Vastgesteld 13 mei 2020
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 12 maart 2020 overleg gevoerd met mevrouw Broekers-Knol, Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, over:
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 5 november 2019 inzake reactie op Inspectierapport «Het vertrekproces van de Armeense kinderen» (Kamerstuk 29 344, nr. 136);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 15 november 2019 inzake rapportage Vreemdelingenketen eerste helft 2019 (Kamerstuk 19 637, nr. 2538);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 15 november 2019 inzake voortgang Programma Flexibilisering Asielketen (Kamerstuk 19 637, nr. 2539);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 18 november 2019 inzake opvolging aanbevelingen evaluatie COA (Kamerstuk 33 042, nr. 35);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 25 november 2019 inzake rapporten Periodiek beeld terugkeer 2018 en Informatieoverdracht in de asielketen (Kamerstuk 19 637, nr. 2545);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 26 november 2019 inzake evaluatie Wet biometrie vreemdelingenketen (Kamerstuk 33 192, nr. 18);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 4 december 2019 inzake evaluatie van de Wet modern migratiebeleid (MoMi) door het WODC (Kamerstuk 30 573, nr. 178);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 6 december 2019 inzake toezegging uit het algemeen overleg Internationale Misdrijven van 6 november 2019 over 1F-zaken (Kamerstuk 19 637, nr. 2547);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 13 december 2019 inzake feitenrelaas inzake het afzeggen van de afspraak met de ambassadeur van Marokko (Kamerstuk 19 637, nr. 2567);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 16 december 2019 inzake maatregelen inzake hoge instroom van Moldaviërs (Kamerstuk 19 637, nr. 2563);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 18 december 2019 inzake evaluatie van de extra begeleiding en toezichtlocatie (ebtl) en overlastgevende vreemdelingen (Kamerstuk 19 637, nr. 2572);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 18 december 2019 inzake landenbeleid Sudan (Kamerstuk 19 637, nr. 2564);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 18 december 2019 inzake landenbeleid Libië (Kamerstuk 19 637, nr. 2565);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 18 december 2019 inzake reactie op de nader gewijzigde motie van de leden Belhaj c.s. over het beschermingsbeleid voor tolken (Kamerstuk 35 300 X, nr. 45) (Kamerstuk 19 637, nr. 2573);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 19 december 2019 inzake reactie op uitvoeringstoetsen over de maatregel rechtsbijstand (Kamerstuk 31 753, nr. 192);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 29 januari 2020 inzake reactie op verzoek commissie over de inzet tijdens het gesprek met Eurocommissaris Johansson (Kamerstuk 32 317, nr. 593);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 30 januari 2020 inzake reactie op verzoek commissie over een afschrift van de reactie op het rapport «Waar geen wil is, is geen weg» (Kamerstuk 19 637, nr. 2576);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 4 februari 2020 inzake landgebonden asielbeleid voor Turkije (Kamerstuk 19 637, nr. 2578);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 10 maart 2020 inzake schriftelijke reactie op resterende vragen gesteld tijdens het algemeen overleg Vreemdelingen- en asielbeleid d.d. 13 februari 2020 (Kamerstuk 19 637, nr. 2589).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De griffier van de commissie, Hessing-Puts
Voorzitter: Van Ojik
Griffier: Tielens-Tripels
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Becker, Bisschop, Emiel van Dijk, Jasper van Dijk, Groothuizen, Krol en Van Ojik,
en mevrouw Broekers-Knol, Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Aanvang 10.01 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Ik heet u allemaal van harte welkom, in de eerste plaats natuurlijk de Staatssecretaris en haar medewerkers. Ik heet u op de publieke tribune van harte welkom. Het is voor mijzelf nog een kleine verrassing dat ik hier nu voorzit. Daar wist ik 30 seconden geleden nog niks van. Maar met de steun van alle collega's hier aan de linkerzijde van mij gaat het ongetwijfeld lukken.
Voor de mensen die nu meekijken of op de tribune zitten: dit is de tweede termijn van een debat dat we een paar weken geleden al hebben gehad. Daarin is de Kamer aan het woord geweest en heeft de Staatssecretaris gereageerd op de vragen en opmerkingen van de zijde van de Kamer. Daarna heeft de Staatssecretaris nog schriftelijk gereageerd op een aantal vragen die van de zijde van de Kamer werden gesteld. Dit debat verloopt dus iets anders in die zin dat we nu toe zijn aan wat heet de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Voor die tweede termijn is per lid drie minuten beschikbaar, en daarna gaat de Staatssecretaris antwoorden. Daarna is er niet nog een termijn, maar is dit debat afgelopen tenzij er een voortgezet algemeen overleg wordt aangevraagd, een VAO, want dan gaan we het plenair afronden.
Dit gezegd hebbende geef ik voor drie minuten het woord aan de heer Jasper van Dijk van de fractie van de SP.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dank u, voorzitter. Laat ik dan voor alle helderheid dat VAO direct aanvragen. Het is immers de tweede termijn.
Voorzitter. We hebben gesproken over de IND. Er zijn heel veel artikelen bij gekomen in de periode tussen de eerste termijn en vandaag, vooral over het feit dat het een chaos is bij de IND; echt schokkende artikelen in NRC. Ik vraag de Staatssecretaris om te reageren op die onthullingen in NRC.
Er is ook veel gesproken over dwangsommen. Die zijn evident veroorzaakt door eerdere bezuinigingen op de IND. 650 mensen zijn eruit gegaan bij de IND. Geen wonder dus dat daar achterstanden zijn ontstaan, waardoor we nu met een dwangsommenproblematiek zitten. Het is heel pijnlijk om te zien dat er 1 miljoen euro per week uit de staatskas vliegt vanwege achterstanden bij de IND.
Niettemin vraag ik u ook te reageren op een mail die we hebben gekregen van een asieladvocaat, mevrouw Loes Vellenga. Zij schrijft: ik vraag om zaken in het AC Den Bosch, maar ik krijg ze niet. Ze constateert ook dat de kansarme zaken voorrang hebben gekregen, terwijl de kansrijke zaken – laten we zeggen een Syriër die veel kans heeft op asiel – achteraan in de rij terechtkomen en vervolgens om een dwangsom gaan vragen omdat ze niet aan de beurt komen, niet zozeer omdat ze een zak geld willen hebben, maar omdat ze een status willen hebben zodat ze in Nederland kunnen gaan integreren. Kan de Staatssecretaris reageren op dat gegeven? De mail van mevrouw Vellenga heb ik hier voor me. Die mag de Staatssecretaris lezen als ze dat wil. Dan kan ze dat zien.
Voorzitter. De werkcultuur bij de IND is belabberd. Fouten worden niet gecorrigeerd. Kritische werknemers worden genegeerd. Misstanden worden verzwegen. Managers weten vaak niet wat werknemers doen. Er zijn geen betrouwbare cijfers. Prognoses rammelen. Vandaar mijn motie van afgelopen dinsdag om de misstanden, de problemen bij de IND onafhankelijk te onderzoeken.
Kunt u voorts reageren op de uitzending van De Hofbar van afgelopen dinsdag? De Staatssecretaris speelde daar zelf een rol in. De mensen in Ter Apel zijn not amused. Die zeggen dat de problemen met overlastgevers allerminst zijn verminderd, terwijl de Staatssecretaris dat wel suggereerde. Hoe kan dat?
Waarom wilt u de lijst van weigerlanden in verband met terugkeer niet openbaar maken? Althans, die indruk kreeg ik gisteren toen u zei: we gaan eind maart een lijst krijgen van landen waartegen we visummaatregelen willen nemen en daar kan de Kamer dan besloten over gebriefd worden. Waarom moet dat besloten?
Tot slot. Waar blijft het onderzoek van het EMM naar vermiste Vietnamese kinderen? Het zou er afgelopen najaar zijn. Kan de Staatssecretaris het z.s.m. naar de Kamer sturen?
De voorzitter:
Dank u zeer, meneer Jasper van Dijk. Dan geef ik het woord aan mevrouw Becker van de fractie van de VVD.
Mevrouw Becker (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben mijn eerste termijn begonnen met complimenten aan deze Staatssecretaris voor haar harde aanpak van overlastgevende asielzoekers. Zij zoekt daarbij de grens op van wat mogelijk is. Ze heeft nu ook een hogetoezichtslocatie geopend in Hoogeveen om echte overlastgevers binnen de poorten te houden, en dat is een compliment waard. Tegelijk... Zal ik even het blokje overlastgevers afmaken, voorzitter?
De voorzitter:
Voor de duidelijkheid: ik heb u gezien, meneer Emiel van Dijk, maar ik wil mevrouw Becker vragen om dit stukje af te maken. Dan geef ik u het woord.
Mevrouw Becker (VVD):
Complimenten dus voor de Staatssecretaris voor haar aanpak van overlastgevende asielzoekers. Tegelijkertijd kreeg ik ook berichten uit de omgeving van Ter Apel, uit Westerwolde, van mensen die zeggen: «Als je hier woont, dan merk je nog steeds winkeldiefstal. Dan merk je nog steeds overlast op straat. Dan voel je je als vrouw soms nog steeds onveilig. Het is een hele ernstige situatie die er vandaag de dag nog steeds is.» Kan de Staatssecretaris daarop ingaan en bevestigen dat er met man en macht aan gewerkt wordt om die situatie daadwerkelijk te verbeteren? Dat was het wat betreft overlastgevende asielzoekers.
De voorzitter:
Dat vermoedde ik al. Dan geef ik graag het woord aan de heer Emiel van Dijk voor een interruptie.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Waarom geeft u in hemelsnaam complimenten aan de Staatssecretaris voor de aanpak van overlastgevende asielzoekers terwijl er helemaal niets gedaan is? De mensen die overlast veroorzaken zijn nog steeds in Nederland. Die hadden hier in eerste instantie helemaal niet mogen zijn. De VVD-staatssecretaris, van uw partij dus, heeft daar helemaal niets aan gedaan. Die zogenaamde opvanglocaties waar u het nu weer over hebt, dat is een complete farce. Daar kunnen die mensen alleen naartoe gestuurd worden op het moment dat ze daar zelf mee instemmen. Die krijgen ondertussen gewoon nog leefgeld en ze mogen lekker gaan shoppen met boa's van de gemeente. Het is een complete waanzin dat de VVD voor dit beleid staat in plaats van te zeggen: overlastgevers, tuig, mensen die hier niet hadden moeten zijn, moeten worden teruggestuurd naar het land van herkomst en niet op kosten van de belastingbetaler worden opgevangen. Ik zou graag van de VVD willen horen waarom zij dit wel doen: wel blijven opvangen, wel op kosten van de belastingbetaler in plaats van het land uit.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik zei het gisteren ook al in het debat met de heer Emiel van Dijk. We kunnen bijna als Kamer wel bingo gaan doen wanneer de heer Van Dijk weer de woorden «complete waanzin», «bizar, ««verschrikkelijk» en «er gebeurt niets» gebruikt, want dat is eigenlijk zijn woordvoeringslijn op alles. Dat is niet realistisch. Ik weet niet of de heer Emiel van Dijk de brief van deze Staatssecretaris gelezen heeft over haar aanpak van overlastgevenden. Misschien kan ik eerst die vraag bij hem terugleggen, want hij lijkt in een hele andere werkelijkheid te leven.
De voorzitter:
Vragen terugleggen gaan we niet doen in deze termijn. Maar als u wilt, meneer Emiel van Dijk, dan heeft u nog gelegenheid voor een vervolgvraag, maar dan graag een vraag en niet een betoog.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ten eerste de opmerking dat bij de VVD de bingokaart met mijn woorden al heel snel vol is omdat het gewoon een verschrikkelijk beleid is. Ik blijf het herhalen. We kunnen het sugarcoaten, we kunnen er doekjes om winden. Maar feit blijft dat de VVD staat voor een beleid van niet aanpakken en niet uitzetten, maar van hier pamperen en op kosten van de belastingbetaler de problemen fêteren.
