilgestaan bij de criteria voor promoties en bevorderingen. Ik ben het ermee eens dat de indruk kan worden gewekt dat mensen enkel hoog gewaardeerd worden door externe activiteiten buiten het lesgeven. Die indruk klopt niet, want het lesgeven staat voorop. Ik wil wel aantekenen dat het verstandig kan zijn om mensen voor andere dan lesgevende taken extra te honoreren. Als mensen bijdragen aan het maken van lesmateriaal of innovatie in het onderwijs, dan zijn wij daar blij mee. Vaak ziet men een correlatie en niet een substitutie.

De heer Jasper van Dijk (SP): Natuurlijk wordt dat gewaardeerd, maar een hardwerkende uitstekende leraar die fulltime les geeft, zou daar niet onder vallen. Dat is zorgelijk.

Minister Plasterk: Die zorg is gewisseld.

Als scholen te maken krijgen met krimp en cao-afspraken die financieel niet haalbaar zijn, dan biedt de cao de mogelijkheid om afwijkende afspraken te maken door middel van decentraal overleg.

De sociale partners dienen tempo te maken met de Stichting voor het Onderwijs. Ik verwacht dat de Stichting in het najaar geconcretiseerd zal zijn. Het wordt inderdaad tijd dat deze Stichting gerealiseerd gaat worden en ik zal dat signaal doorleiden.

In het kader van de vraag over de aangekondigde innovatie-impuls kan ik meedelen dat dit een onderdeel is van het FES-geld. Eerder was aangegeven dat er een maximaal budget van 90 mln. uit het FES beschikbaar is, maar dat is niet allemaal voor het onderwijs beschikbaar. Hierop moet door verschillende departementen worden ingetekend. Wij zijn blij met het bedrag van 20 mln. dat wij hieruit hebben gehaald. Over het project van de netwerkschool dat daar opnieuw is ingediend, kan ik de Kamer geen toezeggingen doen vanwege een procedure die daarover is afgesproken op basis van een beoordeling door de Commissie van Wijzen. Het relatief kleine onderdeel van Wikiwijs-innovatie wordt uit andere middelen betaald. Dit betreft een bedrag van 3 mln. De doelstelling is niet om arbeidsmarktpolitiek te voeren, maar op een nieuwe manier leermiddelen beschikbaar te stellen en de gemeenschap van leraren hierbij te betrekken. Zij zijn hier buitengewoon enthousiast over.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Voor de innovatieve middelen is een bedrag van 20 mln. beschikbaar en er kan nog 70 mln. gehaald worden om de dekking te bereiken die aan de Kamer gepresenteerd is. Voor hoeveel staat de netwerkschool in de boeken? Wat gaat de minister niet doen of waar wordt extra dekking gehaald om het plan ongewijzigd uit te voeren? Uiteindelijk was de dekking uit het FES 90 mln., maar hoe zit het nu met het bedrag van 70 mln.?

Minister Plasterk: Het gaat om maximaal 90 mln. en ik heb er nooit misverstanden over laten bestaan dat dat onderdeel is van een FES-procedure en daar moeten aanvragen voor worden ingediend. De FES-middelen zijn incidenteel. In het Actieplan is sprake van structurele middelen. In het Actieplan is melding gemaakt van een trekking op de FES-middelen waarbij altijd is aangegeven dat er maximaal 90 mln. beschikbaar is. Het hangt van de beoordeling af of dit geld wordt toegekend. Ik kan een overzicht geven van plannen die niet zijn ingediend vanwege te weinig kansen. Voor de FES-middelen moet een aanvraag worden ingediend met een bepaald doel. Ik zeg de Kamer toe dat ik hierop een schriftelijke toelichting zal geven.

De heer Van der Ham (D66): Er kunnen volgens het CPB grote vraagtekens geplaatst worden bij Wikiwijs.

