Kamerstuk 21501-33-214

Verslag van een algemeen overleg

Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie


21 501-33
Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

nr. 214
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 10 maart 2009

De vaste commissie voor Economische Zaken1 en de vaste commissie voor Europese Zaken2 hebben op 12 februari 2009 overleg gevoerd met minister Van der Hoeven van Economische Zaken over:

– de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 6 februari 2009 met de geannoteerde agenda VTE-raad (Energie) (21 501-33, nr. 210);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 22 december 2008 met het fiche: mededeling inzake Strategic Energy Review 2 (22 112, nr. 754);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 22 december 2008 met het fiche: richtlijn inzake olievoorraden (22 112, nr. 757);

– de brief van de staatsecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 22 december 2008 met het fiche: mededeling Wind op Zee (22 112, nr. 756);

– de brief van de staatsecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 22 december 2008 met het fiche: richtlijn inzake energielabelling (22 112, nr. 755);

– de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 8 december 2008 met het verslag VTE-raad (energie) van 8 december 2008 (21 501–33, nr. 204);

– de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 9 januari 2009 met de ingelaste VTE-raad i.v.m. gasconflict Rusland-Oekraïne (21 501–33, nr. 205);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 22 december 2008 met het fiche: richtlijn inzake labelling banden (22 112, nr. 758);

– de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 23 januari 2009 met het verslag extra Energieraad 12 januari 2009 gasconflict Oekraïne-Rusland (21 501–33, nr. 209).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

Voorzitter: Tichelaar Griffier: De Veth

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Hessels (CDA): Voorzitter. Wij hebben een hele lijst van punten op de agenda staan, maar wat eruit springt is de voorbereiding van de komende VTE-raad en wat daaruit springt is de bespreking van de punten die voortkomen uit de recente gascrisis tussen Rusland en Oekraïne. Wat kunnen wij daarvan leren? Allereerst dat wij moeten zorgen voor een zo groot mogelijke energieonafhankelijkheid. Een volledige energieonafhankelijkheid is nooit te realiseren, daar moeten wij ons niet op richten, maar wel op een goede samenwerking tussen de EU-lidstaten, waarbij wij ervoor moeten zorgen dat wij niet van één land afhankelijk zijn, zeker niet van Rusland. Wat de crisis ons heeft geleerd, is het belang van een goed functionerende EU. De EU heeft hier met één mond gesproken, zij heeft hierbij een duidelijke koers gevolgd, wat heeft bijgedragen aan een snelle oplossing van die crisis. Maar wat kunnen wij nu leren? Allereerst dat wij in Europa meer gasvoorraden moeten aanhouden, die sneller aanspreekbaar moeten zijn en langer soelaas moeten bieden. Het ging nu wel heel erg snel. Als de voorwaarden zijn dat je over een crisis spreekt als je acht weken lang 20% minder hebt gekregen, hoe wordt er dan op gereageerd als je in een klap helemaal niets meer binnenkrijgt? Dat is wat nu feitelijk gebeurde. Er moet dus rekening worden gehouden met een plotselinge totale stop van de aanvoer, in plaats van met een vermindering met 20%, wekenlang.

De infrastructuur moet ook hier worden aangepast aan een tegengestelde gasstroom. Als bijna al het gas uit het oosten komt en naar het westen gaat en je moet het nu ineens de andere kant op laten stromen, hoe kunnen wij ons daar dan op voorbereiden? Wij blijven Nederlanders, die hun kansen in het internationale bedrijfsleven blijven zoeken, dus vandaar mijn vraag welke kansen er zijn om de Nederlandse kennis op het gebied van gasnetwerken en gasinfrastructuur te gelde te maken. Wat betekent de crisis voor de inzet van andere energiebronnen? In eerste instantie kan daarbij uiteraard worden gedacht aan LNG, waarmee wij hard bezig zijn, aan groen gas, iets wat nooit alles kan oplossen maar waaraan wij wel meer kunnen denken, en zeker ook de versnelde inzet van duurzame energiebronnen, waarbij ik ook denk aan nucleaire energieopwekking.

Intereuropese solidariteit is een groot goed, maar dat mag niet leiden tot vrijblijvendheid of berusting bij de lidstaten met de grootste problemen. Wat bedoel ik daarmee? Het zou wel eens kunnen zijn dat de lidstaten die helemaal niet over eigen voorraden beschikken, zich helemaal niet hebben voorbereid op een crisis en helemaal waren ingesteld op het Russische gas, constateren dat de rest van de EU hun problemen wel oplost, zodat wij weinig tot niets hoeven te doen. Nederland moet er in ieder geval op toezien dat landen met eigen gasvoorraden, zoals Nederland zelf, de volledige zeggenschap over die gasvoorraden behouden. In het verlengde daarvan een vraag tussendoor: kan de minister aangeven wat de verdere gang van zaken is rond het EU-pakket van 3,5 mld. voor verduurzaming? Op het eerste oog is dat een heel interessant en mooi pakket, maar wij hebben flinke bezwaren naar voren gebracht over de financiering daarvan. Komt daar nu schot in of worden wij toch blij gemaakt met een sigaar uit eigen doos? De CDA-fractie heeft grote problemen met de voorstellen rond de dedicated stocks in de herziene richtlijn voor strategische olievoorraden, met name waar het gaat om het vergroten van de regelgeving: bedrijven mogen geen voorraden meer aanhouden bij buitenlandse bedrijven, en het gaat over het aanhouden van voorraden tussen bedrijven. Daar moeten wij het bedrijfsleven zijn eigen gang in laten gaan. Wij moeten daar wel fatsoenlijk toezicht op houden, maar wij moeten niet gaan voorschrijven dat alles binnen één land moet blijven. Ook dat past niet binnen de EU. Hetzelfde geldt voor de wekelijkse rapportage over de voorraden. Mijn fractie is daar absoluut geen voorstander van. Ook daar moeten wij zorgen dat de regelgeving wordt verminderd, in plaats van aangehaald. Veel belangrijker is om te sturen op de controle op de rapportage en de bevoegdheden van de controleur. De nieuwe inzichten kunnen de positie van Nederland als gasrotonde van Europa versterken. Wij moeten nu de situatie gebruiken om belangrijke stappen te zetten. Onze ervaring met het flexibel inzetten van onze eigen gasvoorraden kan daarbij van doorslaggevende betekenis zijn.

De heer Jansen (SP): Voorzitter. Over het voorstel over de strategische oliereserves heb ik allereerst een feitelijke vraag. Begrijpen wij goed dat in het EU-voorstel de aan te houden reserve afhankelijk is van de mate van afhankelijkheid van een lidstaat van externe fossiele bronnen? Dus naarmate een land meer zelfvoorzienend is in de vorm van eigen fossiele of duurzame energiebronnen, kan de reserve kleiner zijn. De SP-fractie onderschrijft het nut van een strategische nationale reserve en een omvang van drie maanden of negentig dagen netto importbehoefte lijkt ons verstandig. Dat is min of meer in overeenstemming met de huidige situatie. Dat kost geld, 110 mln. per jaar, maar dat vinden wij voor zo’n cruciale productiefactor acceptabel. Wij zijn het eens met de minister van EZ dat het voor lidstaten mogelijk moet blijven en zelfs wenselijk kan zijn om een deel van hun strategische voorraad in het buitenland aan te houden, en uiteraard vice versa. Hoe zit het op dit moment met de Nederlandse strategische voorraden? Wij gaan ervan uit dat die toch voornamelijk hier worden opgeslagen. Een ander discussiepunt is of de strategische voorraad per se eigendom moet zijn van een overheid of een agentschap, of dat deze geheel of gedeeltelijk eigendom kan zijn van private ondernemingen. Dat is nu bij het Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) al zo geregeld. De SP-fractie heeft geen bezwaar tegen het onderbrengen van een deel van de strategische voorraden bij private partijen, bijvoorbeeld binnenlandse grootverbruikers, zoals de basischemie, raffinaderijen of elektriciteitsproducenten, mits waterdicht is geregeld dat zij vrij beschikbaar zijn voor binnenlands verbruik. Ook zijn wij benieuwd op grond van welke criteria wordt bepaald welk deel van de voorraad in publieke en private handen is. Of laat de overheid dat van marktpartijen afhangen, zodat wij alleen een achtervangfunctie hebben? Is het nodig om hiervoor Europees beleid te creëren? Op dit moment hebben wij het in Nederland al best wel aardig geregeld. Heeft Nederland er belang bij dat Italië op eenzelfde manier strategische voorraden aanlegt en omgekeerd? Mijn fractie is daarvan nog niet overtuigd en staat voorlopig op het standpunt dat het Commissievoorstel niet voldoet aan het subsidiariteitsbeginsel. De regering vindt van wel, dus hoor ik graag steekhoudende argumenten van de minister. Nogmaals, het nut van een strategische olievoorraad staat voor ons buiten kijf. Hoe zit het trouwens met de strategische voorraden van gas en steenkool? Kunnen wij daarover ook nog voorstellen van de Commissie verwachten?

De heer Samsom (PvdA): Hoe zou de SP ermee om willen gaan als, doordat wij het niet Europees regelen, bijvoorbeeld België geen voorraden aanhoudt, waarna het op een gegeven moment op is? In uw voorstel kan dat namelijk vrij gemakkelijk gebeuren.

De heer Jansen (SP): Dan zou ik verwijzen naar de laatste zin in de brief van de minister van EZ over solidariteit in het gasgebouw. Als er op Europees niveau gasproblemen ontstaan, is de minister van mening dat het bestaan van een solidariteitsmechanisme geen excuus voor lidstaten mag zijn om niet te investeren in hun eigen voorzieningszekerheid. Kortom, dat is in principe een verantwoordelijkheid van de lidstaten. Wij gaan ervan uit dat ook de Belgische en de Italiaanse regering niet achterlijk zijn, maar moet de manier waarop lidstaten dat invullen centraal worden opgelegd, of kan daarin gedifferentieerd worden? Ik kan mij voorstellen dat dat ook voordelen heeft, maar ik hoor dat graag van de minister. Als het voordelen oplevert om daarover wel gezamenlijke afspraken te maken, ben je uiteraard niet verstandig als je dat niet doet.