De voorzitter:
Wil mevrouw Becker daar nog op reageren?
Mevrouw Becker (VVD):
Dan zou ik toch de werkelijkheid even willen schetsen, want daar gaat het dan over. De heer Emiel van Dijk beweert dat er hier niets gebeurt. Ik vind dat we moeten debatteren op basis van feiten. We hebben van deze Staatssecretaris een uitgebreide brief ontvangen waarin zij een complete aanpak uitrolt, als het gaat om overlastgevenden. Ja, een brief. Maar die brief is niet iets wat op papier is; dat zijn dingen die in werkelijkheid gebeuren. Zo heeft de Staatssecretaris een Top X-aanpak... Moet ik even wachten tot de bel afgelopen is, voorzitter?
De voorzitter:
Ja. Sowieso was u al bijna klaar, denk ik, met het beantwoorden van deze interruptie. Maar u mag even wachten. De tijd staat stil.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Mevrouw Becker, maakt u uw antwoord af.
Mevrouw Becker (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik hecht er oprecht aan dat we hier geen beeld laten ontstaan alsof er feitelijk niets gebeurt. Daarom wil ik het toch even noemen in antwoord op de heer Emiel van Dijk. Deze Staatssecretaris heeft een Top X-aanpak gelanceerd met een lijst van de meest overlastgevende asielzoekers, die dan echt snel in de kraag kunnen worden gevat. Ketenmariniers die daar rondlopen en die hun uiterste best doen. Dat lijkt te werken, bijvoorbeeld in Harderwijk, waar de resultaten heel positief zijn. Overlastgevers sneller vastzetten. De Staatssecretaris zet zich ook in om de terugkeerrichtlijn daarop aan te passen, zodat bij overlast al detentie mogelijk is. Een lik-op-stukbeleid, waarbij herhaalde overlast sneller kan leiden tot iemand achter de tralies zetten. Een hogetoezichtslocatie in Hoogeveen, waar de ergste overlastplegers binnen de poorten blijven en niet meer de winkel in kunnen. Snelrecht, zodat er op de dag zelf nog tot actie kan worden overgegaan. En zo kan ik nog eventjes doorgaan. Het is een heel serieus probleem. Dat ben ik helemaal met de heer Emiel van Dijk eens. Maar namens de VVD zeg ik dat we er wat aan moeten doen. Ik vind dat deze Staatssecretaris dat op dit moment oprecht aan het doen is.
De voorzitter:
Dan mag u nu uw betoog vervolgen.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik ga mijn betoog vervolgen.
Ik heb het in mijn eigen inbreng gehad over de terugkeertrajecten. Het is natuurlijk van groot belang dat mensen die hier niet mogen zijn ook terugkeren. Ik denk dat we het daar met elkaar over eens zijn. Maar we hebben zicht op wat die terugkeertrajecten nou uiteindelijk opleveren. Ik heb een schriftelijk antwoord gekregen. Eigenlijk zegt het ministerie dat ze de gegevens niet kunnen genereren van het aantal aantoonbare vertrekken, omdat er dan een complexe, arbeidsintensieve data-analyse zou moeten plaatsvinden met een gegevenskoppeling op dossierniveau. Dat snap ik, maar ik vind dit te belangrijk om het daarbij te laten. Als we niet eens weten of terugkeertrajecten uiteindelijk ook leiden tot aantoonbaar vertrek, dan zijn we een beetje in het donker aan het schermen. Dat zou ik niet willen. Ik wil de Staatssecretaris toch vragen die gegevens te genereren en dat ook voor de toekomst te gaan doen, want terugkeer moet onze prioriteit hebben.
Ik heb het met de Staatssecretaris ook gehad over Nigeria en het grote aantal asielzoekers uit Nigeria dat geen recht heeft op asiel. Ik wil de Staatssecretaris wijzen op het feit dat Nederland in Nigeria 7 miljoen à 8 miljoen per jaar uitgeeft vanuit Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Ik wil haar vragen om met haar collega Kaag op te trekken richting Nigeria om ervoor te zorgen dat mensen hier überhaupt niet naartoe reizen terwijl ze geen recht op asiel hebben, maar ook om ervoor te zorgen dat ze weer terugkeren. Is zij bereid dat te doen?
Dan illegaliteit. Ik zou graag willen weten of het mogelijk is om alvast aan de G4 te vragen hoeveel mensen er illegaal in hun stad verblijven. Er is een groot WODC-onderzoek. Dat is vertraagd en wordt pas rond de zomer verwacht. Ik vind het een groot probleem. Ik neem toch aan dat de G4 hier wel een beeld van heeft en dat misschien eerder naar de Staatssecretaris kan sturen. Zou zij dat willen vragen?
De flexibilisering van de asielketen. Wanneer ontvangen wij een voortgangsbrief? Er zijn allerlei termijnen aan de flexibilisering verbonden, die voor een deel verstreken zijn. Ik zou graag de vinger aan de pols willen kunnen houden of de doelen die we met de flexibilisering hebben ook gehaald worden. Want de ad-hocoplossing dat gemeenten nu extra bedden moeten creëren, is natuurlijk uiteindelijk wat we niet willen. We willen een structureel flexibele asielketen. Wanneer gaan we dat voor elkaar krijgen?
Dank u wel, voorzitter.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dank u zeer, mevrouw Becker. Het woord is aan de heer Krol van de fractie van 50PLUS.
De heer Krol (50PLUS):
Dank u wel, voorzitter. Veel van de vragen die ik ga stellen, zult u herkennen uit mijn eerste termijn. Dat zijn dan vragen waarop ik geen of onvoldoende antwoord heb gekregen.
Om maar te beginnen. Hoeveel vluchtelingen en migranten kan Nederland opvangen? Aan alles zit een limiet. Wat is volgens de Staatssecretaris de limiet? Wie coördineert binnen het kabinet de gevolgen van de bevolkingsgroei? Ik vind het heel belangrijk om te weten of de EU-procedures verkort kunnen worden. Ik wil graag met name een reactie op ons model «migratie via de ambassades en vluchtelingen via de VN».
De Staatssecretaris heeft wel uitgelegd hoe het zit met het uitzetten, maar mijn vraag was of het niet met minder begeleiders zou kunnen. Daar heb ik het echte antwoord nog steeds niet op gekregen. Ik ben ook geïnteresseerd in de kosten van de uitzetprocedure.
Ik zal mijn tijd niet gebruiken, want mijn laatste vraag is heel simpel. Als Trump het nou lukt om vannacht met één tweetje ervoor te zorgen dat alle Europeanen terug moeten, dan moet het u toch lukken om iets strenger op te treden tegen Marokko.
De voorzitter:
Dank u zeer, meneer Krol. Het woord is aan de heer Emiel van Dijk van de fractie van de PVV.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil graag spreken over de brief die de Staatssecretaris gisteravond laat gestuurd heeft over het landenbeleid voor Syrië. Het kabinet weigert in die brief Syrië veilig te verklaren en blijft verwijzen naar een situatie zoals die in het begin van 2019 actueel was. Het kabinet doet daarmee net alsof er het afgelopen jaar niet honderdduizenden Syriërs vanuit Libanon en andere omringende landen terug naar Syrië zijn getrokken, alsof IS intussen niet verslagen is, alsof Aleppo niet 100% jihadistvrij is verklaard en alsof het internationale luchtverkeer niet weer op gang is gekomen.
Het is echt belachelijk dat de Staatssecretaris weigert om het landenbeleid voor Syrië snel te herzien. Ondertussen houdt de stroom asielzoekers naar Nederland aan en kunnen naar verwachting dit jaar 30.000 Syriërs op een permanente verblijfsvergunning rekenen. 30.000 woningen die straks in groten getale met voorrang gaan naar Syriërs hier, terwijl die Syriërs eigenlijk allang terug hadden moeten worden gestuurd naar daar. Dat is echt een schoffering van al die Nederlandse woningzoekenden, die gemiddeld negen jaar op een wachtlijst staan.
De voorzitter:
Er is een interruptie voor u. Er zijn zelfs twee interrupties voor u, maar de eerste komt van mevrouw Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik heb eigenlijk meer een punt van orde. Ik vind Syrië, het aantal Syriërs dat hier is en hoe we ervoor zorgen dat mensen uiteindelijk weer kunnen helpen bij de opbouw van hun land ook een belangrijk onderwerp. Maar dit is de voortzetting van een AO dat we al gehad hebben en deze brief is gisteravond binnengekomen en staat niet op de agenda van dit overleg. Om die reden heb ik er niks over gezegd, maar nou gaat de PVV zijn termijn daaraan besteden. Dat vind ik ingewikkeld, wil ik maar even zeggen. Ik ga er niet over of de Staatssecretaris daarop antwoordt, maar ik wil wel even opmerken dat als andere leden het er niet over hebben, dat komt omdat het niet op de agenda staat. Dus laat de PVV niet straks zeggen: wij zijn de enigen die hier weer over zijn begonnen. Want het staat eigenlijk niet op de agenda.
De voorzitter:
U zegt dat het een punt van orde is. Ik denk dat het heel goed is dat u dat punt van orde heeft gemaakt. Dat laat onverlet dat de heer Emiel van Dijk de vrijheid heeft om over Syrië te spreken en over een brief, ook al staat die niet op de agenda. Het is uiteraard straks aan de Staatssecretaris of zij al of niet wil antwoorden op deze inbreng van de zijde van de PVV. Ik geef de heer Emiel van Dijk in overweging om rekening te houden met hetgeen zojuist door mevrouw Becker is gezegd, maar ik ga hem niet als voorzitter de mond snoeren op dit punt. Dus het is aan u, meneer Emiel van Dijk. En het is uiteraard aan de Staatssecretaris – ik herhaal dat nog maar een keer – om straks al of niet op uw punten te antwoorden.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Dank u, voorzitter. Dit is de brief, één A4'tje. De eerste drie alinea's zijn de inleiding waarom die brief geschreven is, op ons verzoek dus. De laatste alinea, vier regels, is het antwoord. Dus de mensen kunnen er...
De voorzitter:
Ik ga u nu toch even onderbreken. Het punt dat mevrouw Becker maakt is dat deze brief niet op de agenda staat, dus los van wanneer die gekomen is. Hij staat vandaag gewoon niet op de agenda, dus andere leden spreken om die reden niet over deze brief, dus niet omdat ze het onderwerp niet belangrijk vinden, maar omdat de brief simpelweg niet op de agenda staat. Ik herhaal dat nog maar een keer. Ik geef u in overweging daar rekening mee te houden, maar het is aan u. Dat wil ik ook heel duidelijk zeggen.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Het staat iedereen vrij om erover te spreken, dus ook de VVD.
De voorzitter:
Dat is precies wat ik zei.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Als ze dat belangrijk hadden gevonden, dan hadden ze dat kunnen doen. Ik vervolg...
De voorzitter:
Dat was ik vergeten. Er is nog een interruptie voor u, namelijk van de heer Groothuizen.
De heer Groothuizen (D66):
Op zich heb ik begrip voor het punt dat mevrouw Becker opbrengt over de vergaderhygiëne. Maar goed, er zijn uitlatingen over gedaan en die roepen toch een vraag op bij mij, namelijk hoe de heer Emiel van Dijk dan de recente gebeurtenissen in Idlib aan de grens tussen Syrië en Turkije weegt. Zegt hij dan: nou ja, dat ontken ik? Of: dat heb ik wel gezien, maar dat interesseert me niet? Hoe weegt u dat in uw oordeel dat heel Syrië een veilig land is?