Minister Plasterk: Dat weerspreek ik niet. Veel leraren vinden het mooi en het zal het beroep interessanter kunnen maken. Ik heb niet de illusie dat door macro-economen kan worden berekend hoeveel arbeidsplaatsen dit oplevert. Dat is ook niet de bedoeling.

De heer Van der Ham (D66): Ik heb de problemen genoemd vanwege taalachterstand bij allochtone leerlingen in het hbo om de opleiding af te ronden. Daarvoor is een bedrag van 3 mln. mooi meegenomen.

Minister Plasterk: Ik verwijs naar het algemeen overleg over Wikiwijs, waarbij ik de indruk had dat de Kamer dat voorstel breed steunde.

Ik heb bevestigd dat wij een discussie hebben gehad over de gegevenslevering van het mbo.

Wij zitten redelijk op schema met wat in het coalitieakkoord is opgenomen.

Het wetsvoorstel voor het professioneel statuut komt dit jaar naar de Kamer. Dit is het kader en over de invulling daarvan is met de mbo-sector overeenstemming bereikt, met de andere sectoren loopt het overleg nog.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Voorzitter. Ik behandel drie blokjes: de lerarenopleiding, de werkdruk en de zij-instroom.

In september en februari kan ingestroomd worden voor een fulltime opleiding. Twee keer per jaar leidt tot een goede organisatie en volle klassen. Als de vraag toeneemt, kan er drie keer per jaar worden ingestroomd. Het moet mogelijk zijn om eventueel met modules te werken en dat is mogelijk bij veel lerarenopleidingen.

Er zijn al de nodige discussies gevoerd over de pre-pabo. Er gebeurt hier al het nodige, omdat jongeren voldoende vooropleiding moeten hebben. Ik hoop binnenkort het advies van de Onderwijsraad te ontvangen voor het verplichte vakkenpakket van de vooropleiding van het mbo zodat een betere aansluiting op het hbo gerealiseerd wordt. Hierna zal met de sector overlegd worden, waarna ik met voorstellen naar de Kamer kom. Het is mogelijk om in het laatste jaar van havo en mbo-4 de reken- en taaltoets van de pabo te doen. Het hbo gaat in het verlengde van de nota Meesterschap summer courses geven. Dit zijn incidentele zaken en daarnaast zijn wij bezig met rekenen en taal in algemene zin. Allereerst willen wij bij mbo-4 de zaken goed op orde hebben bij de examens. Er gebeurt al veel om ervoor te zorgen dat jongeren beter voorbereid instromen.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD): Denkt de staatssecretaris aan een formule om vooraf een aantal weken les te volgen op een pabo?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dat staat nog niet in het rijtje want dat is eigenlijk aan de hogescholen zelf. Ik beoog hiermee de summer courses rekenen en taal, omdat de terugloop met name hierin zit. Er bestaat door deze courses meer kans dat jongeren het eerste jaar doorstromen en door kunnen gaan.

Het advies van de Onderwijsraad over de kennisbasis is beschikbaar. Dit onderschrijft de ontwikkeling die ik bij de lerarenopleiding in gang heb gezet, namelijk de kennisbasis vastleggen en duidelijk maken wat er wel of niet verwacht wordt aan het eind van de opleiding. Ik verwacht na de zomer de eerste uitwerking van de kennisbasis. Het gaat voor tweedegraadsopleidingen over de algemene vakken, zoals geschiedenis en aardrijkskunde. Voor de pabo’s is taal en rekenen in beeld en het jaar erna wordt de rest van de slag van de pabo’s gemaakt. Die lijn wordt onderschreven door de Onderwijsraad. Er komt een commissie van wetenschappers. Ik wil eerst nog met de Onderwijsraad overleggen en met de Vereniging van Universiteiten (VSNU) en de HBO-raad. Vanavond spreek ik met de bonden over dit stuk. Daarna zal ik een reactie geven.