Wij delen de analyse van de regering dat conflicten als dat tussen Rusland en Oekraïne het nut van gespreide inkoop- en aanvoerroutes van fossiele energiebronnen onderstreept. De Nederlandse gasrotondestrategie past daar prima in. Onderbelicht in het Nederlandse standpunt vinden wij de noodzaak om extra in te zetten op verhoging van het aandeel duurzaam. Dat is uiteindelijk economisch de beste investering voor de lange termijn. Wat de voorgestelde solidariteitsmechanismen voor gas in crisissituaties betreft, kunnen wij ons wel vinden in de denkrichting van de Commissie. De bottom line van de Nederlandse reactie ondersteunen wij van harte: lidstaten moeten niet weglopen voor hun eigen verantwoordelijkheid.

Een ander voorstel van de Commissie betreft de invoering van de verplichting om een nationaal actieplan voor windenergie op te stellen. Dat vinden wij in vergelijking met het voorstel over de strategische olievoorraad van een behoorlijk grote slapheid. Het geeft toch wel aan waar nog steeds de prioriteit van de Commissie ligt. Een sleutelfactor voor de groei van het windvermogen op zee, en in mindere mate ook op land, is de aanleg van een netwerk dat de ruggengraat kan vormen waarop de windparken aansluiten. Dat scheelt veel aanlegkosten, en de pieken en dalen door verschillen in windaanbod kunnen daardoor vlakker worden gemaakt. Dit is bij uitstek een punt waarop de Commissie een actieve rol kan spelen. Wij vragen om een hardere inzet daarop.

Een treurdossier is dat van het Europese energielabel. Hoe kan de minister stellen dat het energielabel een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan energiebesparing? Ons is een raadsel waar die besparing de afgelopen periode uit zou hebben bestaan. Dat blijkt ook wel uit het feit dat het huishoudelijke energieverbruik in Nederland, maar ook in de rest van de EU, de afgelopen tien jaar stevig is doorgestegen, in tegenstelling tot het gasverbruik. Het label heeft tot nu toe steeds achter de feiten aangelopen. De SP-fractie is voorstander van groene labels die ieder jaar de lat hoger leggen, in plaats als slechts als PR-instrument voor de fabrikanten te dienen. Bovendien zou dit instrument moeten worden gekoppeld aan het uitfaseren van de minst zuinige toestellen. In een andere brief is de minister positief over de voortgang op het gebied van ecodesign, maar daar vinden wij nu juist dat de EU vreselijk lang talmt, waardoor de lidstaten worden belemmerd om sneller eisen te stellen aan consumentenproducten. Ieder jaar zouden de 10% minst zuinige toestellen van de markt moeten worden gehaald en voor nieuwe toestellen zou er een preventieve toets moeten komen om de grootste energetische rotzooi op voorhand van de markt te weren, een soort keurmerk van de Nederlandse vereniging van huisvrouwen, maar dan in een modern jasje. De SP-fractie zoekt de Europese samenwerking graag bij de invoering van zo’n systeem, maar heeft weinig behoefte aan het Europese blok aan ons been waarvan wij op dit moment alleen maar last hebben.

De Commissie is op 28 januari met een investeringspakket gekomen. Tot onze verbazing blijkt dat daarin een substantieel bedrag zit voor Carbon Capture and Storage (CCS). Wij vinden dat in het kader van de discussie over de leveringszekerheid heel merkwaardig en bovendien strategisch gezien niet verstandig. Wij kunnen ons voorstellen dat de Commissie eisen stelt aan de efficiency van kolencentrales, waar nog heel wat te winnen valt, maar CCS kost heel veel energie, zodat de efficiency terugloopt en het is een vorm van water naar de zee dragen, wat ons buitengewoon slecht lijkt te passen in een langetermijnvisie voor verduurzaming. Mijn fractie pleit ervoor de bakens te verzetten in de richting van investeringen in duurzaam.

De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. Ook de VVD is geen voorstander van het voorstel wat er nu ligt rond de dedicated stocks. Ik ben blij te zien dat de reactie van de regering daarop niet positief is. Wij vinden het veel te ver gaan als het alleen een overheid of een agentschap zou mogen zijn die/dat de dedicated stocks neerzet. Ik noem een bedrijf als Vopak, wat in Nederland een belangrijke rol speelt op dit terrein en ook namens veel andere landen opslagcapaciteit heeft. De impact op bijvoorbeeld de Rotterdamse haven kan heel groot zijn, als wij dit soort zaken gaan doen. Waarvoor is het nodig? Waarom moeten wij dit op Europees niveau helemaal dichtregelen, inclusief wekelijkse rapportages en dergelijke? Daarin lees ik heel veel bureaucratie, waarvan ik mij afvraag wat daarvan de toegevoegde waarde is. Wat gaan wij daarmee voorkomen? Als een land het niet heeft en een ander land wel en je hebt wel een Europese markt, is sprake van uitstraling op elkaar, zodat ik mij best kan voorstellen dat Europa hiernaar kijkt. Maar in het licht van de zinsnede van de minister over het gas vraag ik haar waarom dat niet voor de olievoorraden zou gelden.

Europa steekt ook in op infrastructuur. Een aantal zaken wordt tot gemeenschapsprioriteit bestempeld: een Baltic Interconnection Plan, een mediterrane energiering enzovoorts, zaken waarvan wij ons afvragen wat zij voor betekenis hebben. Wat betekent een gemeenschapsprioriteit, ook financieel, en is hier geen sprake van een aantal zaken waarbij men lokaal te laat is begonnen met noodzakelijke netwerkinvesteringen? Het is prima dat daar Europees achteraan wordt gejaagd, maar ik wil voorkomen dat het feit dat landen wat te lang op hun kont hebben gezeten, Europees wordt gesubsidieerd. Dreigt dat, of is dat niet aan de orde? Zaken als een plan voor de LNG-terminals en een nieuw netwerk rond windparken zijn natuurlijk goed om Europees op te pakken, maar in dit soort zaken zijn wij terughoudend.

Wij vinden het verder opvallend dat er in 2010 een mededeling komt over raffinagecapaciteit. Dat hangt hiermee samen: je kunt leuke strategische voorraden hebben, maar als je onvoldoende raffinagecapaciteit hebt, heb je ook een probleem. Daarin zien wij dat Europa allerlei beleidslijnen uitzet, bijvoorbeeld rond alles wat met CO2-uitstoot heeft te maken. Als je dat op wereldniveau bekijkt, maken wij het de industrie niet makkelijker. Ik krijg binnen afzienbare tijd graag van de minister een schriftelijke visie hierop, ook als het gaat om investeringen die bedrijven in raffinagecapaciteit in Nederland zouden moeten doen, maar dat niet doen. Nederland is niet meer populair op dat punt. Een raffinaderij sluit je niet zo snel, dat is een enorme ingreep, maar wij kunnen wel veel afmeten aan wat bedrijven aan het doen zijn qua uitbreiding en vervanging. Volgens mij wijzen alle tekenen de verkeerde kant op. Het zou goed zijn als Nederland deze voor ons land zeer belangrijke bedrijfstak tegen het licht houdt en kijkt wat dat betekent voor dit land. De bankencrisis heeft bewezen dat onze economie aan het doorslaan is in eenzijdigheid richting (financiële) diensten, waarmee de kwetsbaarheid van economieën wordt getoond. Dat moet je tegen dit soort zaken verdedigen.

Mijn stokpaardje is zoals bekend kernenergie. Ik zal de discussie hierover verder niet ingaan, want ik ken het standpunt van de minister. Wel vraag ik haar aandacht voor het feit dat ook het Parlement inmiddels aangeeft dat, als je het wilt doen, je het ook snel moet doen. Ik weet ongeveer wat zij gaat antwoorden, maar ik geef het toch gewoon mee, ik blijf volhouden. Laten wij snel acteren, wij hebben niet de luxe om eens rustig deze kabinetsperiode uit te zitten. Stop de voorbereidingshandelingen niet.

De VVD is het eens met de lijn die het kabinet heeft neergezet rond solidariteit bij gascrises en dergelijke. Het kan niet zo zijn dat de EU zeggenschap krijgt over energiebronnen, daarop komt het wat ons betreft wel neer. Als Rusland de kraan dichtdraait, kan dat gebeuren, maar dan mag vervolgens niet door Brussel worden gezegd: kan Nederland even wat gas rondpompen, aangezien medelidstaten een probleem hebben. Dat is wel aan ons, en dat zou zo moeten blijven. De gascrisis benadrukt de noodzaak om pijpleidingen als North Stream, Nabucco en eventueel nog andere versneld op te pakken. Daarbij is het overigens geen goed teken dat de geachte premier van Turkije, de heer Erdogan, nu weer een nieuw middeltje heeft gevonden om zijn stokpaardje te berijden: als Turkije niet snel wordt toegelaten, zal dat land niet meewerken aan een pijplijn over Turks grondgebied. Als deze mijnheer daar aan de kraan zit, hebben wij aan de ene kant Poetin, en aan de andere kant Erdogan, beiden met een kennelijke houding die niet echt een goede grondhouding is. Het kan niet zo zijn dat Europa voor dit soort chantagepraktijken buigt.

Verder wordt geconstateerd dat er meer gasopslag nodig is, waarvoor Nederland qua ondergrond zeer geschikt is. Dat vereist wel dat wij van het kabinet binnen afzienbare tijd duidelijkheid krijgen over «waar gaan wij voor gasopslag, en waar voor CCS», want dat zijn twee communicerende vaten. Sommige velden zijn maar voor het een of voor het ander beschikbaar, maar de meeste velden kun je voor beide gebruiken. Waar kiest de minister dan voor en op welke plek?