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik heb nooit gezegd, niet in het verleden en nu ook niet, dat heel Syrië weer veilig is. Ik heb gezegd dat grote gebieden van Syrië veilig zijn. Ik heb een internationale ngo aangehaald die daar de situatie van dichtbij monitort. Dus de suggestie dat heel Syrië veilig is... Natuurlijk zijn er problemen en dat heeft te maken met de grote vriend van de VVD, de heer Erdogan in Turkije, die de mensen daar over de kling aan het jagen is. Dat is mijn antwoord.
De heer Groothuizen (D66):
Hieruit concludeer ik dat het standpunt van de PVV is dat bepaalde delen van Syrië niet veilig zijn en dat mensen uit die delen mogelijk aanspraak maken op een vluchtelingenstatus.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Nee. Ja, misschien wel een vluchtelingenstatus, maar niet in Nederland. Dat is punt één. Punt twee is dat Syrië veel groter is. Het is qua oppervlakte vijf keer zo groot als Nederland. U refereert nu aan een klein gebied waar de Turken rotzooi aan het stoken zijn en mensen vermoorden. Dus asiel wellicht in de regio, niet in Nederland. Ik vervolg mijn betoog.
De voorzitter:
Ja, gaat u verder met uw betoog.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Mijn vraag aan de Staatssecretaris – ik denk dat zij daar best op kan reflecteren, ongeacht of de brief op de agenda staat of niet – is wat zij tegen de mensen wil zeggen die straks achter het net vissen, omdat er hier straks 30.000 permanente verblijfsvergunningen worden uitgedeeld met als gevolg dat allerlei woningen bij voorkeur naar Syriërs gaan in plaats van naar Nederlanders. Nederlanders die nu op de wachtlijst staan. Jongeren die tot hun 30ste, 35ste bij hun ouders moeten wonen omdat ze nergens terechtkunnen. Wat zegt u tegen die mensen, vraag ik aan de Staatssecretaris. Wat zegt de Staatssecretaris tegen al die hardwerkende Nederlanders die de belastingen moeten opbrengen om dit beleid van de VVD te kunnen betalen? En wat zegt de Staatssecretaris tegen al die Nederlanders die hun buik helemaal vol hebben van dit VVD-beleid om iedereen maar deze kant op te laten komen en, zoals we net ook weer horen, niemand uit te zetten? Graag een antwoord van de Staatssecretaris op deze vragen.
En dan natuurlijk tot slot de belachelijke dwangsommen die de Staatssecretaris blijft betalen aan asielzoekers. In november 2018 ging het om 1 miljoen, in november 2019 ging het al om 17 miljoen en nu gaat het dus om 70 miljoen – ik zeg het correct, voorzitter – die over de balk gesmeten wordt en in de zakken belandt van profiteurs en oplichters. Dit kan echt niet. Het zal u niet ontgaan zijn dat de PVV dan ook een wetgevingsvoorstel heeft ingediend, samen met de wetgevingsspecialisten van de Tweede Kamer, dat nu voor spoedbehandeling bij de Raad van State ligt, zodat het voor eens en altijd afgelopen is met het spekken van asielzoekers door dit kabinet. We verwachten grote steun van onze collega's die in de kranten altijd de mond vol hebben van het stopzetten. Dus geen woorden, maar daden.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Emiel van Dijk. Misschien van mijn kant een hele korte opmerking. U heeft het wetsvoorstel niet ingediend samen met de wetgevingsspecialist van de Tweede Kamer. Die heeft u wellicht ondersteund, maar het is wel belangrijk: het wetsvoorstel is ingediend door de PVV en niet door de wetgevingsspecialist.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Dat klopt. We hebben het samen met de wetgevingsspecialisten van de Tweede Kamer opgesteld. Dat zal ik even corrigeren.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Groothuizen van de fractie van D66.
De heer Groothuizen (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil het allereerst hebben over legale migratie. Ik was niet heel erg verbaasd dat mijn voorstel van de vorige keer niet op ontzettend veel enthousiasme kon rekenen in de Kamer, maar ik had toch ergens wel de hoop gehad dat een aantal van mijn collega's er wat serieuzer naar had gekeken, vooral als ik zie dat het in de samenleving buiten de vierkante kilometer van het Binnenhof wel degelijk weerklank kreeg. Zo zei het FD: het migratieplan van D66 vindt weerklank bij de werkgeverslobby. Dat kan ik u ook bevestigen. Je zou dan toch ook wat bijval van de VVD verwachten, zeg ik in de richting van mevrouw Becker. Maar ook de heer Jasper van Dijk houd ik toch graag voor dat bijvoorbeeld de heer Leo Lucassen, hoogleraar migratie, zei: het is een stap in de goede richting. «GroenLinks» zegt de heer Van Dijk daarover.
Ik stel toch vast dat er in de samenleving aanzienlijk genuanceerder over wordt gedacht dan in de Kamer. Dat is wel jammer, want ik wil het punt toch serieus maken. De vergrijzing en de personeelstekorten dwingen ons als Nederland om toch echt serieus na te denken over de mogelijkheden van legale arbeidsmigratie, zoals dat bijvoorbeeld in Frankrijk en ook in Duitsland gebeurt. Aan de andere kant dwingen de beelden die we zien van mensen die nog steeds hun leven wagen door op een bootje te stappen of op een andere manier een gevaarlijke reis ondernemen en die niet altijd in aanmerking komen voor een asielstatus, ons ook echt na te denken over of die legale migratieroutes ook voor dat probleem geen oplossing bieden.
Voorzitter. Ik heb een aantal serieuze kritieken ontvangen. Die neem ik uiteraard ter harte. Ik ben heel erg benieuwd naar de reactie die de Staatssecretaris heeft toegezegd. De reacties die ronduit racistisch zijn, zal ik deponeren in de prullenbak, waar ze thuishoren. Ik kan u mededelen dat ik ondanks de manmoedige weerstand van een groot aantal van mijn collega's vrolijk doorga met dit voorstel. Ik zeg u alvast toe dat er ongetwijfeld een versie 2.0 op u af zal komen.
De voorzitter:
Meneer Groothuizen, er is een interruptie voor u van de zijde van de heer Bisschop. Er is geen punt van orde gemaakt, maar ik wijs erop dat ook dit punt niet op de agenda staat en dat het ook in de eerste termijn niet op de agenda stond. Net als de heer Emiel van Dijk staat het u uiteraard vrij en gaat u over uw eigen woorden. Maar ook hiervoor geldt dat de Staatssecretaris zelf bepaalt in welke mate ze straks hierop antwoordt. Het woord is aan de heer Bisschop voor een interruptie op dit punt, dat niet op de agenda staat.
De heer Bisschop (SGP):
Ik wilde hier toch even op reageren. Het plan is een maand geleden gelanceerd en er is over gesproken. Inderdaad, sommigen omarmen het, maar er is toch ook een fundamenteel bezwaar tegen ingebracht en in te brengen. Eén aspect is het morele aspect. Ik had gehoopt dat D66 zich achter de oren had gekrabd en had gezegd: eigenlijk is dit wel een heel egoïstisch plan. De motivatie om zo veel mogelijk geschoolde mensen vanuit derdewereldlanden hiernaartoe te halen, die migranten, is dat we ons welvaartsniveau op peil houden. Daarvoor gebruik je in feite gekwalificeerde krachten die in het land van herkomst een bijdrage zouden moeten leveren aan de opbouw van hun eigen land. Misschien kan dit de Staatssecretaris een beetje helpen bij de beantwoording. Is dit niet een volstrekt egocentrisch plan, puur gedacht vanuit het eigenbelang van Nederland, ten koste en over de rug van minder ontwikkelde landen, die die arbeidskrachten maar al te zeer daar nodig hebben om die landen weer enigszins tot een hoger welvaartsniveau te brengen? Het klinkt een beetje links van een SGP'er. Dat weet ik, maar daar schaam ik me in dit geval niet voor. Want ik vind het echt een hele fundamentele, morele kwestie.
De voorzitter:
Mijn bezwaar is niet zozeer dat het links klinkt, maar dat het een beetje lang is. Dat was eigenlijk mijn punt.
De heer Bisschop (SGP):
Maar de vraag is duidelijk. Soms heb je een extra toelichting nodig.
De voorzitter:
De vraag is duidelijk. Ik geef de heer Groothuizen graag de gelegenheid om uw vraag te beantwoorden.
De heer Groothuizen (D66):
De vraag is glashelder, maar ook heel duidelijk te beantwoorden. Ik heb hier in het voorstel uitgebreid bij stilgestaan. Het idee is dat je circulariteit inbrengt, juist om te voorkomen dat je die braindraineffecten krijgt. Overigens zijn die effecten omstreden, zo hoor je als je met deskundigen spreekt, maar laten we ervan uitgaan dat ze er inderdaad zijn; ik zie dat risico. Het betekent dat mensen een bepaalde periode in Nederland zouden kunnen werken, uiteraard niet in een uitbuitingssituatie, zeg ik tegen mensen die dat bezwaar naar voren hebben gebracht. Op enig moment gaan zij weer terug naar het land van herkomst om daar, het liefst voorzien van nieuwe kennis en ervaring, een bijdrage te kunnen leveren. In de tussentijd dragen de verdiensten die zij in Nederland hebben en terugsturen naar de landen van herkomst juist bij aan de opbouw van het land van herkomst. De remittances hebben een veel grotere impact dan ontwikkelingssamenwerking. Ook dat kunt u in het stuk lezen. Ik vind de vraag absoluut heel terecht. Maar als de heer Bisschop het stuk goed leest, dan ziet hij dat daar al antwoorden op geformuleerd zijn.
De voorzitter:
Een korte vervolgvraag, meneer Bisschop.
De heer Bisschop (SGP):
Het klinkt natuurlijk allemaal heel mooi, maar remittances zijn particulier geld. Daarmee bouw je geen infrastructuur op. De mensen die terugkeren, keren terug naar het land waar ze vertrokken zijn en waar geen verhoging van de levensstandaard of zoiets heeft plaatsgehad, laat staan dat er publieke voorzieningen zijn getroffen. De mensen die hier extra ervaring hebben opgedaan, belanden gewoon weer in het diepe. Die kunnen in het land van herkomst niets met hun ervaring. Het zou goed zijn als D66 op zijn schreden terugkeert. Ik blijf erbij dat het een volstrekt egocentrisch plan is, gedacht vanuit het pure Nederlandse eigenbelang.
De voorzitter:
De heer Groothuizen mag hier nog heel kort op reageren en dan gaat hij door met zijn betoog.
De heer Groothuizen (D66):
Dat is toch niet het geval. De remittances, de circulariteit, het feit dat we hebben gezegd dat je moet kijken hoe je mensen goed kan helpen bij de re-integratie in hun eigen samenleving: dat maakt dat het niet zo is. We moeten ook een oplossing zien te verzinnen voor het feit dat mensen weg zijn. Ik noem heel kort het voorbeeld waar meerdere collega's bij waren. In Tunesië hoorden we hoeveel jonge mensen het land willen verlaten, omdat daar op dit moment simpelweg geen werk is. Als je die mensen tijdelijk de mogelijkheid kunt geven om te werken en ervaring op te doen, waarna ze weer terug kunnen keren en kunnen bijdragen aan de opbouw van hun eigen land, dan is dat geen egoïstisch voorstel.
De voorzitter:
Oké, u gaat verder met uw betoog en u heeft daarvoor nog één minuut.