Het klopt dat de recente bevoegdheidscijfers iets langer op zich laten wachten dan normaal. Dat wordt veroorzaakt door de omschakeling naar het nieuwe systeem van Beroepen in het Onderwijs (BIO). 2007 komt eraan en over 2008 zijn de cijfers in concept gereed. Wij hopen deze rond Prinsjesdag daadwerkelijk aan de Kamer te presenteren.

De komende tijd moet scherper in beeld komen welk percentage jongeren blijft als zij de hobbel van rekenen en taal genomen hebben. Ik hoop inzicht te verkrijgen in hoe de jongeren beter kunnen worden vastgehouden na de rekentoets.

Ik wil proberen om met de hbo-instellingen tot prestatieafspraken te komen in het convenant over mannen op de pabo’s. Het blijft wel een probleem. Wij gaan de kennisbasis invoeren, waarbij de eisen scherper worden. Dat blijkt bij jongens beter te werken. Ik zie ook een beweging van minder reflecteren naar meer kennis vergaren. In het hbo gaat men over naar een intensivering van het onderwijs. Een aantal opleidingen is bewuster bezig met een veel zwaardere weekbelasting van jongeren en dat blijkt buitengewoon goed te werken.

De minor is in beginsel voor alle universiteiten opengesteld, maar ik heb de afgelopen weken intensief contact gehad met de VSNU om tot een zorgvuldige opstart te komen. Dat betekent in de eerste plaats een conservatieve verwantschapstabel. De laatste tabel is toegestuurd conform de afspraken. Als ik hier niets over hoor, ga ik ervan uit dat ik rustig door kan gaan.

Ik heb intensief overleg gehad met de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) en heb met hen afgesproken dat voor de vijf universiteiten die op dit moment nog geen lerarenopleiding doen, er een aparte beoordeling komt. Als de beoordeling van de NVAO negatief is, dan wil ik niet dat er gestart wordt. Dat heeft er al toe geleid dat drie van deze universiteiten sowieso geen aanvraag hebben ingediend vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid. Twee universiteiten hebben wel een aanvraag ingediend. Dat is Rotterdam die vanuit het verleden opleidingservaring heeft en Wageningen. Daar zal de NVAO extra scherp toezien. De andere universitaire lerarenopleidingen zijn recent geaccrediteerd met de lerarenopleidingen. Als het meezit, gaan er elf universiteiten starten, meestal gaat het om één faculteit met een of twee vakken. Men doet het rustig aan en men zorgt ervoor dat de belasting op de scholen zelf draagbaar is. Het succes zal de wetgeving moeten dragen.

Er wordt veel gedaan aan de werkdruk. Het Actieplan is al een heel belangrijk aspect voor de werkdruk, maar ook zeggenschap, autonomie en regelmogelijkheden op een lokaal niveau neerleggen is heel erg belangrijk. Het is een mooie zaak dat in de cao voor het voorgezet onderwijs trekkingsrechten voor een aantal uren mogelijk gemaakt zijn. Je kunt ervoor kiezen om uren te trekken of om deze te laten uitbetalen. Ik heb nog geen beeld van het gebruik van deze regeling. Wij hebben een week vakantie omgezet naar roostervrije dagen die benut kunnen worden voor goede zaken. Ik ben daar een voorstander van.

Wij kijken continue naar wat wij willen overbrengen naar het voortgezet onderwijs en wat beslist niet. Het stapelen houdt op een gegeven moment op. De verantwoordelijkheid ligt niet alleen bij de overheid, dus de cao is ook een belangrijk punt. De VO-raad is bezig om regionale conferenties te organiseren voor leidinggevenden in het voortgezet onderwijs om bewuster bezig te zijn met de werkdruk en om dit op een goede manier op te vangen. Het aantal uren dat niet besteed wordt aan het primaire lesgebonden proces is een kwestie van de organisatie op de scholen. In de cao zijn afspraken gemaakt en dat is aan de scholen zelf. Ik voeg hieraan de scholingsmogelijkheden om door te groeien naar een andere functie toe. Er gebeurt dus al veel en ik hoop van harte dat de nieuwe mogelijkheid die onlangs geboden is via onderwijstijd, echt benut wordt.