Ten slotte de bandenlabels. Tsja. Gaan die werken in de praktijk? Er wordt van alles opgetuigd, er komt een dikke 7 mln. aan administratieve lasten bij. Het kan aan mij liggen, maar ik kies mijn nieuwe autobanden niet heel bewust uit. In hoeverre gaat dat in de praktijk werken? Als de minister dat kan aantonen is dat prima, maar wij moeten geen labelling invoeren op zaken waarmee de gemiddelde consument überhaupt niet bezig is, want dat betekent administratieve lasten zonder dat er iets wordt bereikt, wat nooit de bedoeling kan zijn.

De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. Ik heb een wat merkwaardig gevoel. Dit soort VTE-AO’s zijn nooit de meest spannende: op de publieke tribune blijven veel stoelen leeg, en aan deze kant van de tafel ook. Toch bespreken wij vandaag het belangrijkste onderwerp voor deze en zeker voor de volgende generatie, een onderwerp dat moet worden besproken op het platform van de EU dat de sleutel in handen heeft tot de oplossing. Dan is het wat merkwaardig dat wij dat als een soort tussendoortje doen, want dit gaat wel ergens over, namelijk over onze energievoorziening in de toekomst en over de afhankelijkheid die wij steeds meer voelen, en die ons steeds meer problemen oplevert als wij er niets tegen doen. Dus moeten wij er wat tegen doen. Zoals vaak bepaalt de aanleiding volledig de agenda. Die aanleiding is het gasconflict, en dus gaan wij spreken over hoe wij gas zo goed mogelijk door Europa heen en weer pompen, en hoe wij vriendjes blijven met de landen die veel gas hebben. Dat is allemaal mooi en aardig, maar de belangrijkste bijdrage aan een minder afhankelijke energievoorziening is allereerst energiebesparing. Je bent niet afhankelijk van energie als je het niet nodig hebt, wat een hoop scheelt. De tweede is duurzame energie. De enige energiebron die elke plek op aarde precies met dezelfde hoeveelheid energie bedient, is de zon. Duurzame energie is de enige energiebron die Europa voor de langere termijn onafhankelijk kan maken van het buitenland. Ook kernenergie zal dat absoluut niet doen. Ik daag de heer Zijlstra uit met een schepje heel Europa af te gaan op zoek naar uranium. De laatste drup is 40 jaar geleden in Frankrijk opgegraven.

De heer Zijlstra (VVD): U gaat toch niet betogen dat Nederland helemaal zelfvoorzienend moet worden? Dat zou wel heel isolationistisch zijn. Het is toch prima als wij aanvoerstromen hebben met derde landen die van een zeer betrouwbare aard zijn? Het gaat erom dat je niet afhankelijk wilt worden van landen en bronnen uit instabiele landen.

De heer Samsom (PvdA): U bent zo ongerust over het gas, wat logisch is: op Poetin en die mijnheer in Algerije waarvan ik de naam kwijt ben kun je in moeilijke tijden niet rekenen. Dan verschuift u het naar kernenergie, prima, dan worden het Kazachstan en Niger. Nee, dat zijn landen waar je op kunt rekenen! Ik ben het met u eens dat wij uiteindelijk geen autarkische energiesamenleving moeten worden, zeker niet als Nederland. Ik geloof dat er nog maar een paar partijen in deze Kamer zijn die denken dat je het energievraagstuk op Nederlands niveau kunt oplossen, wat natuurlijk volstrekt niet het geval is. Daarom zei ik al dat de minister straks naar het belangrijkste platform vertrekt, namelijk de EU, waar de sleutel voor de oplossing van ons energievraagstuk ligt. Maar uiteindelijk zijn percentages als 90 afhankelijkheid van buitenlandse gasvoorraden en 80 afhankelijkheid van buitenlandse olievoorraden de percentages waar wij naar toe bewegen, en waar wij al heel snel zullen zijn. Dat zijn percentages die volstrekt ongezond zijn. De enige manier om die percentages omlaag te krijgen, is energiebesparing en duurzame energie. Daar moet dus een groot deel van de agenda op zijn gericht. Ik draag de minister op om haar collega’s daar weer eens op te wijzen. Natuurlijk, in het kader van Oekraïne-Rusland spreken de ministers straks vooral over gas, dat mag, maar de belangrijkste oplossing ligt echt op een hoger niveau.

De EU heeft op 28 januari voorgesteld, fors te investeren in een nieuwe energie-infrastructuur. Er werd wat gemopperd over CCS, dat zou ook niet onze eerste investering zijn, maar ik geef toe, als je schoon met kolen kunt omgaan draagt dat wel bij aan een verdergaande diversificering van je energievoorziening. Maar veel belangrijker en voor Nederland vele malen kansrijker is uiteraard de investering in het offshore grid, die misschien wel rond Frankrijk, de Golf van Biskaje en dan hoppetee zo de Middellandse Zee in gaat. Dat grid is de toekomst, daar moeten wij de komende twee decennia – meer tijd hebben wij niet – aan werken. Nederland kan daarin het voortouw nemen.

De heer Jansen (SP): Ik kan u volgen in uw prioriteit voor energiebesparing en duurzame energie. U mort een beetje over het feit dat er geld gaat naar CCS. Maar dan zou het toch logisch zijn om de schaarse financiële middelen – wat is 3,5 mld. op het niveau van de EU – gericht in te zetten op de meest kansrijke duurzame opties en niet op CCS? Dat vindt de PvdA dan toch ook?

De heer Samsom (PvdA): Als ik de illusie had – die illusie ben ik kwijt – dat wij binnen afzienbare tijd een 100% duurzame energievoorziening zouden hebben, niet alleen hier maar ook in de rest van de wereld, zou ik het met u eens zijn, maar die illusie ben ik zoals gezegd kwijt, want wij zijn gewoon te laat begonnen. Dat is een ongelooflijk vervelende constatering, maar het is wel waar. Omdat wij te laat zijn begonnen, hebben wij de komende 40 jaar, en sommigen zeggen zelfs veel langer, nog fossiele brandstoffen nodig, zodat wij het ons de komende 40 jaar niet kunnen veroorloven om elk koolstofatoom dat daarbij in vlammen opgaat in de atmosfeer los te laten. Kortom, er zal CCS moeten plaatsvinden, misschien niet eens zozeer in Europa, maar in China en in Afrika. Daar zal men de komende jaren als een gek fossiele brandstofcentrales gaan bouwen, en daarvoor moeten wij technologie ontwikkelen die hen erbij helpt het CO2-neutraal te doen. CCS is daarvoor een optie, en daarom denk ik dat wij ons niet kunnen veroorloven er niets in te investeren. Maar de prioriteiten liggen natuurlijk wel bij wind, niet alleen voor Europa, maar zeker voor Nederland.

De heer Zijlstra (VVD): U zegt dus dat de investeringen in CCS vooral zijn bedoeld voor het buitenland, voor China? Wat de ondergrond in China betreft, moet nog maar worden bewezen dat wij daar überhaupt CCS kunnen toepassen. Is het alleen voor het buitenland bedoeld, of is het ook een ontsnappingsmogelijkheid voor Nederland?

De heer Samsom (PvdA): Nee, niet zozeer voor Nederland, ik denk dat wij er wel in kunnen slagen zo snel mogelijk over te gaan op duurzame energie. Met de hoeveelheid gas die wij hebben komen wij een heel eind. Op die paar kolencentrales die wij nog bouwen – zo min mogelijk wat mij betreft – kun je CCS toepassen, maar de grote hoeveelheden komen wel uit China. Dan heb je het niet over het opslaan van CO2 in de grond, dat is nog maar de eerste generatie. Maar als je CO2 door een kolenveld pompt en je haalt er aan de achterkant methaan uit, dan zetten wij echt stappen richting tweede en de derde generatie CO2-opslag. Daarvoor moet je wel de techniek hebben om de CO2 uit een kolencentrale af te vangen, en daar moet wel in worden geïnvesteerd. Dat gaan wij nu doen om ervoor te zorgen dat niet alleen Europa straks minder CO2 uitstoot – dat is mooi, maar daar helpen wij toekomstige generaties geen stap verder mee – maar ook de gehele wereld. Vandaar dat ik de investeringen in CCS verstandig vind, maar ik vind een aantal andere investeringen vele malen belangrijker, met name wind op zee. Ik moedig de minister aan met name het laatste punt voor Nederland te «kapen». Natuurlijk gaat zij dat niet voor zichzelf houden, want dat zou onverstandig zijn gelet op de Europese solidariteit, maar Nederland kan daar wel het voortouw in nemen. Ik weet dat een aantal grote bedrijven in Ierland, die in Nederland hun business proberen op te bouwen, daar grote interesse in heeft. Zij denken misschien meer aan geld dan aan milieu, maar dat maakt niet uit, als je om de verkeerde reden het goede doet, hebben wij daar geen enkel probleem mee. Nederland kan aanvoerder worden van het grote offshore grid, en uiteraard hoort daarbij dat Nederland als eerste een stuk van dat grid aanlegt, waardoor wij al de eerstkomende 450 mW op dat grid kunnen aansluiten.