De heer Groothuizen (D66):
Ik houd het kort. Ik heb een vraag gesteld aan de Staatssecretaris, die zij per brief heeft beantwoord, namelijk of de medewerkers van het COA wel voldoende toegerust zijn om met de problematiek om te gaan van de minderjarige asielzoekers die daar zitten en helaas soms verdwijnen. De Staatssecretaris zegt dan dat die mensen zich daar volledig voor inzetten. Dat geloof ik. De vraag is alleen: hebben ze de juiste bagage? Is het pedagogische klimaat voldoende of zou je veel meer aandacht moeten besteden aan dat soort vaardigheden? Anders kom je in een discussie terecht: moeten we de deur dichtdoen of niet? Je zou ook kunnen zeggen dat het met meer pedagogische begeleiding misschien ook wel lukt om die kinderen binnenboord te houden.
Mijn laatste vraag moet ik even erbij zoeken als u mij dat toestaat, want ik heb een beetje een bende gemaakt van mijn aantekeningen. Ik kan die even niet meer vinden, dus ik bewaar die voor een interruptie.
Dank u wel.
De voorzitter:
Er is nog een interruptie voor u van de heer Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik wilde nog vragen wat D66 vindt van de onthullingen over de IND. We hebben in de NRC artikelen gelezen over grote problemen. Er wordt zelfs gesproken van chaos. Desalniettemin is er het plan om volgend jaar de rechtsbijstand in eerste aanleg af te schaffen voor asielzoekers, waardoor de druk op de IND nog veel groter gaat worden. Vindt de heer Groothuizen dat een verstandig plan?
De heer Groothuizen (D66):
Nee, dat vind ik geen verstandig plan. Ik heb al eerder gezegd dat deze afspraak sowieso niet mijn voorkeur heeft. Ik vind het geen verstandig plan om dat op dit moment te doen. Ik stel gelukkig vast dat de Staatssecretaris zegt dat de implementatie niet eerder dan in 2021 plaatsvindt. Dat lijkt mij wijsheid. Maar nee, volgens mij gaat dit niet helpen bij het doel dat we allemaal nastreven, namelijk dat we al die zaken bij de IND snel afdoen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Een glashelder antwoord. Je zou kunnen zeggen dat er nu een soort crisissituatie is bij de IND: grote tekorten, lange wachtlijsten, vertragingen et cetera. Is het dan niet terecht dat de Kamer tegen de regering zegt: bedeel geen nieuw beleid toe aan de IND voordat deze grote problemen zijn opgelost? Wilt u dat voorstel van mij steunen?
De heer Groothuizen (D66):
Ik vind dat de Staatssecretaris er maar eens goed over moet nadenken of het verstandig is om deze maatregelen te nemen en langs welk tijdpad.
De voorzitter:
Dan was u gekomen aan het einde van uw inbreng. Ik geef het woord aan de heer Bisschop van de fractie van de SGP.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Het kan snel gaan. Het is morgen precies een maand geleden dat we de eerste termijn van dit AO hadden. Collega Van der Staaij heeft toen waargenomen. Als ik kijk naar het stenogram van dat overleg, dan komt de problematiek van de IND eigenlijk maar zijdelings aan de orde. Maar als je ziet wat er zich in de tussentijd aan nieuwe actualiteit voordoet, met opeens een heel sterke focus op het probleem van de rechtsbijstand, de dwangsomregeling en de problematiek rond de IND, dan is dat wel iets om even goed over na te denken.
In het stenogram lees ik dat de doorlooptijden van de IND goed tegen het licht moeten worden gehouden enzovoorts, enzovoorts, en dat in het voorjaar van 2021, dus over een jaar pas, de zaak op orde moet zijn. Geeft de nieuwe actualiteit de Staatssecretaris geen aanleiding om te zeggen: wij willen dit voor de zomer op orde hebben, punt? Dat is de eerste vraag.
De tweede vraag raakt het punt van de terugkeerlanden. Het is volstrekt onbevredigend dat het mogelijk blijkt te zijn dat landen weigeren hun eigen inwoners terug te nemen. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om in internationaal verband, bijvoorbeeld in EU-verband, nadrukkelijk stappen te zetten, de terugkeermaatregelen voor de zomer in de grondverf te hebben en te zorgen dat daar opvolging aan wordt gegeven?
Het derde punt waar ik het even over wil hebben, betreft overlastgevers. Het is heel mooi en heel goed dat er een speciaal opvangcentrum wordt ingericht voor overlastgevers. Ik juich dat ook toe. Maar als ik mijn oor te luisteren leg bij bepaalde politiekorpsen, dan hoor ik ook weleens: «Laat die overlastgevers uit dat azc alsjeblieft daar, ter plekke. Wij kennen ze namelijk. Wij weten als zij de stad binnenkomen, dat ze de stad binnenkomen. Wij seinen de buurtapp in en iedereen is alert. Ze krijgen geen schijn van kans. Als je ze verplaatst, kunnen ze elders opnieuw beginnen.» Is de Staatssecretaris bereid om naar alternatieven te kijken, om onder andere in overleg met de politiekorpsen te kijken wat de beste manier is om overlastgevers gewoon snoeihard bij de oren te pakken en het onmogelijk te maken dat zij overlast geven en dus te kijken naar preventieve middelen als reactie op verschijnselen die zich voordoen in de vorm van overlast?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bisschop.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Mag ik een vraag stellen?
De voorzitter:
Ja, één vraag.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dank. Ik wilde aan de heer Bisschop vragen of hij de mail heeft gezien die mevrouw Loes Vellenga naar de Kamer heeft gestuurd. Zij is een asieladvocaat en zij zegt: «Alles leuk en aardig met die dwangsommen. Dat is zeer pijnlijk; daar zijn we het onmiddellijk over eens.» Maar zij zegt ook dat ze geen werk krijgt. Zij wil graag met kansrijke asielzoekers aan de slag, om die sneller een status te geven. Denk bijvoorbeeld aan Syriërs. Maar zij worden achteraan in de rij gezet. De IND geeft voorrang aan de kansarme gevallen. Dat duurt maanden, zo niet jaren, en daardoor krijg je die dwangsommenproblematiek. Vindt u ook niet dat de IND eens naar de prioriteiten moet gaan kijken?
De heer Bisschop (SGP):
Bij mijn beste weten heeft de IND dat gedaan. Die heeft er bewust voor gekozen kansarme situaties zo snel mogelijk af te laten stromen. Dat stagneert. In mijn beleving – wat ik ervan oppik uit contacten her en der – is er een soort verdienmodel ontstaan waardoor ook min of meer bewust de hele systematiek gefrustreerd wordt, maar ik ga er niet al te ver op in. Ik ben niet in de gelegenheid om te bepalen wat de prioriteiten van de IND moeten zijn. Ik vind dat de Staatssecretaris, die politiek verantwoordelijk is, met de vuist op tafel moet slaan en zo nodig extra middelen beschikbaar moet stellen. Dan helpt het niet dat er inderdaad mensen de laan uit gestuurd zijn omdat er minder instroom was. Wij zijn als politiek niet in de positie om de prioriteiten te bepalen, maar ik ben het wel met u eens dat het buitengewoon frustrerend is dat je geen serieuze zaken krijgt. Dat moet ook doorgang vinden.
De voorzitter:
Oké. Dit is een helder antwoord op de vraag van de heer Jasper van Dijk, dus ik zou het hierbij willen laten. Ik zou de heer Jasper van Dijk willen vragen het voorzitterschap over te nemen, zodat ik ook nog een paar punten kan maken in tweede termijn.
Voorzitter: Jasper van Dijk
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Van Ojik van GroenLinks.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben de vorige keer begonnen met aandacht te vragen voor het ongewenst grote aantal verhuizingen, vooral van schoolgaande kinderen. In het regeerakkoord staat dat van schoolgaande kinderen in principe niet wordt verlangd dat ze naar elders binnen Nederland verhuizen. De praktijk is anders; dat weten we. De Staatssecretaris heeft dat de vorige keer ook toegegeven en heeft gezegd dat het komt door de lange wachttijden en doordat de opvanglocaties helemaal vol zitten. Zij zei ook: er wordt hard aan gewerkt, maar we kunnen er op dit moment eigenlijk niet veel meer aan doen. Ik vat haar antwoord nu even in mijn woorden samen. Ik zou de Staatssecretaris toch nog eens willen vragen welke maatregelen zij nu concreet denkt te gaan nemen of, nog liever, al aan het nemen is om aan deze passage uit het regeerakkoord invulling te geven.
Dan mijn tweede punt: de wachttijden. We hebben het al gehad over de IND. Voor zover we weten is er geen zicht op het keerpunt waar we het al heel vaak over hebben gehad en waar we allemaal zo naar uitkijken, namelijk het moment dat de wachttijden echt naar beneden gaan. Als ik het goed begrijp, is het beleid nu om nieuwe aanvragen eerst te behandelen, zodat er in ieder geval geen extra achterstanden ontstaan. Maar de vraag die dat natuurlijk oproept, is wat dit betekent voor bijvoorbeeld de 9.000 mensen die al heel lang zitten te wachten, soms zelfs twee jaar, voordat ze een eerste gesprek krijgen. Ik vraag de Staatssecretaris om ons een update te geven op het punt van de wachttijden. Misschien kan zij daarbij ook al ingaan op de brief die zij heeft ontvangen van de Ombudsman en de Kinderombudsman, waarin een aantal heel concrete voorstellen worden gedaan met betrekking tot de informatieverschaffing en het voorzieningenniveau voor mensen die heel lang zitten te wachten. Er is ook voorgesteld om juist de kansrijke zaken heel snel te behandelen, zodat je op dat punt in ieder geval niet extra wachttijden en wachtlijsten creëert.
Voorzitter. Mijn laatste punt – het ging er al even over – is de rechtsbijstand. We hebben het daar natuurlijk bijna elke keer over. Het wordt een ritueel. De Staatssecretaris is niet van plan om op dit punt op haar schreden terug te keren, ondanks het feit dat de commissie-Van Zwol dat heeft geadviseerd en ondanks het feit dat de Staatssecretaris zelf een aantal onderzoeken heeft laten doen waaruit blijkt dat dit alleen maar een extra belasting voor de IND met zich meebrengt. Er ligt nu in de Eerste Kamer een motie die zo breed is ondertekend dat ik voorspel dat zij wordt aangenomen. Die motie verzoekt de regering om geen nieuwe regelgeving te introduceren die aanvullende taken aan de IND toebedeelt, totdat de achterstanden zijn ingehaald. Die motie is onder andere ondertekend door D66, de ChristenUnie, het CDA, de Partij van de Arbeid et cetera. Ik verwacht dat die motie wordt aangenomen. Zij is gisteren of eergisteren ingediend...
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dat was dinsdag.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ja precies, dinsdag. Dat was eergisteren. Als de motie wordt aangenomen, wat gaat de Staatssecretaris dan met die motie doen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Daarmee geef ik u het voorzitterschap terug, meneer Van Ojik.
Voorzitter: Van Ojik
De voorzitter:
Wij zijn gekomen aan het einde van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik kijk naar de Staatssecretaris om haar te vragen hoeveel tijd zij nodig heeft voordat zij kan gaan antwoorden.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Mag ik u vragen om tot 10.55 uur te schorsen?
De voorzitter:
10.55 uur. Dat is prima.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dat betekent dat ik zeventien of achttien minuten de tijd heb.
De voorzitter:
Dat klopt niet helemaal, geloof ik, maar we gaan het eerste deel van uw verzoek honoreren. We schorsen tot 10.55 uur. Dat is, als ik het goed zie, een minuut of dertien. Maar goed, daar gaan we niet over discussiëren.