De heer Dibi (GroenLinks): Als de staatssecretaris niet in de cao’s durft te treden, dan moet zij zich ook niet bemoeien met de vakantiedagen, want die worden daar ook in geregeld. Als zij daar iets over zegt, moet zij ook iets zeggen over de resterende werkdruk.

Ik heb gevraagd naar de wijziging van de taak van de docent, waardoor overbelasting plaatsvindt. Ik heb erop gewezen dat 42% besteed wordt aan niet onderwijsgebonden taken en op het feit dat jonge docenten binnen vijf jaar vertrekken, vaak om reden van stress en werkdruk. Ik vraag om een plan van aanpak van het kabinet.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik zal nog terugkomen op de jonge docenten.

De vakantiedagen die er zijn, mogen benut worden door de leraren. Ik breng de vakantieomvang terug. In cao’s zijn vakanties voor leraren niet vastgesteld. Vakanties zijn wettelijk vastgelegd voor leerlingen. Als daar een week vanaf gaat, heeft dat consequenties, maar het primaire besluit betreft de vakantie van de leerlingen. Ik heb de mogelijkheid geboden om voor alle extra taken zoals vergaderingen, teambuilding en scholing, ruimte te bieden. Ik heb de vakantie in de zomer verkort, maar de verantwoordelijkheid voor het benutten van deze dagen ligt bij de school.

De heer Dibi (GroenLinks): De staatssecretaris is niet consequent. De vakanties van de leerlingen is haar verantwoordelijkheid, de vakanties van de docenten is een taak van de sociale partners. Nu treedt de staatssecretaris in de verhouding tussen de sociale partners en dan moet zij consequent zijn en ook op andere punten waar de werkdruk uit de hand loopt, durven ingrijpen. Mijn grootste vraag is of de staatssecretaris en de minister bereid zijn om een plan van aanpak voor te leggen om de werkdruk te verminderen.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: In cao’s kunnen geen vakantiehoeveelheden worden vastgesteld. Die komen voort uit de hoeveelheid vakantie die een leerling krijgt ten opzichte van de uitwerking op de scholen. De keuze ligt daar en daar treed ik niet in. Ik hoop van harte dat deze mogelijkheid benut wordt. Ik heb niets tegen een plan van aanpak, maar dat suggereert dat er niets gebeurd is en dat is niet zo. Maatregelen moeten de tijd krijgen om hun beslag te krijgen en hun werk te doen.

Mevrouw Besselink (PvdA): Wij doen nu het onderwijsdebat over waarin de constatering aan de orde was dat het aan de sociale partners en de docenten was om inhoud te geven aan de extra vijf dagen. Dat kan een werkdrukvermindering inhouden, maar ook vakantie.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik hoop van harte dat zij de mogelijkheid benutten.

Ik kom nu bij de starters en de begeleiding. Een goede begeleiding is een goed instrument om de uitstroom van leerlingen te voorkomen, maar dit is de eerste verantwoordelijkheid van de scholen zelf. In 2006 zijn extra scholingsgelden gegeven om ruimte te bieden voor het extra scholen van jonge mensen en daarmee de druk van de ketel te halen. Wij zijn bezig om vanuit de lerarenopleiding de praktijkbegeleiding vorm te geven en jongeren goed op te leiden. Hiervan zijn de opleidingsscholen een goed voorbeeld. Ook bij de sociale partners ligt een verantwoordelijkheid om hier goede afspraken over te maken. De trekkingsrechten zijn ook voor jonge leraren om hiermee iets meer ruimte en rust te creëren. Ik ben het met de Kamer eens dat hier zorgen blijven bestaan. Ik hoop van harte dat er straks meer ruimte ontstaat met de Persoonlijk Assistent van de Leraar (PAL) en de minors om jongeren te behouden voor het vak.