De solidariteitskwestie is interessant. De zin die de heer Jansen er terecht heeft uitgepikt, is de meest interessante van het hele stuk. Verder is Nederland van mening dat het bestaan van solidariteitsmechanismes geen excuus mag zijn voor lidstaten om niet te investeren in hun eigen voorzieningszekerheid. Dat is dus een wederkerige afspraak. Meer onderlinge solidariteit moet gepaard gaan met onderlinge afspraken over eigen investeringen, anders is die solidariteit niet te handhaven. De SP-oplossing is dus volstrekt ondenkbaar: wij spreken niets met elkaar af, maar wij blijven wel solidair met de Belgen en de Duitsers. Ik kan de heer Jansen verzekeren hoe dat gaat: als wij niets met elkaar afspreken en de Belgen jassen er onverhoopt hun hele voorraad door, gevolgd door een strenge winter, waar blijft dan die solidariteit die altijd zo door de SP wordt gepredikt? Als je die echt wilt waarmaken, zul je ervoor moeten kiezen op Europees niveau twee dingen tegelijkertijd te doen: je spreekt onvoorwaardelijke solidariteit af. Dat hebben wij ook met de Friezen en Limburgers, en vice versa, waarom dan niet met de Belgen en de Duitsers? Maar dus ook strenge afspraken – niks subsidiariteitsbeginsel – over investeren in voorraden, anders is de solidariteit niet te handhaven. Zó staat de Partij van de Arbeid erin, en de regering staat er ook zo in, maar net met een ander accent. Daar wijs ik toch even op. Nederland is op dit punt toch een beetje ietwat ambivalent. Aan de ene kant prediken wij solidariteit, wat goed is, maar aan de andere kant is Nederland er als de kippen bij om bilateraal allerlei contracten af te sluiten, waarvan de andere landen nog maar moeten zien of zij daarvan kunnen meegenieten. Dát maakt het lastig om die solidariteit in Europa verder vorm te geven. Wij moeten echt over onze eigen schaduw heen springen, niet alleen Nederland, ook Duitsland en andere landen. Anders wordt de Nederlandse energievoorziening nooit goed.

De heer Jansen (SP): U veronderstelt een volledige solidariteit binnen Nederland, maar volgens mij denken de Friezen en de Limburgers daar toch anders over. Die volledige solidariteit bestaat ook niet, want gemeenten in Nederland hebben een eigen budget waarvoor zijzelf verantwoordelijk zijn. Als zij er een zooitje van maken, komt het Rijk echt niet de problemen oplossen, nee, dan gaat zoals bekend de zweep erover. Kortom, ook in Europa geldt dat je basisafspraken over solidariteit kunt maken, maar dat is geen vrijbrief voor de lidstaten om er een zooitje van te maken. Als de opstelling van de Nederlandse regering op dit punt zodanig is, heeft dat de grote steun van de SP. Ik kan mij niet voorstellen dat de PvdA op dit punt zegt: ga je gang maar en jas het gas er maar doorheen.

De heer Samsom (PvdA): U draait uw eigen redenering nu volstrekt om. U zegt nu dat u voor solidariteit bent, wat geen excuus is om niet te investeren. Daar moet je afspraken over maken, en die wilt u niet maken, wat inconsistent is. Als u de solidariteit overeind wilt houden, zonder op Europees niveau enige afspraak te willen maken over het overeind houden van voorraden door de diverse lidstaten, bent u inconsistent.

De heer Jansen (SP): Om te beginnen heb ik dat niet gezegd. U kunt mijn verhaal omkeren en daartegen tekeer gaan, maar ik heb dat heel genuanceerd gezegd. Wat is bijvoorbeeld bij de olievoorraden de meerwaarde als wij vanuit Europa gaan voorschrijven hoe het moet? Wij zijn het erover eens dat het moet, maar moet Nederland hetzelfde doen als Italië of Roemenië? Dat weet ik niet.

De heer Samsom (PvdA): Dan hebben wij hier een geweldig misverstand uit de weg geholpen. Als u het alleen hebt over in welke tank en welk type bedrijf, dan kennen wij de Europese flexibiliteit op dat punt. De essentiële afspraken zijn dat je voorraden moet aanleggen en dat je verantwoordelijk bent voor die investeringen, want alleen dan kun je solidair blijven met elkaar.

De heer Zijlstra (VVD): Volgens mij zijn wij bestaande afspraken aan het aanscherpen. Ik vind het een prachtig pleidooi, maar ik wil toch ook een beetje kijken naar onze eigen belangen. Dat is onze rol als nationaal parlement. Misschien moet u op de lijst voor de Europese verkiezingen gaan staan, dan kunt u dat verhaal houden, maar ik wil ook nog kijken naar Nederland.

De heer Samsom (PvdA): Ik zit hier als volksvertegenwoordiger in een nationaal parlement toch niet alleen voor de mensen die hier wonen? Ik zit hier toch ook voor het algemeen belang? Dat houdt onder andere in: mensen die het elders op deze wereld veel minder goed worden, en dat houdt ook mijn eigen kinderen en die van ons allemaal in. Als je daarmee rekening wilt houden, moet je een Europese energieoplossing weten te vinden. Dat is de enige oplossing die een energievoorziening voor onze kinderen overeind houdt. Als je een Europese energieoplossing wilt verzinnen, ga ik hier niet vanuit een puur nationaal belang redeneren. Nee, ik pleit juist voor het feit dat Europa daar de sleutel in handen heeft. Wij hebben lessen geleerd over waarin Europa niet de sleutel in handen mag hebben en van ons erf af moet, maar dat is niet bij energie.

De heer Zijlstra (VVD): Het is heel simpel: dit is een nationaal parlement dat kijkt naar de Nederlandse belangen. Soms is het heel goed dingen Europees te regelen, wat wij ook regelmatig zeggen, maar ik kijk ook graag naar onze eigen situatie. Uw verhaal is toch vooral een cart blanche voor Europa. Ik geef de heer Jansen wat dat betreft groot gelijk: met het feit dat wij kritisch vragen of wij dit aan Europa moeten overlaten is toch helemaal niets mis? Daarmee zeggen wij toch niet dat het niet Europees mag? Je zegt alleen maar: houd onze eigen belangen ook even in het oog.

De heer Samsom (PvdA): Als u het conflict zo klein maakt, is het er ook niet meer. Natuurlijk is er niets mis met kritische vragen, die hoort u te stellen. Nederland neemt hierin een ambivalente houding in, zodat mijn pleidooi is om Europa meer ruimte te geven en te gunnen om dit probleem aan te pakken. Als alle landen vinden dat Europa het moet doen, maar ondertussen worden de eigen zaakjes eerst geregeld, komen wij nergens.

Een beter energielabel voor apparaten leek mij heel logisch, totdat ik het bericht las dat de witgoedfabrikanten zich daartegen verzetten, omdat hun apparaten straks geen A-, maar een C-label krijgen. Dus lobbyen ze nu weer in rotten van vier de hele richtlijn aan flarden. Daar word ik bloedlink van. Altijd krijgen wij bedrijven aan de lijn die vinden dat de regering iets moet doen aan duurzame energie, en nu gebeurt dat en dan komen ze op deze manier in het geweer. Ik hoop dat ook de minister daarover strenge woorden wil spreken, want op deze manier komen wij natuurlijk nergens.

De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. De gascrisis tussen Rusland en Oekraïne bracht een aantal knelpunten voor de EU in beeld, zoals interconnectie, transportcapaciteit en reservecapaciteit, en voor het oplossen daarvan kan Nederland een belangrijke rol spelen. Als Nederland de gasrotonde van Europa wil zijn, zijn deze knelpunten bij uitstek zaken waarmee wij kunnen helpen ze op te lossen. Wat is de inzet van de regering en op welke wijze wordt gewerkt aan het scenario gasrotonde van Europa?

Er is nu momentum voor het bespoedigen van projecten en het doorvoeren van richtlijnen. Zoals wij ook zien bij de Dienstenrichtlijn is een aantal lidstaten niet echt snel met de implementatie daarvan. Hoe kan de regering er tijdens de internationale overleggen voor zorgen dat dit wordt bespoedigd? Wat is daarvoor de strategie? De minister geeft aan problemen te hebben met de financiering van de projecten. Wat is nu precies de Nederlandse inzet op dat punt? Ik begrijp en steunde houding van de regering dat het eigenlijk uit andere middelen moet komen, maar wij vinden niet dat het mag leiden tot afstel van die projecten. Ik neem aan dat de regering dat ook vindt, maar dat zijn wel tegengestelde standpunten. Hoe gaat zij daarmee straks in de onderhandelingen om?

De verschillende infrastructuren binnen de EU sluiten slecht op elkaar aan. Stroomnetwerken zijn daardoor inefficiënt, waarmee het moeilijk wordt fluctuatie in de elektriciteitsproductie bij wind- of zonne-energie over de grenzen heen op te vangen, en ook gezamenlijke investeringen in grootschalige duurzame projecten kunnen hierdoor worden gehinderd. Wanneer wordt werk gemaakt van het gelijk trekken van de infrastructuur en wat is de stand van zaken ten aanzien van de harmonisatie van normen voor veiligheid en netwerktarieven? Gisteren zijn schriftelijke vragen beantwoord over Concentrating Solar Power (CSP). Vaak wordt gezegd dat in dat geval de netwerken moeten worden verbeterd. Ik neem aan dat dat soort mogelijke toekomstige grootschalige projecten ook wordt meegenomen in het optuigen van een beter netwerk om dat soort doorstroom van zonne-energie uit het zuiden van Europa of Noord-Afrika mogelijk te maken.