De vergadering wordt van 10.43 uur tot 10.55 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen dit algemeen overleg van de commissie Justitie en Veiligheid met de Staatssecretaris van Asiel en Migratie, die nu gaat antwoorden in tweede termijn op de vragen en de opmerkingen die van de zijde van de Kamer zijn gemaakt. Het woord is aan de Staatssecretaris. Ik wilde voor de Kamerleden afspreken dat ieder recht heeft op twee interrupties.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dank, voorzitter. Laat ik beginnen met de vragen die zijn gesteld over de overlast. De overlast is een verschrikkelijk geheel. Dat heb ik al vaker gezegd. Voor het draagvlak in Nederland voor de opvang van mensen die onze bescherming nodig hebben, is het verschrikkelijk dat er een kleine groep lieden is die enorm veel overlast veroorzaakt en die daarmee het draagvlak bij burgers ondermijnt. Dat is een grote zorg voor mij. Om die reden heb ik een tijd geleden al gekozen voor een stevige aanpak. Een stevige aanpak van de groep overlastgevers waarover we het hebben, is urgent. Ik doe dat in een intensieve samenwerking tussen alle betrokken partijen, zowel binnen de vreemdelingenketen als breder, met partijen als politie, Openbaar Ministerie, gemeentes enzovoort. Ik heb ketenmariniers ingeschakeld als schakel tussen deze partijen om te zorgen dat iedereen met elkaar om de tafel zit en om te zorgen dat alle maatregelen goed op elkaar zijn afgestemd. Ook wordt er samenwerking gezocht met onder andere winkeliers en het openbaar vervoer; dat is juist heel erg belangrijk.
Op plekken waar de intensieve samenwerking functioneert, werpt die haar vruchten al af. Ik noem Harderwijk en Maarheeze als voorbeelden. Ik heb een werkbezoek gebracht aan Harderwijk en daar heb ik dat ervaren. Ik heb ook met winkeliers en met bewoners gesproken. Daar blijkt dat het werkt. We hebben ook een Top X-lijst. Die is samengesteld door de ketenmariniers om te zorgen dat de grote overlastgevers goed in kaart gebracht zijn. Ook in Ter Apel wordt er gewerkt door de ketenmariniers. Er is hard gewerkt om ervoor te zorgen dat we die overlast ook daar in bedwang krijgen. Dat is nog niet gelukt. Dat moet nog veel beter. De maatregelen zijn genomen en er wordt hard aan gewerkt, maar de resultaten moeten nog verschijnen. Ik hoop dat het inderdaad gaat lukken om met de enorme inzet van de ketenmariniers, politie, gemeente, winkeliers, omwonenden, IND en COA ervoor te zorgen dat ook Ter Apel minder overlast gaat krijgen, want dat is niet goed. Ter Apel en de gemeente Westerwolde zijn heel belangrijk, juist als aanmeldplaats voor mensen die in Nederland asiel aanvragen. Ik vind het ongelofelijk belangrijk dat ook de mensen daar kunnen zeggen: de samenwerking om de overlast te beteugelen heeft gewerkt. Daar wordt aan gewerkt. Het is nog niet helemaal gelukt, moet ik zeggen, maar er wordt keihard aan gewerkt. De ketenmarinier die op de televisie was in het programma waaraan gerefereerd is, heeft laten zien en verteld hoe de aanpak is. Nogmaals, de resultaten daarvan moeten in Ter Apel nog blijken, maar elders is al gebleken dat het succes heeft. Ik realiseer me dat de resultaten niet op alle plekken in Nederland al zichtbaar zijn, maar de inzet, de manier waarop het gebeurt en de plaatsen waar het wel succes heeft, geven mij vertrouwen dat de aanpak waarvoor gekozen is, werkt en op termijn ook in andere plaatsen succes zal hebben. Dit wat betreft de overlast.
De voorzitter:
Er is een vraag voor u van de heer Emiel van Dijk.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik hoor de Staatssecretaris wederom zeggen dat het allemaal heel vervelend is dat er kleine groepjes overlastgevers zijn, maar ik hoor haar niet zeggen dat het vervelend is voor de winkeliers die worden beroofd, voor de burgers die worden lastiggevallen en voor de buschauffeurs die worden bespuugd. Ik hoor haar zeggen dat ze het vervelend vindt voor het draagvlak voor de opvang van asielzoekers. Het is echt compleet de omgekeerde wereld. Bijna 5.000 verdenkingen, volgens de eigen rapportage Vreemdelingenketen...
De voorzitter:
Meneer Emiel van Dijk, ik wil u vragen om niet weer een betoog te gaan afsteken.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Het is belangrijk voor de introductie dat het helder is.
De voorzitter:
Ik doe niets af aan het belang, maar u kunt misschien toch een vraag formuleren aan het adres van de Staatssecretaris. Dat zou prettig zijn.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Mijn vraag is: waarom blijft zij de problemen bagatelliseren? Er zijn 5.000 verdenkingen van misdrijven door asielzoekers. Waarom komt zij niet met oplossingen? Ze komt met papieren werkelijkheden zoals «we maken een Top X-lijst; daar zetten we mensen op en die worden dan achterna getelefoneerd door ketenmariniers.» Dat zijn geitenwollensokkentypes, die nog geen deuk in een pakje boter slaan, voorzitter. Dat is mijn vraag. Alstublieft!
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik wil toch heel duidelijk stellen dat ik de kritiek van de heer Emiel van Dijk op het beleid dat ik voer, van mij werp. Het is juist vanwege winkeliers, juist vanwege omwonenden, juist vanwege de bevolking, dat ik vind dat wij moeten zorgen dat de overlast in toom gehouden wordt. Het zou het mooiste zijn als ik iedereen achter slot en grendel kon stoppen. Dat kan niet volgens de regelgeving, niet alleen nationale regelgeving maar ook internationale regelgeving. Wanneer het criminele activiteiten zijn die door het OM vervolgd kunnen worden, gebeurt dat altijd. Maar ik voel me eigenlijk een beetje gekwetst dat er net wordt gedaan alsof ik dat alleen maar om een bepaalde reden doe. Waarvoor weet ik niet helemaal; «draagvlak» wordt er dan gezegd. Ik doe het voor de bevolking, voor de winkeliers, voor de omwonenden, voor de buschauffeurs en ook voor het personeel van COA, IND en dergelijke. Want die zijn net zo goed slachtoffer van die overlastgevers. En er is maar één manier waarop ik dat kan aanpakken: binnen de bestaande regelgeving zo streng mogelijk optreden om dit op te lossen en aan te pakken. Meer kan ik niet doen.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik vind het heel vervelend dat ik de Staatssecretaris gekwetst heb, maar de Staatssecretaris zegt het zelf. Zij zegt zelf: het is vervelend voor het draagvlak. Als zij nou eens de zaken zou omdraaien en zou zeggen: wij vinden het enorm vervelend voor die winkeliers, wij vinden het een schande dat de burgers ermee geconfronteerd worden. Maar nee, het uitgangspunt van de Staatssecretaris is: het is vervelend voor het draagvlak voor de opvang van asielzoekers. Dat even geconstateerd hebbende...
De voorzitter:
En nu uw vraag.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
De Staatssecretaris haalt EU-regelgeving aan en zegt dat zij op grond daarvan bepaalde dingen niet mag doen. Is de Staatssecretaris dan niet met de PVV van mening dat het tijd is om die EU-regelgeving op de schop te doen en ons eigen beleid uit te zetten, in plaats van ons afhankelijk te maken? Ik wil daar ook nog een kanttekening bij maken. We hebben afgelopen maand een gesprek gehad met mevrouw Johansson van de Europese Commissie. Die mensen bij de Europese Commissie heb ik allemaal niet hoog zitten. Maar zij zei wel: «Mevrouw de Staatssecretaris doet niet alles wat binnen de EU-regelgeving mag als het gaat om het vastzetten van mensen en om het uitzettingsbeleid. Daar zit de fout. De fout zit bij uw regering. De EU-regelgeving staat het toe.» Kan zij daarop reflecteren?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
We hebben bij mevrouw Johansson aangekaart dat we juist willen dat er meer mogelijkheden zijn. Zij zei toen: er kan meer. Toen heb ik gevraagd aan mevrouw Johansson om mij precies aan te geven waar het meer kan en waar het beter kan. Ik ben in afwachting van die lijst.
De voorzitter:
Meneer Van Dijk, dat is dan wel uw tweede interruptie.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik heb nog een korte vraag.
De voorzitter:
Een vraag en een interruptie, dat is precies hetzelfde. We maken geen onderscheid daarin. U heeft nog recht op een tweede interruptie, die mag u nu plegen.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik wil niet interrumperen.
De voorzitter:
Dan moet u even wachten. Dat moet u dat straks doen. Dan geef ik het woord aan de heer Bisschop, want hij heeft ook een vraag op dit punt.
De heer Bisschop (SGP):
Die had ik niet, maar daar geeft de reactie van de Minister wel aanleiding toe.
De voorzitter:
De Staatssecretaris!
De heer Bisschop (SGP):
Kunt u nagaan hoe hoog ik u heb zitten! De Staatssecretaris geeft aan dat zij de Eurocommissaris heeft gevraagd om precies aan te geven welke mogelijkheden zij heeft. Moeten we dat eigenlijk niet omkeren? Is dit niet tekenend voor het Nederlandse beleid? Moeten wij niet in de richting van de Eurocommissaris aangeven: dit hebben wij nodig om een effectief beleid te voeren? Waar schuurt het, waar conflicteert het met EU-regelingen? We kunnen het toch beter op die manier doen, en niet afwachten totdat er een bericht komt vanuit Brussel waarin staat wat er allemaal mag. Nee, «dit hebben we nodig». De andere kant uit geredeneerd dus.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik ben blij dat de heer Bisschop die vraag stelt, want ik zit het ook niet af te wachten. Ondertussen wordt onderzocht wat kan en wat niet kan. Wat er wel kan, heb ik gedaan, in ieder geval met de htl in Hoogeveen. Die mogelijkheid hebben we onderzocht. Die instelling, de htl, is er gekomen in Hoogeveen. Verder wordt van mijn kant en ook bij het ministerie gekeken wat er wel en niet kan.
De voorzitter:
Ik zie dat u iets wilt zeggen, mevrouw Becker. Als u het goed vindt, geef ik eerst de heer Bisschop het woord voor zijn tweede vraag, tenzij u een punt van orde heeft, mevrouw Becker. Nee. Dan geef ik eerst het woord aan de heer Bisschop.
De heer Bisschop (SGP):
Ik heb een korte vervolgvraag. Ik kan mij voorstellen dat een inventarisatie van wat daar nodig is, al klaarligt op het ministerie. Ik zou de Staatssecretaris willen vragen om dat ons te doen toekomen, zodat wij ook zien wat er gebeurt. Dan horen we straks wel waar het schuurt met EU-regelingen.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
We zijn bezig om te kijken wat er kan. Zoals ik net in reactie op de eerste interruptie van de heer Bisschop al zei, hebben we wat betreft Hoogeveen heel goed gekeken wat er wel en niet zou kunnen. Daardoor hebben we gezegd: die htl richten we in, daar in Hoogeveen. Ondertussen wordt er bekeken wat wel kan en wat niet kan. Op dit moment kan ik u niet zeggen: we hebben dit ook liggen. Anders had ik het allang toegepast.
De voorzitter:
Dan is het woord aan mevrouw Becker voor haar interruptie.