Dan kom ik bij de werkdruk correctie centrale examens. Het is niet nieuw, want het bestond al. Het is nu ingevoerd. Volgend jaar wordt bij de planning van de examens door de Centrale Examencommissie Vaststelling Opgaven (CEVO) rekening gehouden met twee dagen extra om na te kijken. Ik ben van mening dat het mogelijk moet zijn, gezien het feit dat er in het laatste schooljaar zevenhonderd lesuren zijn in plaats van duizend. Ik voel daarom niet veel voor een onderzoek naar de werkdruk, tenzij er volgend jaar dezelfde signalen zouden ontstaan.

Dit jaar is 6 mln. beschikbaar voor zij-instroom en in 2010 en 2011 nog 3,8 mln. Daarnaast zitten de middelen in de lumpsum, aanvullend aan een eerdere regeling uit 2004/2005, dus die kunnen ook benut worden. Eind 2009 moeten wij kijken of het voldoende is.

Ik ben bezig met het bedrijfsleven, het VNO-NCW om te kijken of Teach First en Teach second een goede opzet zou zijn. Wij ontwikkelen die projecten nu en het Jet-Net is daar ook bij betrokken. Wij hebben de indruk dat dit het juiste tijdstip is voor dit soort zaken. Teach Second betreft zij-instroom en Teach First betreft de mogelijkheid dat een jonge academicus die net is afgestudeerd, eerst lesgeeft voordat hij het bedrijfsleven ingaat.

Ik kom bij de beloning van bestuurders. In het voortgezet onderwijs vallen bestuurders formeel onder de cao. Hierover loopt een dispuut tussen de VO-raad en de bonden. Ik sta aan de kant van de bonden op dit punt. Beide zijn met elkaar in overleg. Zodra het resultaat bekend is, zal ik de Kamer daarover onmiddellijk informeren. Ik wacht met smart op het wetsvoorstel van mevrouw Ter Horst, want dat moet veel onduidelijkheden wegnemen.

Voor de grote steden geldt een specifiek beleid, want de problematiek is daar fors. Dat geldt overigens ook voor het speciaal onderwijs. Er gaat extra geld voor extra functiemix naar de G4 en de Randstadregio’s voor een bedrag van 90 mln. Er is daarnaast 24,5 mln. extra beschikbaar voor de risicoregio’s. Het bedrag van 90 mln. is structureel. Daarnaast gaan vijf hogescholen, met name in de grote steden, extra middelen ontvangen voor het verbeteren van het aantal allochtone studenten.

Mevrouw Besselink (PvdA): Voorzitter. Ik ben blij met het exitgesprek met jonge leraren, want het is belangrijk om de jonge krachten voor het onderwijs te behouden. Ik ben het eens met het feit dat dit de primaire verantwoordelijkheid is van de scholen en de sociale partners. Zij gaan dat gezamenlijk oppakken. Ik ben blij dat er een evidence based onderzoek gaat volgen.

Hoe worden de LD-schalen in het vmbo gerealiseerd? Het convenant openbreken is geen optie.

Waarom is het niet mogelijk om een klein onderzoek te doen naar de huidige stand van zaken bij de werkdruk? Dat is belangrijk in het kader van de invoering van de nieuwe maatregelen.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD): De Onderwijsraad heeft vastgesteld dat op een derde van de pabo’s geen Engels wordt gedoceerd. Na herhaaldelijk aandringen heeft de staatssecretaris besloten dat op alle pabo’s Engels wordt aangeboden. Wie heeft de inventarisatie uitgevoerd en waar is de rapportage? In de brief van de staatssecretaris over de pabo’s wordt vermeld dat Engels deel uitmaakt van andere vakken. Zijn pabo-docenten wel allemaal competent in het Engels? De studiebelasting voor Engels op de pabo is 28 uur en dat is niet zo heel erg veel. Ik wacht met smart op de verdere rapportage.