Duurzame energie heeft mag ik hopen niet pas momentum sinds de gascrisis in Oost-Europa, maar al veel langer. In Nederland zijn veel verbeteringen denkbaar om projecten van de grond te krijgen. Nederland stelt dat wind op zee prioriteit heeft. Dat vinden wij natuurlijk ook. Maar hoe staat het met de vereenvoudiging van regels voor windenergie op zee, en waarom locaties in zee niet veilen met vergunning en al? Moeten wij niet toe naar een Europees aanmoedigingsysteem voor de stimulering van duurzame energieproductie? D66 is voorstander van CCS, aangezien wij niet zonder denken te kunnen. Wij hebben diverse keren in begrotingsdebatten gevraagd of wij daar wel voldoende aan doen. Wij vinden het goed dat daarvoor Europees geld wordt gebruikt, maar er verschijnen stukken in kranten over het nut ervan. Voor ons is niet altijd goed te achterhalen wat de werkelijke stand van de technologie is en of wij daarop werkelijk kunnen vertrouwen voor de nabije toekomst. Ik zal in de vaste commissie EZ voorstellen om daarover binnenkort hoorzittingen te houden en bijvoorbeeld eens te spreken met Chris Davies, die daarover een goed rapport heeft geschreven voor het Parlement. Dat is overigens een partijgenoot van mij en van de heer Zijlstra, en hij deed het voor het hele Parlement. Op het punt van kernenergie zijn wij wat voorzichtiger dan de VVD-fractie, maar wij vinden het wel belangrijk van de minister te horen hoe hij staat tegenover de interessante houding van het Parlement dat, als je het doet, je het nu moet doen. Wat de herziening van de richtlijn voor de strategische olievoorraden betreft, kunnen wij ons vinden in de kritiek van de regering op de herziening daarvan, met name als het gaat om de beperking voor de interne markt en de dreigende administratieve lasten voor bedrijven. Kan de minister een toelichting geven op de discussie hierover? Wat de evaluatie van de richtlijn voorzieningszekerheid aardgas betreft, is het goed dat Nederland expliciet de aandacht vraagt voor de infrastructuur, de opslag en het transport. Aan welke groepen wordt gedacht, behalve huishoudens die bescherming behoeven bij schaarste? Wat bedoelt de regering met «in een tijd van crisis zijn vooral de markt en marktpartijen aan zet om knelpunten op te vangen»? Overheden moeten daarbij toch ook een belangrijke rol spelen.

Antwoord van de minister

Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Als Europa en de afgelopen crisis ons een paar dingen leren, is het dat wij de verantwoordelijkheid rondom de leveringszekerheid van energie naar burgers en bedrijven verdraaid serieus moeten invullen. Natuurlijk hebben wij dat altijd al gedaan, maar dat gebeurde met in het achterhoofd «het komt allemaal wel goed als zich iets voordoet.» Maar wij hebben nu gezien dat als zich iets voordoet zoals deze crisis, het niet vanzelf goed komt. Op een paar terreinen moet echt worden ingezet. Dat heeft om te beginnen te maken met de diversificatie in de brede zin van het woord. Je moet zorgen voor goede contacten met allerlei bronlanden over de hele wereld en je moet diversificeren als het gaat om de aanvoer vanuit die bronlanden, of het nu gaat om pijpleidingen die rechtstreeks zonder transitoprobleem naar Europa komen, of met transitoprobleem, zoals de lijn door Oekraïne. Je moet ervoor zorgen dat je inzet op meerdere energiebronnen, waarvan duurzaamheid er gewoon een is. Hoe meer je als land en als Europa zorgt voor dat soort diversificatie, hoe onafhankelijker je je kunt opstellen, of beter gezegd hoe meer je een gelijkwaardige partner bent van andere landen die een enorme hoeveelheid van één energiebron hebben. Dat leidt ertoe dat je beter gewapend bent om een mogelijke crisis het hoofd te bieden.

Het tweede wat deze crisis ons heeft geleerd, is dat transparantie absoluut noodzakelijk is, ook op het punt van bemetering en ijking van meters, waar ook problemen waren. Het derde wat deze crisis ons heeft geleerd, is dat onze interconnectie tussen de verschillende netwerken onvoldoende op orde is. Nederland heeft extra kunnen leveren, maar vanwege de transportcapaciteit was het niet zo simpel om dat gas daar te krijgen waar het zou moeten zijn. Binnen Europa moet je twee dingen doen. Om te beginnen moet je als land zorgen dat je je eigen zaken op orde hebt. Je kunt dat namelijk niet alleen aan Europa overlaten. De Kamer roept hier niet de Europese Commissaris ter verantwoording over de leveringszekerheid aan de Nederlandse burgers en bedrijven, nee, zij roept daarvoor mij ter verantwoording. Als ik dan tegen de Kamer zou zeggen dat dat aan Europa is overgelaten, zegt zij tegen mij: Van der Hoeven, denk eens een beetje na, en dan heeft de Kamer nog gelijk ook! Juist om je deel van de verantwoordelijkheid in Europa te kunnen dragen en juist om naar je eigen burgers toe een fatsoenlijk antwoord te hebben, moet je ervoor zorgen dat je je bilaterale contacten hebt. Verder moet je daarover afspraken hebben, zeker als het gaat over gas. Niet voor niets ga ik volgende week naar Sachalin, als daar voor de eerste keer een LNG-schip gaat varen. Dit is een groot project, waar Shell een grote concessie in heeft. Waarom doen wij dat? Omdat je wilt aangeven dat je begrijpt dat je je kanalen open moet houden. Daar hebben wij niet alleen profijt van, maar ook Europa. Je kunt dan vanuit je eigen verantwoordelijkheid in Europa inbrengen wat jezelf in kúnt brengen, aangezien je iets te bieden hebt. Vandaar mijn gesprekken met Medvedev en Miller van Gazprom, en met mijn Russische collega. Dit leidt ertoe dat je op de kaart blijft staan. Is dat nodig? Ja, dat is nodig, vanwege onze eigen ambities voor die gasrotonde Nederland die maar één doel heeft: gasrotonde Noordwest-Europa. Daarvoor moet ik veilig stellen dat wij dat gas vanuit verschillende locaties hier naar toe krijgen.

De heer Samsom (PvdA): Erkent de minister dan wel dat daarbij een spanning kan optreden met de Europese solidariteit als zij de bilaterale contacten zeer voortvarend ter hand neemt? Dat heeft het verleden immers bewezen: Duitsland heeft van zijn oosterburen verwijtende blikken gekregen over de voortvarendheid waarmee het een pijpleiding direct naar Duitsland realiseerde, daarbij Polen en de Baltische staten overslaand. Ik wijs op dat type spanning, waarbij ik hoop dat de minister zich dat goed realiseert.

Minister Van der Hoeven: Ik snap dat wel. Dat soort spanning is er, maar er ontstaat ook spanning als je geen bilaterale afspraken hebt en u mij hier ter verantwoording roept als blijkt dat de leveringszekerheid in het gedrang komt. Daar heb ik ook rekening mee te houden. Het is inderdaad een speelveld, dat ertoe moet leiden dat je de solidariteit overeind houdt, daarbij geen freeriders-gedrag tolererend. Verder is het een speelveld dat ertoe leidt dat je niet alleen voor jezelf de zaken regelt, maar ook het Europese belang in de gaten houdt. Juist door de integratie van de gasmarkten binnen Europa – dat komt eraan – is de kans groot dat het gas dat naar Nederland komt, verder wordt behandeld. Dat is ook de bedoeling daarvan. Je moet het ene doen en het andere, in dit geval de solidariteit, niet laten. Het zijn beide kanten van dezelfde medaille. Maar het is van belang die beide kanten in de gaten te blijven houden en niet door te slaan naar het ene, want daar maak je geen vrienden mee, noch in Nederland, noch in Europa.

Bij de verstoring van de gastoevoer die wij hebben gehad is sprake van een bepaalde taakverdeling tussen markt en overheid. Natuurlijk, de overheid moet ervoor zorgen dat je een strategie opstelt voor noodvoorraden en dat je de weg voorbereidt voor gasproducerende landen, zodat bedrijven daar hun contracten kunnen sluiten. Tegelijkertijd stimuleer je de diversificatie en de duurzaamheid. Maar als het gaat om de invulling van de voorzieningszekerheid hebben wij allemaal belang bij een goedwerkende markt, wat wij de afgelopen crisis ook hebben gezien. Waar de markt goed functioneert, ontstaan de problemen niet, maar waar zij slecht functioneert of waar hobbels zijn, zijn er wel problemen. Je hebt een overheidstaak, maar waar ga je dat doen? Doe je dat nationaal, of Europees? De heer Samsom heeft gelijk: als er één beleidsterrein is dat over alle grenzen heengaat, is het wel de energie. Wij zijn als EU-lidstaten van elkaar afhankelijk, wij zijn van allerlei derde landen afhankelijk, zodat wij niet zonder de Unie kunnen. Ik zie voor de EU vooral een taak weggelegd als het gaat om het ontwikkelen van meerdere bronnen en aanvoerroutes. Nabucco kan alleen maar met Europese steun. Dat de Commissie wil onderzoeken of het mogelijk is om als één blok Kaspisch gas in te kopen en naar Europa te halen, is interessant. Als sprake is van een crisis, is er een EU-taak. Als de EU niet in staat was geweest om bij de crisis tussen de twee nationale maatschappijen van Rusland en Oekraïne met één mond te spreken, waren wij er niet uitgekomen. Maar ondanks de samenwerking in Europees verband heb je je eigen verantwoordelijkheid om een bijdrage te leveren aan de oplossing van de problemen met de leveringszekerheid.