Mevrouw Becker (VVD):
Is het niet zo dat deze discussie natuurlijk al veel langer speelt? Dat speelde toch al vóór het bezoek van mevrouw Johansson hier aan de Tweede Kamer? Als ik goed geïnformeerd ben, is niet alleen deze Staatssecretaris maar zelfs ook haar voorganger de hele tijd bezig geweest met een actieve lobby in Brussel voor het aanpassen van de Terugkeerrichtlijn, om mensen sneller in detentie te kunnen zetten, ook bij lichtere vormen van overlast. Als dat zo is, kan de Staatssecretaris de Kamer dan laten weten wanneer er schot in de zaak kan komen? Ik weet dat de discussie in Brussel nu vrij vast zit, maar staat het in Brussel nog op de agenda? Ook als zij daar de komende tijd weer de discussie gaat voeren over een nieuw pakket, blijft Nederland dan de lobby daar neerleggen, opdat de Terugkeerrichtlijn aangepast kan worden om sneller tot detentie over te kunnen gaan? Nederland heeft op dat punt altijd al een proactieve rol gespeeld.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Het bezoek van mevrouw Johansson was van belang om bij alle lidstaten op te pakken wat er leeft wat betreft het migratiebeleid. Maar de terugkeer is voor ons inderdaad heel belangrijk. Dat hebben wij ook al die andere keren nadrukkelijk naar voren gebracht. Er is ons toegezegd dat we medio april het nieuwe pact krijgen. Ik vertrouw erop dat mevrouw Johansson op dit punt met iets komt waarmee hopelijk voor een heel groot deel tegemoet kan worden gekomen aan de wensen van Nederland. Het is misschien ook wel nuttig om te vermelden dat er, juist op verzoek van Nederland, in de nieuwe visumcode van de Europese Unie, die op 2 februari in werking is getreden, een terugkeerclausule zit. Dankzij Nederland is dat tot stand gekomen. Wij zitten er dus bovenop, ook in Europees verband.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog, Staatssecretaris.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ja. De heer Jasper van Dijk heeft een vraag gesteld over de vermiste Vietnamese kinderen. Mijn schriftelijke reactie daarop krijgt u voor het eind van deze maand.
Er was ook een vraag van de heer Jasper van Dijk over de lijst van landen die niet meewerken aan het terugnemen van hun onderdanen: waarom wordt die niet openbaar gemaakt? Ik wil niet geheimzinnig doen. Ik heb u tijdens de begrotingsbehandeling een aantal concrete landen genoemd. Maar de diplomatieke stappen die worden gezet, moeten natuurlijk niet in alle openbaarheid gedeeld worden. Daarom heb ik het gehad over een besloten technische briefing. Beide ministers die werken op Buitenlandse Zaken houden zich ook bezig met de diplomatieke verhoudingen met de landen. Ik denk dat het voor het kabinet verstandig is dat we u een besloten briefing geven. Ik heb ook gezegd dat ik dat zal doen. Ik heb dat gisteren ook gedeeld met de commissie in het AO over de JBZ-Raad. Dan zou ik het ook graag uiteenzetten. Ik deel de mening van de heer Bisschop dat landen moeten meewerken. Tijdens die besloten technische briefing zal ik ook ingaan op de EU-samenwerking op dit punt. Dat is natuurlijk de volgende stap waar we nu mee bezig zijn. Ik heb zojuist de visumcode genoemd. Het is ongelofelijk belangrijk voor de Europese Commissie om te werken aan die terugkeer. De plannen die ze ontwikkelen staan of vallen voor een belangrijk deel wel met de inzet op een heel goede terugkeer van de Europese Unie en de lidstaten van de Europese Unie. Dat heeft uw commissie waarschijnlijk ook begrepen van mevrouw Johansson en de heer Schinas.
De voorzitter:
Er is een vraag voor u van de heer Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik vind dat je altijd uiterst terughoudend moet zijn met besloten briefings, want daarmee kan de Kamer natuurlijk niet zoveel. Ik vind dat dat alleen bij uitzondering gedaan moet worden, als de staatsveiligheid in het geding is. Volgens mij is dat hier helemaal niet het geval. Bovendien is de visumcode gewoon openbaar. Die landen moeten juist gaan voelen dat Nederland het niet pikt dat ze niet meewerken aan de terugkeer. Daarvoor zijn die visummaatregelen bedoeld. Dus ik snap echt niet waarom dit besloten moet zijn. Ik zou erop willen aandringen om hier juist met gezwinde spoed mee aan de gang te gaan en de lijst van landen die ons was toegezegd zo snel mogelijk aan ons toe te sturen.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Het laatste punt dat de heer Jasper van Dijk noemt, is dat we de lijst zo snel mogelijk toesturen. Ik heb gezegd dat ik een technische briefing zal organiseren. In die technische briefing krijgt u een lijst van landen te horen. Maar wat we willen bereiken, is effectiviteit van de terugkeer. Die effectiviteit van de terugkeer is er niet bij gebaat dat we die lijst publiceren. Het diplomatieke verkeer is erbij gebaat dat we op die manier toch met die landen kunnen onderhandelen. Als ze in het openbaar aan de schandpaal zijn genageld, dan kan het risico bestaan dat er helemaal niet meer meegewerkt wordt aan terugkeer en dergelijke. Het enige wat ik wil, is dat er een effectief terugkeerbeleid gevoerd kan worden.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik kom hierop terug in de procedurevergadering. Dat is het enige wat ik er nu over kan zeggen.
De voorzitter:
Dat is prima. Dan vervolgt de Staatssecretaris nu haar betoog.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
De heer Emiel van Dijk heeft gevraagd of Syrië veilig is en wat we daarmee doen. Ik zal het landenbeleid voor Syrië opnieuw beoordelen op basis van de feiten. Ik heb Buitenlandse Zaken gevraagd met een ambtsbericht te komen in de eerste helft van 2020; dat is omstreeks mei. Ik beoordeel alle landen altijd op basis van de landenberichten van Buitenlandse Zaken. Buitenlandse Zaken raadpleegt ook allerlei andere bronnen om te kijken of een land wel of niet als veilig kan worden aangemerkt en of het beleid eventueel zal moeten worden aangepast.
Er is een vraag gekomen van de heer Krol en mevrouw Becker wanneer de voortgangsbrief flex komt. Die brief is voor eind mei voorzien.
Mevrouw Becker heeft een vraag gesteld over de hoge instroom uit Nigeria: Nederland steunt Nigeria met 7 miljoen à 8 miljoen per jaar; wat ga ik doen om de terugkeer te bevorderen? Ik onderschrijf de zorgen van mevrouw Becker over de instroom uit Nigeria. Zoals ik uw Kamer bij brief van gisteren heb bericht, bereid ik een pilot voor. In deze pilot worden Nigeriaanse zaken geprioriteerd behandeld. Als het opportuun blijkt op basis van de eerste resultaten van de pilot, zal ik ook Dublinzaken van Nigerianen zelf in spoor 4 afdoen in plaats van in spoor 1 – dat is Dublin – met als doel het aandeel Nigerianen dat direct terugkeert naar Nigeria te vergroten en bovendien het signaal af te geven dat doorreizen naar Nederland niet loont. Ik kan u meedelen dat de samenwerking met de Nigeriaanse autoriteiten heel goed verloopt. Zij zijn bijvoorbeeld heel erg bereid om laissez-passers af te geven voor hun onderdanen.
De heer Groothuizen (D66):
Als ik het goed begrijp, zegt de Staatssecretaris: ik sla als het ware de Dublinroute over en ik stuur meteen aan op terugkeer naar het land van herkomst. Dat klinkt heel verstandig. Wil zij dat vaker gaan doen om te voorkomen dat we elkaar bezighouden met Dublinclaims die niet zo goed werken? Wil zij proberen mensen sneller terug te sturen naar het land van herkomst als daar een reëel perspectief op is?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Het is een aantrekkelijke weg om te bewandelen, als inderdaad min of meer verzekerd is dat de terugkeer gaat lukken. We hebben een hele goede samenwerking met Nigeria. We krijgen daar laissez-passers. De pilot is erop gericht om die stap over te slaan. Omdat Nigeria meewerkt, is dat een reële optie.
De heer Groothuizen (D66):
Dat snap ik. Als de pilot succesvol is en er landen zijn waarmee goede samenwerking mogelijk is, ziet de Staatssecretaris dan ook perspectieven om de pilot uit te breiden naar andere landen?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
We doen dat sowieso al met sommige Westelijke Balkanlanden. Het is dus echt iets waar we mee bezig zijn, ook in het licht – dat moet ik u eerlijk zeggen – van het feit dat Dublin toch een beetje wrakkig aan het worden is; laat ik het maar voorzichtig zeggen.
Mevrouw Becker (VVD):
Dank aan de Staatssecretaris voor haar antwoord, maar mijn vraag was ook op iets anders gericht. Ik zie dat deze Staatssecretaris heel actief is en ook zegt dat ze de Dublinroute misschien over kan slaan en dat alles gericht is op terugkeer. Dat is hartstikke goed. Maar haar collega Minister Kaag geeft 7 à 8 miljoen per jaar uit aan Nigeria en heeft een grote handelsbetrekking met Nigeria. 11% van de Nigeriaanse export gaat naar Nederland. Nigeria heeft dus sterke belangen bij Nederland. Dan zou ik het mooi vinden als Nigeria niet alleen mensen terugneemt die uitgeprocedeerd zijn, maar zich er ook voor inspant dat die mensen überhaupt niet hiernaartoe komen. Dus wat doen zij nou aan het terugdringen van die irreguliere migratie, wat we ook hebben afgesproken in het regeerakkoord? En is Minister Kaag, met al die investeringen en al die positieve relaties die we met Nigeria hebben, ook bezig om dit onderwerp daar voortdurend op de agenda te houden en dat daaraan te verbinden? Dit is wat mij betreft een mooi voorbeeld van hoe more for more en less for less zou kunnen en moeten werken.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Terugkeer is een kabinetsbreed belang. Daar spreken we ook kabinetsbreed over. Ik spreek daarover met Minister Blok en met Minister Kaag. Met die gesprekken zijn we bezig. Die lijst van landen, de terugkeer en hoe en wat bespreken we met elkaar. Ik denk dat dat een goede aanpak is. Wat dat betreft is dit een steun in de rug van de kant van mevrouw Becker.