De heer Bosma (PVV): Voorzitter. Ik begrijp dat de sfeer in de lerarenkamer is omgeslagen. Dat is niet mijn indruk. Is er nu echt iets gebeurd? Het aantal vacatures is gedaald door de crisis, maar is er een omslag zichtbaar, ook door het bedrag van 1 mld. dat gedeeltelijk geïnvesteerd is?

42% is een hoog percentage. Veel tijd en geld verdampt. Wat wordt hieraan gedaan?

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik heb gevraagd of de Inspectie van het Onderwijs wil kijken naar onbevoegde leraren, want een kwart van de leraren is onbevoegd. Dat moet zo snel mogelijk afgelopen zijn. Kan hierop een reactie worden gegeven?

Van de MBO Raad verneem ik via de website dat de middelen in overleg met de vakbonden, de minister en werkgevers uiteindelijk niet zijn benut voor de financiering van de functiemix. Dat leidt tot verwarring onder betrokkenen en partners.

Gelden de opmerkingen van de staatssecretaris over de beloningen van bestuurders in het vmbo ook voor het mbo?

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Voorzitter. Ik blijf met één element zitten en dat is het bedrag van 20 mln. dat wij overhouden. Waarom zijn deze plannen niet goedgekeurd door de Commissie van Wijzen?

Ik ben blij dat er aandacht komt voor mannen in de klas. Misschien kan er ook gekeken worden naar aanpassing van de organisatiestructuur binnen de scholen, zoals het verminderen van de vergadertijd.

De heer Van der Ham (D66): Welk streefcijfer mogen wij verwachten van een bijdrage aan een toename van docenten op de ICT-toepassingen?

Er is misschien extra geld beschikbaar voor het bovenformatief behouden van docenten. Hoe staat de regering daar op dit moment in?

De VO-raad kan ervoor zorgen om de onrust in de lerarenkamer te voorkomen in het kader van de aanstellingen, de LC- en LD-problematiek en dat op tijd in goede banen te leiden.

Aan allochtone studenten die door taalachterstand problemen hebben om hun opleiding af te maken, dient extra aandacht besteed te worden.

De heer Dibi (GroenLinks): GroenLinks signaleert als grootste mankement de constante afwezigheid van aandacht voor de werkdruk. Hiervoor moet meer aandacht komen vanuit de landelijke overheid. Ik ga hiervoor een vervolg algemeen overleg aanvragen om de staatssecretaris een beetje onder druk te zetten.

Graag een reactie van de regering op mijn vraag over de veranderende taak van de docent die steeds meer hulpverlener is geworden en de multiproblematiek op bepaalde scholen.

Minister Plasterk: Voor kleine scholen met havo en vwo-opleidingen is er voldoende ruimte om vmbo-leraren te laten promoveren naar de LD-schaal, maar ik erken dat het bij scholen met grotere havo/vwo-afdelingen waar cao-afspraken zijn gemaakt, moeilijker wordt. Dat is echt een zaak van de sociale partners. Het enige wat ik kan doen, is oproepen om dit op te lossen.

Ik heb de indruk dat leraren in het land met afwachtende instemming zien dat er vanuit politiek Den Haag een en ander gebeurt om het beroep te versterken en dat men daar positief tegenover staat. Dat is overigens een eigen waarneming die ik niet wetenschappelijk kan onderbouwen.

Ik zal de MBO Raad vragen hoe het zit met de informatie op de website over de middelen voor de functiemix.