De heer Zijlstra vroeg: stel dat er een probleem met de Europese gastoevoer is, kunnen wij dan worden verplicht gas te leveren? Nee, dat kan niet. Wel zie je dat er binnen Europa een debat op gang komt of inderdaad het solidariteitsmechanisme op gang moet komen. De inhoud daarvan is overigens nog wat wazig. Uitgangspunt voor mij is dat je als lidstaat de zeggenschap hebt over je eigen bodemschatten. Ik vind dat een heel hard uitgangspunt. De heer Van der Ham vroeg wie bescherming verdient bij een gascrisis. Uiteraard zijn dat de kleinverbruikers, wat een grotere groep is dan alleen maar de huishoudens. Ik zie niet direct een reden om dat te verruimen naar het grote bedrijfsleven. De heer Zijlstra vindt dat een aantal lidstaten weinig investeert. Hij vroeg of daarmee geen slecht bedrag wordt beloond. Zo zwart-wit wil ik het niet stellen. Het gaat om knelpunten in de Europese infrastructuur, en ik vind het niet gek dat de EU daaraan een bijdrage levert. Wel moeten wij in het oog houden dat ook van de private investeerders en de individuele landen aanzienlijke bijdragen worden verwacht: het is en/en. Ik zie dat de Europese bijdrage vooral wordt gericht op de opstartfase. Wel moet de toegevoegde waarde worden bewezen, en wij moeten zeker alle projecten kritisch tegen het licht houden. Iets wat in feite te maken heeft met achterstallig onderhoud, mag daar niet onder worden gefietst. Ik kan mij heel goed voorstellen dat zaken die te maken hebben met interconnectie, Nabucco, CCS en het offshore grid nooit door een land kunnen worden opgepakt.

De heer Zijlstra (VVD): Ik kan het daar wel mee eens zijn, maar wat ik vreemd vind is dat een investeringsronde die wijzelf doen in het kader van de gasrotonde – iets voor de hele Noordwest-Europese markt – geen gemeenschapsprioriteit is geworden. Dat valt prima onder die benadering, en het heeft niets te maken met achterstallig onderhoud. Als de EU dat niet weet te waarderen en achterstallig onderhoud wel, liggen de accenten te veel op het belonen van slecht gedrag.

Minister Van der Hoeven: Dat ben ik niet met u eens. Men weet dat wel degelijk te waarderen, maar men kijkt eerst of Nederland niet in eerste instantie zijn eigen portemonnee wil spekken. Daar gaat het in eerste instantie om, laten wij wel wezen. Je wilt de gasrotonde hebben om ervoor te zorgen dat je je eigen gasvoorzieningszekerheid op orde hebt, en je wilt dat tegelijkertijd daarmee de gasvoorzieningszekerheid voor Noordwest-Europa wordt geholpen. Er is dus wel degelijk een gedeeld belang. Samen met het bedrijfsleven en andere private partijen voeren wij dit uit, maar de noodzaak is op dit moment niet aanwezig. Maar praat ik over de interconnectie tussen de Noordwest-Europese gasrotonde plus de verbindingen naar andere delen van Europa, dan is dat een ander verhaal. Wij hebben er wel degelijk belang bij dat dat op orde komt, en daar is nog het nodige aan te doen. Als men daarop inzet, heb ik daar geen bezwaar tegen, want het helpt ons in onze ambities met de gasrotonde.

De heer Jansen (SP): Ik ben daar ook niet helemaal gerust op. Als je kijkt naar de grensoverschrijdende hoogspanningsverbindingen die worden genoemd in het Europese prioriteitenlijstje, zie je dat er heel veel projecten in de zuidelijke en de zuidoostelijke kant zijn. Welke projecten worden gefinancierd vanuit reguliere budgetten, zoals in Nederland gebeurt, en waar komt Europees geld aan te pas? In principe moeten ook de netwerken in Zuid-Europa, net als bij ons, worden betaald uit wat de klanten opbrengen. Ik zie niet in dat daar speciale fondsen naar toe moeten.

Minister Van der Hoeven: Ik ben het met u eens dat je alle projecten kritisch tegen het licht moet houden, dat is eigenlijk het uitgangspunt waar het om draait. Verder ben ik het met u eens dat de gebruikers betalen voor transport. Het is goed om in de gaten te houden hoe die investeringen worden gedaan, wie ervoor betaalt en wat eventueel een toegevoegde waarde vanuit Europa zou kunnen zijn.

De heer Jansen (SP): Kan de minister ons een overzichtje leveren van wat de EU op dit moment uitgeeft aan investeringen op dit terrein, zowel qua gasals elektriciteitsinfrastructuur, als het gaat om grensoverschrijdende projecten?

Minister Van der Hoeven: Dat vind ik een goed idee. Dan kunnen wij meteen even kijken wat men van plan is in de komende periode aan grote projecten te gaan doen en hoe zich dat tot een en ander verhoudt. Ik zal dat doen. De heer Hessels vroeg naar de kansen voor de Nederlandse kennis van gasnetwerken. Die kennis hebben wij inderdaad. Je ziet op dit moment dat via een partij als Gasunie, maar ook via andere, daarvan gebruik wordt gemaakt, bijvoorbeeld bij de aanleg van Northstream. Er is ook heel veel kennis bij partijen als het Energy Delta Institute, ECN en TNO.

Ik kom toe aan de olievoorraden. Het doel van de nieuwe richtlijn op dit terrein vind ik goed, daarover zijn wij het eens, maar dat geldt niet voor de uitwerking. De eis van de Commissie dat bedrijven geen reserveringen meer mogen doen ter afdekking van hun voorraadverplichtingen vind ik niet proportioneel. Bedrijven worden daardoor gedwongen die voorraden fysiek aan te houden, waaraan enorme kosten zijn verbonden. Over een aantal zaken, waaronder deze, moet helderheid komen. Een tweede punt heeft te maken met de wekelijkse rapportages van de commerciële olievoorraden. Ik wil eerst weten wat dit oplevert en wat het kost, voordat ik daarover een oordeel vel. Nu staat in het richtlijnvoorstel dat wij dat al gaan doen, maar zover zijn wij nog lang niet. Wat de praktische consequenties voor Nederland betreft hebben wij het COVA, dat 85% van de Nederlandse voorraadplicht aanhoudt, waarmee wij voldoen aan de wens voor een agentschap. De overige 15% wordt door het bedrijfsleven aangehouden. Het voorstel maakt het echter onmogelijk voor agentschappen en bedrijven om zelf voorraden in het buitenland, of voorraden voor buitenlandse partijen aan te houden. Dit staat op gespannen voet met de interne markt, zodat ik daartegen principiële bezwaren heb, ook al omdat het voor ons een fors inkomstenverlies betekent. Voor nogal wat buitenlandse partijen wordt namelijk voorraad aangehouden door het Nederlandse bedrijfsleven, wat ook heeft te maken met de unieke positie van Nederland. Wat je ook ziet, is dat er nog geen enkele afstemming is tussen de IEA en de Commissie over de gehanteerde rapportages. Er komen veel administratieve lasten op ons af, omdat de Commissie rapportages en controles wil hebben waarmee zij de beschikbaarheid van de voorraden zeker wil stellen. Daar ben ik ook niet blij mee. Ik heb nogal wat vraagpunten, wat ook geldt voor het COVA. Het COVA zal bijvoorbeeld geen eigendom in het buitenland meer mogen aanhouden, waardoor je die volumes in Nederland moet gaan aanhouden, of moet delegeren aan buitenlandse agentschappen. Daar ben ik ook niet erg gelukkig mee. Verder zullen wij inderdaad opnieuw moeten bekijken in welke verhoudingen het COVA voorraden zal moeten aanhouden wat betreft de verhouding tussen ruwe olie en olieproducten, maar dat is een ander punt.

Zoals ik al zei is het belangrijkste doel van de update verbetering van de directe inzetbaarheid van de voorraden, waarbij ik mij wel iets kan voorstellen. Wij willen eigenlijk ook dat bij alle landen verplicht een minimale direct inzetbare strategische voorraad beschikbaar is, buiten de werkvoorraden om. Dit voorkomt freeriders-gedrag. Dat kan voor een deel bestaan uit gereed product of ruwe olie. In dat geval zal het bedrijfsleven ook buiten het strategische voorraadsysteem kunnen worden gehouden. Deze suggestie is steeds afgewezen door de Commissie, maar ik kom daar natuurlijk steeds op terug. Kijk ik naar het begrip proportionaliteit, dan zie ik dat de gekozen invulling heel sterk is opgedragen aan centrale overheden en agentschappen, en er is veel te weinig oog voor de bestaande mogelijkheden binnen de interne markt via het bedrijfsleven, met name als het gaat om het optimaliseren van de voorwaarden. Hierover is het laatste woord nog niet gezegd. De heer Van der Ham vroeg wat dit betekent in relatie tot de interne markt. Zoals gezegd wil de Commissie de directe beschikbaarheid van de strategische voorraden vergroten, die daarom in het eigen land aanwezig moeten zijn. Wij denken daar anders over. De oliemarkt is een wereldmarkt, en het gaat om de voorzieningszekerheid van de oliemarkt. Wat zul je zien? Dat marktkrachten de olie gaan heralloceren, waarbij echt niet wordt gekeken naar grenzen. Het gaat er dus vooral om dát die olie er is, en niet zozeer wáar die olie ligt opgeslagen. Laten wij dat zo efficiënt blijven doen binnen de interne markt. De door derden gereserveerde voorraden over de grens mogen alleen via de agentschappen worden geregeld, en daar heb ik ook wat problemen mee. Ik noem een voorbeeld: het COVA heeft op dit moment voorraden in Duitsland, die dan niet meer op de huidige wijze als strategische voorraad worden aangehouden. Willen wij dat wel? Ik niet.

Hoe hebben wij onze voorraadverplichtingen afgedekt? Wij hebben een gemengd systeem: een gedeelte wordt afgedekt met gereed product en een ander deel met ruwe olie. Het grootste gedeelte, 85%, wordt afgedekt door het COVA. Dat zijn niet de werkvoorraden. De overige 15% van de nationale verplichtingen wordt door het bedrijfsleven afgedekt, wat waarschijnlijk grotendeels door middel van werkvoorraden gebeurt. Dat is nu acceptabel en geregeld. Een deel van de COVA-verplichtingen, zo’n 20%, wordt met gereserveerde voorraden bij het bedrijfsleven afgedekt. 30% van de COVA-voorraden wordt in het buitenland aangehouden. In andere landen is het heel verschillend. Sommige landen, zoals Italië, het VK en Griekenland leggen die nationale verplichting helemaal bij het bedrijfsleven, andere landen, zoals Oostenrijk, Duitsland en België, leggen het helemaal bij een agentschap. Nederland en sommige andere landen hebben een gemengd systeem.