De voorzitter:
De Staatssecretaris vervolgt haar betoog.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Voorzitter. Mevrouw Becker heeft ook gevraagd om de G4 te vragen naar het aantal illegalen. Zoals ik al heb aangegeven, is het WODC bezig met dit toch wel... Ik blijf het woord «complex» niet gebruiken, maar in dit geval is het toch wel een ingewikkeld vraagstuk. Rond de zomer komt het WODC met het rapport. Ik zou de gemeentes natuurlijk kunnen vragen om een schatting te geven van het aantal illegalen binnen de gemeentes, maar ik vraag me af of we daar verder mee geholpen zijn dan wanneer we even wachten tot het WODC met dat rapport komt. Schattingen vind ik namelijk gevaarlijk. Die kunnen variëren van heel laag tot heel hoog. Ik heb zelf nog niet zo lang geleden ondervonden dat schattingen niet altijd even heldere voorspellingen weergeven. Ik denk dus dat we er erg verstandig aan doen om het WODC zijn werk te laten doen. Rond de zomer komt het rapport van het WODC. Nog even over het tijdsbeslag. Stel dat we het zouden vragen aan de gemeentes. Dan kan ik u verzekeren dat we daar ook pas in juni of iets dergelijks cijfers van krijgen, omdat het schattingen zijn en omdat het natuurlijk niet op de plank ligt. Het WODC-rapport komt ongeveer tegelijkertijd uit. Ik vind het belangrijk dat een instelling als het WODC, dat het wetenschappelijk benadert, daar de middelen voor heeft en dat goed kan, die gegevens heeft en dat we wachten op het rapport dat daaruit komt.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik snap dat de Staatssecretaris zegt: ik vind het belangrijk dat een wetenschappelijk instituut dat onderbouwd met ons kan delen. Maar ik vind ook dat het een prioriteit zou moeten zijn om illegaliteit in Nederland zo veel mogelijk terug te dringen. Dan zou ik me kunnen voorstellen dat het heel nuttig is dat het ministerie met de grote steden waar deze problematiek speelt... Ik sprak laatst bijvoorbeeld iemand die zich grote zorgen maakt over hele grote groepen Brazilianen die illegaal in Amsterdam schijnen te verblijven. Als ik zo'n signaal krijg, denk ik: heeft Amsterdam dat eigenlijk wel op de radar, heeft het departement dat op de radar en is daarover een gesprek met elkaar? Ik wil dus niet dat het ministerie het hele onderzoek van het WODC overdoet, maar ik zou het wel interessant vinden om gewoon eens aan deze gemeenten, de vier grote steden, te vragen: wat is nou uw beeld van illegaliteit in uw stad? En als een gemeente zegt dat ze dat eigenlijk niet zo goed in beeld hebben, vind ik dat ook een heel belangrijk signaal. Ik wil dus dat we, los van wat de wetenschappers doen, vanuit de bestuurlijke verantwoordelijkheid grip zien te krijgen op de illegaliteit.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Mag ik de vraag van mevrouw Becker zo zien dat... Dat is echt niet om de boel op te schuiven, maar ik wil gewoon het rapport van het WODC afwachten. Misschien is dit erin meegenomen. Dat zou kunnen, maar dat weet ik niet, want ik ga niet over de vraag hoe ze hun onderzoek inrichten. Maar als dat rapport er is en dit niet voldoende belicht is door het WODC, mag ik de vraag dan zo zien dat ik meteen aan de gemeentes vraag: kom eens op met je gegevens en kijk wat voor schattingen je kunt maken?
De voorzitter:
Mevrouw Becker, de Staatssecretaris vraagt of ze dat zo mag zien. Ik denk dat u dat met ja of nee kunt beantwoorden.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik ga natuurlijk niet over hoe de Staatssecretaris haar eigen...
De voorzitter:
U mag hier even op antwoorden, lijkt mij.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik hoor wat de Staatssecretaris zegt. Ik ga mij beraden of ik misschien via mijn eigen partij, die ook in de grote steden in de raden zit, in de tussentijd toch eens de vraag bij de colleges neerleg of zij eigenlijk in beeld hebben wat er aan illegaliteit in hun stad is, omdat ik het zo belangrijk vind dat we daar zicht op hebben. Maar dank aan de Staatssecretaris nu zij zegt: ik neem het serieus mee in het onderzoek.
De voorzitter:
Het is duidelijk. Dan laten we het hierbij, voor nu. De Staatssecretaris vervolgt haar betoog.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
De heer Jasper van Dijk heeft nog gevraagd of ik kan ingaan op de onthullingen in het NRC-artikel over de chaos bij de IND. Ik ben daar in het vragenuur op 3 maart uitvoerig op ingegaan. Ik kan u zeggen dat de opgelopen achterstanden bij de IND zorgwekkend zijn. Het woord «chaos» gebruik ik niet, maar het is wel zo dat ik afgelopen november heb gezegd, naar aanleiding van het eerste signaal dat ik kreeg over die 17 miljoen aan dwangsommen: ik wil nu een extern onderzoek laten doen naar de uitvoering van de asielprocedure bij de IND. Dat onderzoek is verricht door bureau Significant Public. Op 21 februari jongstleden heb ik het rapport gekregen. Dat rapport heb ik dus laten opstellen vanwege de zorgen die ik heb over de achterstanden bij de IND. Op basis van dat rapport heb ik meteen een taskforce ingesteld om te zorgen dat we de problematiek bij de IND zo snel mogelijk kunnen aanpakken. Op 3 maart heb ik gezegd dat er twee woorden in het rapport van 80 of 100 bladzijden zijn die er uitspringen, namelijk: te weinig sturing en te weinig planning. Daar moet nu keihard aan gewerkt worden. De taskforce neemt dat heel serieus. Er is toegezegd dat u over drie weken – vorige keer was het vier weken; nu zijn het drie weken – precies te horen krijgt welke maatregelen worden genomen en ook een tijdpad hoe dat zal gaan.
Als het aan mij ligt, wordt dat goed opgepakt en kunnen we hopelijk zo snel mogelijk van deze problemen afkomen. Ik vind het vervelend voor alle partijen, ook voor de medewerkers van de IND, dat zij zo in de wind staan, want die mensen werken heel zorgvuldig en doen enorm hun best. Maar goed, er is gewoon een gebrek aan sturing en een gebrek aan planning. Dat kan verbeterd worden. Dat moet verbeterd worden.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Helemaal eens. Alle respect voor alle medewerkers bij de IND. Het lijkt me evident dat zij keihard werken, maar er zijn gewoon achterstanden. Er zijn enorme wachttijden als gevolg van bezuinigingen tijdens Rutte-II. Daar moeten we niet voor weglopen. Bent u het met mij eens dat het niet heel erg doordacht is om in zo'n situatie extra taken aan de IND toe te bedelen? Het afschaffen van de rechtsbijstand zal tot meer werkdruk leiden bij de IND. Wilt u dat besluit op z'n minst on hold zetten?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik heb aangegeven dat dat op z'n vroegst voorzien is vanaf 2021. Het voorstel ligt overigens nog niet bij u. Wat betreft het terugdringen van de doorlooptijden bij de IND is mijn inzet, en ook de inzet van mijn voorganger, voorjaar 2021 geweest. Daar was eerst sprake van. Hij heeft ook najaar 2020 genoemd. Ik hoop dat dat nu met de taskforce gehaald kan worden, want ik vind dat er goed gestuurd en gepland moet worden. De maatregel om de rechtsbijstand in het eerste deel van de procedure af te schaffen – want daarover hebben het: niet bij afwijzing, maar in het eerste deel van de procedure – betekent dat het in principe zo is dat de problemen met de doorlooptijden grotendeels zijn opgelost.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik denk dat ik mijn vervolginterruptie nu niet doe, omdat ik er dan nog eentje overhoud voor de dwangsommen. Ik kijk even naar de voorzitter of hij dat...
De voorzitter:
Dat vind ik een reëel verzoek. U mag straks dus nog één vraag stellen in het verdere loop van deze termijn. De Staatssecretaris krijgt een nieuwe stapel papieren.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Nee, dat is geen nieuwe stapel.
De voorzitter:
U krijgt een oude stapel papieren.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Nee, het is fantastisch: hij wordt even onder mijn vingers weggerukt en dan krijg ik hem weer terug. Wat dat betreft moet ik dat ook zien te beheersen. Ik moet ook sturen en plannen.
De voorzitter:
Ja, multitasken. Het woord is aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Mag ik daar iets over zeggen? Vrouwen kunnen multitasken.
De voorzitter:
Ja, dat is waar. Sorry, ik onthoud me van verder commentaar.
De heer Van Dijk. Dit is uw laatste interruptie, hè?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik wilde alleen maar weten of het een kabinetsstandpunt is dat vrouwen kunnen multitasken en mannen niet.
De voorzitter:
Dit roept voor het eerst bij vrijwel de voltallige commissie de nodige emotie op.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik zou na de reactie van de heer Jasper van Dijk bijna zeggen: wie de schoen past, trekke hem aan. Maar alle gekheid op een stokje, we gaan weer verder.
De vraag van de heer Groothuizen was of de COA-medewerkers voldoende toegerust zijn om het vertrek van amv's tegen te gaan. Alle COA-medewerkers zijn getraind in het herkennen van signalen van mensenhandel. Ze zijn voor een heel groot gedeelte pedagogisch geschoold. Als er signalen zijn dat een amv zal vertrekken, dan gaat de medewerker met de desbetreffende amv in gesprek. Hij wijst de amv op de risico's die eraan verbonden zijn en op de mogelijkheid tot terugkeer naar het land van herkomst. Iemand tegenhouden, de deur op slot doen en hem vastzetten kan uiteindelijk niet, maar de mensen zijn voldoende pedagogisch geschoold en zijn allemaal geschoold in het herkennen van signalen van mensenhandel. Ook zijn ze erop gericht om te kijken of er in de buurt van een azc types rondlopen die misschien kwaad in de zin zouden hebben en die amv's willen verlokken om iets anders te gaan doen.
De voorzitter:
Er is een vraag voor u van de heer Groothuizen.
De heer Groothuizen (D66):
Ik hoop dat dit geruststellende antwoord klopt. Daar ga ik van uit. Maar is het dan zo dat de Staatssecretaris kan garanderen dat alle partners die betrokken zijn bij minderjarige asielzoekers – de mensen van het COA, misschien Nidos, eventueel de politie en scholen – goed alle informatie uitwisselen die er op een gegeven moment op duidt dat er misschien een risico is? Ik ben het helemaal met de Staatssecretaris eens dat we de deur niet op slot moeten doen, maar het gaat mij erom of het hele systeem voldoende georganiseerd is, zodat alle relevantie informatie ligt waar ze moet liggen en zodat we problemen kunnen voorkomen.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik heb geen signalen dat er op dat punt iets misgaat. De heer Groothuizen vraagt een garantie. Ik wil wel een keer met het COA bespreken of dit goed loopt. Dat wil ik wel doen, maar ik kan niet zeggen dat ik de garantie geef dat het altijd helemaal goed loopt. Maar ik heb ook geen signalen dat het niet goed loopt.
De heer Groothuizen (D66):
Ik zie dat maar als een toezegging dat de Staatssecretaris bereid is om daarover met het COA in overleg te gaan. Het is niet vervelend bedoeld, maar laten we eerlijk zijn: als het gaat over managementinformatie en sturingsinformatie zien we natuurlijk ook dat het bij de IND allemaal niet even vlotjes loopt, om het mild uit te drukken. Het zou dus best kunnen zijn dat er iets is wat we niet weten. Feit is dat we wel weten dat er regelmatig kinderen verdwijnen uit de opvang. Volgens mij wordt niemand daar heel erg gelukkig van.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Daar wordt inderdaad niemand gelukkig van, ook de COA-medewerkers zelf niet. Die vinden dat echt heel vreselijk. Maar zoals ik al zei: je kunt de deur niet op slot doen. Er wordt heel hard gewerkt en iedereen doet enorm z'n best om te zorgen dat dit voorkomen wordt. Nogmaals, ik wil het nog een keer aan de orde stellen en zeggen: «Let erop. Hier is naar gevraagd in het debat met de Kamercommissie. Klopt het allemaal en zit het goed in elkaar?» Die vraag wil ik stellen.
De voorzitter:
Goed. Gaat u verder met uw beantwoording.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Er is een vraag gesteld door de heer Krol over wie zich in het kabinet bezighoudt met bevolkingsgroei. Er is een motie-Dijkhoff geweest, waar u ongetwijfeld van op de hoogte bent. Er worden beleidsopties ontwikkeld. Er wordt rijksbreed opgetrokken onder het trekkerschap van de Minister van SZW. Dat is de vraag die u stelde. Het is op dit moment nog te vroeg om vooruit te lopen op de inhoud van die beleidsopties. Wat ik wel kan zeggen, is dat er te allen tijde rekening wordt gehouden met de draagkracht van Nederland, want dat zit in het geheel verwerkt.
Dan is er een vraag gekomen van mevrouw Becker over meer inzicht in de resultaten van de terugkeertrajecten. Ik heb daar net iets over gezegd. Dat betreft Nigeria. Ik begrijp dat u daar graag meer inzicht in wilt hebben. Ik verwacht dat we in de komende rapportage Vreemdelingenketen de cijfers meer kunnen uitsplitsen naar de terugkeerresultaten. Ik verwacht daar in de toekomst meer inzicht in te kunnen verstrekken, want ook ik vind het van belang dat we goed de vinger aan de pols houden. Ik kijk dan ook graag met uw Kamer of de meer uitgebreide rapportage aan de behoefte van uw Kamer voldoet.