Ik zeg toe dat ik zal kijken of het mogelijk is om de Kamer de informatie indien deze niet vertrouwelijk is, toe te sturen over de overwegingen voor het niet toekennen van een aantal FES-claims.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Voorzitter. De koepel van pabo’s heeft bij de pabo’s geïnformeerd naar de lessen in het Engels. Met het hbo wordt aan het eind afgerekend of zij voldoen aan wat de leerlingen moeten kennen en kunnen en of er wordt voldaan aan de kennisbasis. Dat gaat ook op deze manier bij het voortgezet onderwijs. Daarbij komt dat een aantal jaar geleden toen de eerste ronde van de accreditatie is geweest, Engels als een zorg naar voren kwam. Het NVAO heeft daar toen extra op gelet. Wij hopen binnen enkele weken de pabo-rapporten van de accreditatiecommissie te ontvangen. Dan krijgen wij wellicht meer zicht op deze kwestie.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD): Het Engels zit in het curriculum. Het gaat ons om de kwaliteit voor de klas en daarom moet de leraar juist opgeleid zijn om Engels te kunnen geven op een basisschool. De Onderwijsraad geeft in het rapport aan dat dit niet deugt. Ik wil daarover zekerheid ontvangen.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Voorzitter. De diploma-uitstroom was in 2004 6990, in 2005 7190, in 2006 7230, in 2007 7130 en in 2008 6510. In die tijd begon de doorwerking van de rekentoets. Ik ben benieuwd naar de volgende cijfers. Wij proberen het zo goed mogelijk te doen.

Ik ben bezig met de instroom van allochtonen. Wij geven extra middelen aan hbo-instellingen in de grote steden waar wij juist streven naar meer allochtonen. Een kwart van het hbo betreft lerarenopleidingen en pabo. Dat heeft zeker repercussies naar die groep en die opleiding. Ik wil met de instellingen bespreken hoe men kan komen tot prestatieafspraken als stimulans om er zelf aan te werken. Ik heb een aantal generieke afspraken gemaakt, die wel specifiek hun uitwerking hebben, zoals de summer courses, intake studiekeuzegesprekken, maar ook projecten als full colour.

Wij kijken met name naar de resultaten van zwakke en zeer zwakke scholen. De Inspectie van het Onderwijs kijkt met name naar hoe scholen functioneren, omdat besturen zelf een verantwoordelijkheid hebben in het omgaan met bevoegde en onbevoegde leraren.

De werkdruk nemen wij ons zeker ter harte en wij hebben hier de afgelopen jaren veel op ingezet met allerlei middelen. Daarom heb ik ook de vorige maand het voorstel gedaan om ruimte te bieden om het probleem op te lossen.

Toezeggingen

– De minister zal de Kamer schriftelijk informeren over de inschrijvingen voor opleidingen en instroommomenten.

– De minister zal de motieven van jonge vertrekkende leraren onderzoeken en de Kamer daarover in de voortgangsrapportage Leraren 2010 informeren.

– De minister zal de Kamer nader informeren over de financiële dekking van het Actieplan LeerKracht van Nederland, mede in relatie tot de trekking uit de FES-middelen en de vraag welke innovatieplannen voorlopig niet worden uitgevoerd.

– De Kamer ontvangt voor het einde van het jaar het wetsvoorstel inzake het wettelijke kader voor het professioneel statuut.

– Nadere gegevens over aantallen bevoegde en onbevoegde docenten ontvangt de Kamer rond Prinsjesdag.

– De staatssecretaris zal de Kamer schriftelijk informeren over de resultaten van het overleg tussen de sociale partners over de status van de bestuurders binnen de cao.

– De informatie op de website van de MBO Raad over het niet benutten van de middelen voor de functiemix zal worden nagetrokken en de Kamer zal hierover worden geïnformeerd.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Depla (PvdA), Remkes (VVD), Van Bochove (CDA), voorzitter, Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Leerdam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Van Leeuwen (SP), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Jasper van Dijk (SP), Besselink (PvdA), Ouwehand (PvdD), Dibi (GroenLinks), Anker (ChristenUnie) en Smits (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gill’ard (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Atsma (CDA), Ferrier (CDA), Sterk (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Jacobi (PvdA), Elias (VVD), Timmer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van der Burg (VVD), Gesthuizen (SP), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Ten Broeke (VVD), Van Bommel (SP), Leijten (SP), Bouchibti (PvdA), Thieme (PvdD), Peters (GroenLinks), Ortega-Martijn (ChristenUnie) en Gerkens (SP).