De heer Jansen vroeg of de strategische reserve afhankelijk is van de vraag in hoeverre landen zelfvoorzienend zijn. De Commissie zoekt toenadering bij het systeem van het IEA. Zij stelt voor dat lidstaten strategische voorraden aanhouden ter grootte van 90 dagen netto import, of 70 dagen consumptie voor olieproducerende landen. Het nieuwe Commissievoorstel betekent een vergroting van de voorraadplicht voor de producerende landen. Over gas denk ik anders dan over olie. De gasmarkt zit ook anders in elkaar. De kosten zijn exorbitant hoog, zeker vijf maal zo hoog als bij olie, en het kan ook anders: verbetering van de werking van de gasmarkt, toegang tot LNG-installaties, een goed functionerend transportnetwerk enz. Natuurlijk zie ik best wel dat het noodzakelijk zou kunnen zijn dat je commerciële gasopslagen hebt in de totale gasvoorziening, en ik kijk ook hoe wij daaraan een impuls kunnen geven. Maar mocht je ook tot strategische opslagen moeten komen, dan moet je er toch voor zorgen dat die alleen in extreme situaties kunnen worden aangesproken, want voordat je weet heb je oneerlijke concurrentie met commerciële opslagen. Ik sluit niet uit dat die voorstellen er ooit komen, overigens niet direct van de Commissie, maar wel van andere lidstaten. Ten aanzien van kolen verwacht ik geen voorstellen.

De opmerkingen van de heer Zijlstra over de investeringen in de raffinagecapaciteit vind ik interessant, omdat daaruit ook andere zaken kunnen worden afgeleid wat de strategie binnen Europa betreft. Het vergt wel wat meer tijd, maar ik zal kijken hoe ik daaraan kan voldoen. Er kunnen wel eens heel andere consequenties naar voren komen dan men ogenschijnlijk in eerste instantie zou denken: je doet gewoon een raffinaderij dicht, punt. Ik zal daarop terugkomen, maar dat zal niet iets zijn van binnen nu en twee maanden.

De heer Jansen (SP): Ik pleit voor een kleine uitbreiding van het verzoek van de heer Zijlstra. Ik pleit ervoor dit uit te breiden met de basischemie, in wezen een bedrijfstak die daar heel dicht tegenaan zit, ook energie-intensief, waar waarschijnlijk sprake is van soortgelijke bewegingen.

Minister Van der Hoeven: Niet alleen energie-intensief, maar ook vaak afhankelijk van de aanwezigheid van raffinaderijen. Ik doe dat graag, ik zie dat punt.

Ik kom toe aan duurzame energie en CCS. Zoals ik al zei moeten wij gewoon inzetten op duurzame energie. Daarbij moet worden bekeken op welke manier je daarbij slagen kunt slaan, waarmee wij ook bezig zijn. Wij moeten investeren in dit speerpunt van beleid. De urgentie daarvoor is duidelijk. Het stopcontact op de Noordzee hoort daarbij. Natuurlijk is dit afhankelijk van de situering van de verschillende parken, maar als je dat gezamenlijk met de andere Noordzeelanden kunt doen heb je een uitstekende basisvoorziening om aan te haken verder naar het zuiden toe, waarop de heer Samsom wees. Je kunt wel zeggen dat je geen CCS wilt, zoals de heer Jansen dat heel kort door de bocht zei, maar dan doet hij toch echt de ogen dicht voor de werkelijkheid. In Nederland kan het misschien op vrij korte termijn worden opgelost, al was CCS in de transitieperiode enorm belangrijk, maar je moet niet je ogen dicht doen voor Azië, Afrika en Zuid-Amerika, waar een heleboel andere dingen aan de gang zijn en waar ongelooflijk veel traditionele kolencentrales zullen worden gebouwd. Dan kunnen wij hier wel denken dat wij op ons mooie eilandje de zaken op orde hebben, maar om ons heen worden wij echt belaagd door de CO2-uitstoot, die niet aan de grens stopt. In het kader van transitietechnologie moeten wij ervoor zorgen dat die CCS-ontwikkeling verder doorgaat.

De heer Jansen (SP): Nu doet de minister van EZ alsof deze investering bijna een soort ontwikkelingshulp is! Wij mogen de Chinezen wat dat betreft wel wat serieuzer nemen, want als zij veel kolencentrales bouwen en het is interessant daar CCS toe te passen, dan doen zij dat echt zelf wel. Nee, Nederland heeft een bijzonder laag percentage duurzame energieproductie, ook in vergelijking met andere lidstaten van de EU, dus het zou voor de hand liggen om daaraan serieuze financiële prioriteit te geven. Als elders prioriteit aan CCS wordt gegeven is dat de afweging van de betreffende landen, maar de EU heeft een laag percentage duurzame energieproductie, en Nederland heeft dat nog veel sterker, dus ligt het voor de hand dat wij ons zwakke punt gaan oppoetsen, en dat is niet CCS.

Minister Van der Hoeven: Ik ben het daar niet mee eens. Enerzijds moet je zeker inzetten op duurzaamheid, wat ook blijkt uit Schoon en Zuinig, maar anderzijds ben je, als je Schoon en Zuinig in 2020 haalt, nog altijd 80% afhankelijk van fossiele brandstoffen. Laten wij onszelf daar niets over wijsmaken. Wij moeten dus inzetten op schoon fossiel. Het is goed om dat te doen, omdat CCS het ook mogelijk maakt om kolen als gangbare energiebron te gebruiken in combinatie met CO2-doelstellingen. Je ziet ook dat die kolen afkomstig zijn van vele landen, ook de kolen die wij hier gebruiken, dus laten wij ervoor zorgen dat wij met CCS komen tot schoon fossiel. Ik ben niet van plan CCS te laten vallen. De heer Zijlstra heeft er gelijk in dat er snel duidelijkheid moet komen waar wij de bijna lege velden voor gaan gebruiken, welke worden gebruikt voor CCS en welke voor gasopslag. Hiervoor zal de Mijnbouwwet moeten worden aangepast. Rond CCS kom ik binnenkort met een nadere voortgangsrapportage, waarin ik deze punten meeneem.

De heer Zijlstra (VVD): Op welke termijn ongeveer?

Minister Van der Hoeven: April/mei.

De 3,5 mln. voor verduurzaming wordt besteed aan interconnectie van gas en elektriciteit, CO2-opvang en -opslag en windenergie op zee. Dit alles zit in de onderhandelingsfase en komt in de Algemene Raad van 23 februari aan de orde. De bedoeling is om daar een akkoord voor de voorjaarsraad te krijgen. Het probleem heeft te maken met de financieringwijze, want een en ander zou betekenen dat het financiële perspectief moet worden opengebroken, wat leidt tot hogere afdrachten van Nederland in de orde van grootte van 250 mln., waarmee de disciplinerende werking van de financiële perspectieven wordt ondermijnd, wat niet correct is. Onze bezwaren zijn verwoord door collega Bos tijdens de Ecofinraad. Wij hebben twee Nederlandse projecten ingediend: no secret en een CCS-project. Als er toch geld beschikbaar komt, moeten wij daar optimaal van kunnen profiteren. Waarvoor pleiten wij? In ieder geval voor het behoud van het aandeel CCS in de voorstellen en het overeind houden van het Northsea grid. Op dit moment is er een blokkerende minderheid tegen een herziening van de financiële perspectieven. Mocht die niet standhouden – daarvan ga ik vooralsnog niet uit – dan moet er een zo klein mogelijke herziening van de financiële perspectieven zijn. Dat betekent financiering uit onderuitputting, uit de marge en spreiding over meerdere jaren.

Ik kom toe aan kernenergie. Weet u, mijnheer de voorzitter, laat ik mij nu eens gewoon aan de afspraak houden, dat lijkt mij het allerbeste. De afspraak is dat dit kabinet geen nieuwe kerncentrale gaat bouwen, en verder nadenkt over de energiemix, daarbij kernenergie meenemend. Dat heb ik altijd gezegd en dat zeg ik nog. Ik zie ook dat vanuit het Parlement en het IEA andere geluiden komen, maar wat betekent dat? Wij hebben wel een afspraak met elkaar. Om te voorkomen dat ik volgende week weer in het vragenuur sta, houd ik mij maar aan die afspraak.

De voorzitter: De minister heeft zich expliciet tot de voorzitter gewend, die het met haar eens is. Het woord is aan de heer Zijlstra!

De heer Zijlstra (VVD): Een consistent antwoord! Het is wel een tijd waarin meerdere afspraken uit uw heilige regeerakkoord op de helling staan, dus als er een tijd is dat u kunt schuiven is het nu, en als er zoveel partijen zijn die die geluiden afgeven, kunt u zich daar langzamerhand niet meer achter verschuilen. Wanneer gaat de minister dat punt bereiken? Als er afspraken gaan schuiven, dan ook deze.

Minister Van der Hoeven: Als ik in uw schoenen stond zou ik dit als lid van de oppositie ook zeggen, maar ik sta niet in uw schoenen. Op dit moment wordt nog nergens gerommeld aan de coalitieafspraken. Er staat wel veel in de krant, maar dat moet u niet allemaal geloven. Uiteindelijk zullen wij zeer zeker met een pakket voorstellen komen. Dat je dan te maken hebt met enerzijds de afspraken rond de signaalwaarden voor het tekort mag helder zijn, dat je ook te maken hebt met de noodzaak van investeringen mag ook helder zijn, maar dat moet wel ergens uit betaald worden. Je kunt niet de rekening bij de toekomstige generaties neerleggen. In die driehoek moeten wij het dus zoeken. Verder kan ik er op dit moment nog niets over zeggen.

Ik kom toe aan wind op zee. Ik ben het eens met de heer Jansen dat een goed netwerk op zee voor windenergie van groot belang is. Daarvoor zijn plannen in ontwikkeling, waarover ik uitgebreid heb gesproken met de heer Adamovic die dat in zijn portefeuille heeft. Heel interessant! Het is van belang dat wij in Nederland tegelijkertijd de plannen ontwikkelen voor dat stopcontact op zee, zodat je op het moment dat het NorthSea grid tot stand komt maar hoeft aan te sluiten. Ook hiervoor geldt dus: Europees maak je een kader, maar dat ontslaat je niet van de opdracht om daarin je eigen taak te doen. Naar aanleiding van de motie-Samsom kom ik daarover binnenkort met een brief naar de Kamer. De initiatieven rond het offshore grid steun ik. Het is goed dat de kennis die wij ontwikkelen in Europa wordt ingezet, maar hoe complexer het plan, hoe langer het duurt. Laten wij ervoor zorgen dat wij dat stopcontact zodanig aanleggen dat het gemakkelijk kan worden aangesloten op het nog te vormen grid, en laten wij daar niet op gaan wachten. Wel moeten wij in de gaten houden welke technologie wordt gekozen en hoe wij klaar zijn om aan te sluiten.

Is de energielabelling wel streng genoeg, vroeg de heer Jansen. Ja, en er komen nog strengere criteria in de labels, maar dat wordt geregeld in de uitvoeringsmaatregel en staat dus niet in het voorstel voor herziening van de richtlijn. Erg belangrijk is dat wij dat energielabel succesvol houden, zodat het van belang is dat het frequenter aan de stand van de techniek wordt aangepast dan nu het geval is. Dan sluiten wij aan bij het hartstikke goede Japanse model van Toprunner. Dat er links en rechts wordt gepiept, oké, maar je zult meer moeten doen om straks een A-label te krijgen. Anders kan ik dat verhaal van die Toprunner wel op mijn buik schrijven, dan blijven wij hangen in de huidige stand van de techniek. Ik begrijp die lobby wel, maar ik zal er niet voor opzij gaan. De heer Zijlstra heeft een vraag gesteld over de banden. Ik begrijp dat 30% van het energieverbruik van voertuigen wordt bepaald door de rolweerstand van banden, dus een betere informatievoorziening over banden zal de energiezuinigheid daarvan positief beïnvloeden. Het is kosteneffectief, ook voor CO2-reductie. Volgende week zal minister Eurlings vooruitlopend op de richtlijn een bandencampagne van start laten gaan om de consument van de duurzaamheidsaspecten bij banden voor te lichten. Overigens, de campagne als zodanig wordt uitgevoerd door SenterNovem. Goed om dat hier te melden, omdat sommige Kamerleden altijd vraagtekens zetten bij SenterNovem. Als wij SenterNovem niet hadden, konden wij ook dit soort campagnes niet doen.

Nadere gedachtewisseling

De heer Hessels (CDA): Voorzitter. Na al die deskundige uitleg over banden wil ik de minister vragen of dat zowel voor winter- als voor zomerbanden geldt! Wij zitten hier om de inbreng van de minister voor de VTE-raad te bespreken. Ik heb goed opgelet en heb haar daarover alleen maar verstandige dingen horen zeggen. Om nu nog wat vragen te verzinnen lijkt mij niet juist. Minister, u zit er goed in, probeer de zaken te regelen zoals u ze hebt voorgenomen.

De heer Jansen (SP): Voorzitter. Ik vond de antwoorden van de minister duidelijk. Op een aantal punten zijn wij het eens dat wij het niet eens zijn, en ik denk dat dat wel zo zal blijven.

De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. Een goed plan van D66 voor een hoorzitting rond CCS. De VVD steunt dat plan graag. De opstelling van de minister rond de olieopslag is duidelijk en verstandig. Maar hoe zit het met andere landen? Is zij al bezig coalities te vormen, aangezien het gaat om een meerderheidsbesluit? Het zou voor ons toch wel heel erg verkeerd uitpakken als het er toch stiekem doorheen slipt. Welke strategie staat daarop? Ik krijg langzamerhand een steeds grotere wat cynische glimlach als ik minister en ambtenaren hoor zeggen dat zij vol vertrouwen zijn dat de doelstellingen in 2020 zullen worden gehaald. Ik geloof dat zij ongeveer de laatste der Mohikanen is die dat nog durft te beweren, want de rest van Nederland heeft het al opgegeven. Als de minister toegevoegde waarde ziet van de banden wordt dat in allerlei campagnes benadrukt, maar dan is het wel vreemd dat wij net voor de categorie C-banden voor zware vrachtwagens geen labelling doen voor geluid, terwijl dat nu net zware geluidsveroorzakers zijn. Ik kan mij voorstellen dat de minister daar schriftelijk op ingaat. Als wij het doen, doe het dan ook goed.

De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. Ik ben het bijna helemaal eens met de minister – voor dit moment is dat wel voldoende – over de spanning tussen solidariteit, eigen investeringen en bilaterale contacten. Ik wens de minister veel succes met het gesprek daarover met haar collega’s. Ik ben blij met de enthousiaste reactie van de minister over windenergie. Zij wees er terecht op dat wij niet op elkaar moeten gaan wachten, maar zij kan ook in wat kleinere kring haar slag slaan. De Duitsers, met een net nieuwe minister, jong, fris en vast vol met wilde ideeën, leggen op dit moment iets aan en de Belgen leggen iets aan. Deze drie landen leggen kabeltjes rechtstreeks vanuit de duinen de zee in. Er zijn dingen mogelijk. Hopelijk kunt u dat in uw brief meenemen. Windenergie op zee gaat ons een heel eind, en misschien wel helemaal, tot de doelstellingen in 2020 brengen.

De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. Hoe staat het met de landen die wat achterblijven? Welke stappen denkt de minister te nemen bij het bereiken van meerderheden als het gaat om de strategische olievoorraden?

Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Wat de allianties rondom de olievoorraden betreft, zie je dat de doelstellingen in hun algemeenheid worden onderschreven. De toenadering tot de IEA-systematiek wordt door een groot aantal lidstaten gesteund. Een aantal landen vindt de voorraadplicht wel erg groot worden. Het aanhouden van voorraden in het buitenland, of het aanhouden van voorraden ten behoeve van derden is het heikele punt waar heel veel kanttekeningen bij worden geplaatst. De algemene reactie is dat het voorstel niet als een verbetering van de huidige situatie wordt gezien, dus daar zijn allianties te smeden. Dit geldt zeker voor de wekelijkse rapportages van de commerciële voorraden, dat maar door een land wordt gesteund, hetzelfde land dat het ooit als EU-voorzitter heeft bedacht: Frankrijk. Ik zal terugkomen op de vraag over banden van vrachtwagens. Er kunnen wat wind op zee betreft allianties worden gesloten met het VK, Duitsland en België, maar het is nog niet zover dat iedereen hetzelfde denkt over het grid. Ik neem dit mee in de toegezegde brief. Uiteraard heb ik hierover contact met de buurlanden. Wat de 5 mld. uit het economisch herstelplan betreft, is nog niet helder waar het geld vandaan moet komen. Ik weet het niet. Er wordt natuurlijk ook gekeken naar de nieuwkomerreserve, waartegen sommige landen bezwaar hebben. Dit is nog een heet hangijzer. Ik zou willen dat ik daarop een helderder en constructiever antwoord kon geven dan op dit moment.

De heer Zijlstra (VVD): Dank voor de toezegging over de raffinagecapaciteit. U gaf al aan dat dat niet op korte termijn kan. Maar kunt u een grove schatting geven?

Minister Van der Hoeven: Gelet op de planning van de formele VTE-raden denk ik dat dat in de tweede helft van dit jaar moet zijn, voor de najaars-VTE-raad.

Toezeggingen

– De minister zal de Kamer een overzicht sturen van grensoverschrijdende projecten met betrekking tot energie-infrastructuur en de mate waarin deze worden gefinancierd vanuit Europese fondsen.

– De minister zal de economische impact bekijken van Nederlandse raffinagecapaciteit, daarbij de basischemie betrekkend; dat komt in de tweede helft van dit jaar.

– De minister zal rond april, uiterlijk mei, een voortgangsbrief over CCS naar de Kamer sturen met in het bijzonder aandacht voor de ondergrondse opslagcapaciteit.

– De minister zal de Kamer separaat informeren over de geluidsproductie van banden in de C-categorie, dat wil zeggen voor vrachtwagens, in relatie tot de energielabels.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Tichelaar

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Waalkens

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Franke


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Tichelaar (PvdA), voorzitter, Hessels (CDA), ondervoorzitter, Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Vos (PvdA), De Rouwe (CDA) en Elias (VVD).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Jan Jacob van Dijk (CDA), Sap (GroenLinks), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Blom (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Atsma (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Madlener (PVV), Van Dam (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Heerts (PvdA) en Uitslag (CDA).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), Atsma (CDA), Van Bommel (SP), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Waalkens (PvdA), voorzitter, Van Baalen (VVD), Ormel (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Jonker (CDA), Irrgang (SP), De Roon (PVV), Boekestijn (VVD), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Gill’ard (PvdA), Jasper van Dijk (SP), Thieme (PvdD) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie).

Plv. leden: Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), Vos (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Haverkamp (CDA), Lempens (SP), Schermers (CDA), Knops (CDA), Jacobi (PvdA), Samsom (PvdA), Kuiken (PvdA), Teeven (VVD), Spies (CDA), Roemer (SP), Wilders (PVV), Van der Ham (D66), Van der Burg (VVD), Boelhouwer (PvdA), Van Leeuwen (SP), Ouwehand (PvdD) en Voordewind (ChristenUnie).