De heer Krol heeft nog een vraag gesteld over het aantal van de begeleiding bij het vertrek. Het aantal begeleiders van de Koninklijke Marechaussee proberen we zo beperkt mogelijk te houden, maar het hangt natuurlijk ook af van de personen die begeleid moeten worden. Dat is iedere keer een lastige inschatting. Ik wil niet dat de mensen van de KMar in de moeilijkheden komen of dat andere passagiers problemen gaan krijgen als men met een vliegtuig gaat, dus wat dat betreft probeer ik het zo veilig mogelijk te doen. Dat betekent misschien dat het ook wel met één KMar had gekund, zou meneer Krol zeggen. Ja, maar dat is de inschatting die gemaakt wordt van de risico's die genomen worden met de terugkeer. Degenen die daar verstand van hebben, moeten dat beoordelen.
De heer Krol (50PLUS):
Mag ik uw antwoord als volgt samenvatten? Mijn vraag was: kan het met minder? Uw antwoord is: nee.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Daar moet ik een genuanceerd antwoord op geven: dat hangt af van de situatie. Kan het met minder? Ja, je kan ook met 10 KMar op stap gaan met twee mensen. Dat is niet de bedoeling. We doen het zo beperkt mogelijk, maar we moeten oog houden voor de veiligheid.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
De heer Krol heeft gevraagd wat de uitzetting kost. De kosten van de omvang van de DT&V staan in de JenV-begroting. Dat is voor de DT&V in totaal 86,5 miljoen. Ik kan niet helemaal zeggen wat een uitzetting per geval kost, omdat dat per individueel geval sterk kan verschillen. Maar misschien kan de heer Krol alvast leven met die 86,5 miljoen voor de DT&V.
De voorzitter:
Dat is de Dienst Terugkeer en Vertrek, zeg ik even voor mensen die meeluisteren.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Heel goed, voorzitter. Dat had ik natuurlijk moeten doen. Het is de Dienst Terugkeer en Vertrek.
Er was een vraag van de heer Bisschop over het overplaatsen van overlastgevers naar de htl: kunnen ze niet beter op de reguliere locatie blijven omdat ze al in het zicht van de politie zijn? Ik begrijp wat u zegt, maar een overplaatsing naar de handhaving- en toezichtlocatie, de htl in Hoogeveen – mevrouw Becker zei «hoge toezichtlocatie», wat ik zelf meestal ook zeg, maar het is de handhaving- en toezichtlocatie – heeft ook als doel de veiligheid op de reguliere locaties te waarborgen. Dat is dus echt een uiterste redmiddel. Het gevoel van veiligheid neemt toe als bijvoorbeeld de slachtoffers van een incident niet meer geconfronteerd worden met de dader. Die overplaatsing naar de htl heeft dus ook als doel de daders van het incident weg te halen. Het is zeker het geval dat die personen in beeld blijven. De ketenmariniers doen dat met de Top X-lijst. Daardoor blijven de daders in beeld en kan er een lik-op-stukbeleid op hen worden toegepast.
We zetten ons ook in om de asielaanvraag van de overlastgever als dat mogelijk is zo snel mogelijk af te wijzen, zodat er überhaupt geen aanspraak meer is op opvangvoorziening en een vertrek uit Nederland ter hand kan worden genomen. Dat gebeurt – dan ben ik weer bij de heer Krol aanbeland – door degenen die de begeleiding verzorgen en ervoor zorgen dat de betreffende persoon het land uit gaat en teruggaat naar het land van herkomst.
De heer Bisschop (SGP):
Dat is een punt dat ik niet wil bestrijden. Ik omarm dat, net als de inrichting van de htl – ik denk dat het een heel goed instrument kan zijn – en alles wat daar annex aan is. Het ging mij erom dat er een scala aan mogelijkheden is. Ik krijg signalen vanuit het veld dat het in een aantal gevallen gewoon beter is om de betreffende personen juist niet te verplaatsen. Ik kan me voorstellen dat het ophoudt als er intern overlast is en er sprake is van bedreigingen en dat soort dingen. Maar als het gaat om de omgeving, zijn er dus ook andere oplossingen denkbaar. Mijn vraag aan de Staatssecretaris was of ze daarvoor openstaat, of dat er maar één weg is: er is een klacht, er is overlast, dus – bam – die gaat naar de htl. Of gebruiken we een gereedschapskist waarin ook andere instrumenten zitten?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik ben blij dat de heer Bisschop dit vraagt, want dan kan ik praten over de toolkit die de ketenmariniers hebben samengesteld en die aan de gemeentes ter beschikking wordt gesteld. Dat betekent dus een heel pakket, met de politie en met alle instrumenten die mogelijk zijn en nodig zijn om ervoor te zorgen dat die overlast bedwongen wordt. Maar ik moet ook nog even tegen de heer Bisschop zeggen dat de htl een uiterste redmiddel is, alleen voor de flagrantste overlastgevers, waar op een gegeven moment niks meer mee te beginnen is. Maar in principe zorgen de ketenmariniers er met de politie, het Openbaar Ministerie, gemeentes, COA, IND, winkeliers en omwonenden voor dat er maatregelen worden genomen. Daarvoor hebben ze een toolkit samengesteld, die sinds kort beschikbaar is voor alle gemeentes.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Er was nog een vraag van de heer Jasper van Dijk over het contact met de advocaat in Den Bosch. De kansloze zaken zouden voorrang krijgen en de kansrijke zaken zouden onderop in de stapel komen. Ik moet even gaan praten over spoor 1, spoor 2 en spoor 4. Voor iedereen die luistert, mag ik alvast zeggen: spoor 1 zijn de Dublinclaimanten, spoor 2 zijn de mensen die uit veilige landen komen en spoor 4 zijn alle overige aanvragen. Ik maak een bewuste keuze om de kansloze zaken in spoor 1, Dublin, en spoor 2, veiligelanders, met prioriteit te behandelen, omdat ze dan weg kunnen uit ons land. Deze zaken moeten niet langer dan noodzakelijk in procedure zitten en ook niet langer dan noodzakelijk in een COA-opvang. Daarnaast heb ik uw Kamer bij brief van 18 november 2019 geïnformeerd over het project over kansrijken. Dat is binnen spoor 4. De aanvragen uit Syrië, Jemen en Turkije worden geprioriteerd behandeld door de IND, omdat die als kansrijk worden gekwalificeerd. Het project is gestart in januari jongstleden en heeft een looptijd van zes maanden. Ik verwacht uw Kamer daarover – eventueel, als u daar behoefte aan zou hebben – na het zomerreces te informeren.
De voorzitter:
U mag nog één vraag stellen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dit moet «m zijn dan, hè. Kan de Staatssecretaris naar die mail van mevrouw Vellenga kijken? Ze zegt: «Ik zit te wachten op werk» – dat vind ik al hoogst merkwaardig voor een asieladvocate – «en ik krijg geen zaken». Er wordt voorrang gegeven aan kansarme zaken, heeft de Staatssecretaris net uitgelegd. Dat vind ik vreemd, want een Syriër zou heel snel geholpen kunnen worden. Waarom doen we dat niet? Omdat dat niet gebeurt, ontstaan die dwangsommen, want die Syriër zit maar te wachten, te wachten en te wachten en zijn advocaat zegt dan: nou heb je recht op een dwangsom. De Staatssecretaris snijdt zich hier toch mee in de vingers?
Tot slot Dublinclaims. Italië accepteert helemaal niks meer vanwege corona. Is het niet tijd om die Dublinclaims even stop te zetten?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Allereerst dit. De mail waar de heer Jasper van Dijk aan refereert, ken ik niet. De inhoud is gemeld door de heer Jasper van Dijk, maar ik wil eerst even kijken wat door die mevrouw uit Den Bosch wordt opgemerkt.
Wat betreft de Dublinclaims en niet naar Italië vanwege corona: ze konden voor de corona-uitbraak al niet zo makkelijk naar Italië, dus dat is niet nieuw. Ik heb daarover en ook ten aanzien van bijvoorbeeld Nigeria gemeld dat we kijken of het kan in spoor 4 en dan rechtstreeks terug. Die techniek proberen we zo veel mogelijk te hanteren. Dus rechtstreeks naar het land van herkomst, als er tenminste met het land van herkomst goede afspraken zijn gemaakt over terugkeer.
De voorzitter:
We gaan nu niet buiten de microfoon om vragen stellen. Dat zou een ontsnappingsroute zijn voor de heer Jasper van Dijk, maar dat ga ik niet toestaan.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik zag dat u even niet oplette.
De voorzitter:
Dat klopt, ik werd even afgeleid, maar ik was net op tijd weer bij de les. Het woord is aan de Staatssecretaris en zij vervolgt haar betoog.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
De heer Van Ojik heeft gevraagd om een reactie op de brief van de Ombudsman. Ik heb vorige week tijdens het debat benadrukt dat ik die lange doorlooptijden bij de IND echt heel vervelend vind en dat heb ik ook al eerder gezegd. De gevolgen van die lange doorlooptijden zijn voor alle partijen ernstig, niet in de laatste plaats voor de asielzoekers zelf. Maar die lange doorlooptijden hebben ook effect op de opvangcapaciteit van het COA. Zoals u weet zit het COA nagenoeg vol. Het zet zich maximaal in om voldoende reguliere opvangplekken te realiseren. Daar is alle inzet primair op gericht. Mijn inzet is erop gericht om te zorgen dat we zo snel mogelijk van die lange doorlooptijden afkomen. In dat kader zeg ik dat de brief van de Ombudsman een steuntje in de rug is om ervoor te zorgen dat we zo snel mogelijk van die doorlooptijden afkomen. Maar het is nu niet het moment om aan het COA te vragen om het voorzieningenniveau aan te passen, want het is voor het COA op dit moment al heel moeilijk om überhaupt opvangcapaciteit voor elkaar te krijgen. De huidige bestaande voorzieningen zijn wel in lijn met de eisen die daaraan gesteld kunnen worden en met wet- en regelgeving. Dus wat dat betreft is het helemaal niet onder de maat. Het is aan de maat, zoals wet- en regelgeving dat eist.
Dan was er nog een vraag van de heer Van Ojik: wat gaat u doen aan de verhuisbewegingen van kinderen? Er is gewoon het probleem van de te lange doorlooptijden bij de IND. Dat heeft gevolgen voor de opvangcapaciteit bij het COA. Een beperking van het aantal verhuisbewegingen is op dat moment niet heel erg reëel. Dat vind ik heel naar. Ik vind het met name naar voor kinderen die van de ene naar de andere plek moeten verhuizen. Dat zeg ik ook als iemand die zelf kinderen groot heeft gebracht en kleinkinderen heeft die op school zitten. Hoe minder je kinderen verhuist, hoe beter het voor ze is. Maar we zitten gewoon in een toch wat problematische situatie. Ik kan u wel verzekeren dat als de verhuizingen onvermijdelijk zijn vanwege de inrichting van het asielproces, het COA alles op alles zet – dat is zo, dat wordt mij ook iedere keer bevestigd door de directeur van het COA, de heer Schoenmaker – om de effecten daarvan te verzachten. Dat is op dit moment de situatie. Maar ook daar geldt weer voor: als we de doorlooptijden zo snel mogelijk opgelost hebben, dan kunnen we ook aan dat probleem het hoofd bieden. Ik hoop met de flexibilisering asielketen, waarover ik u heb toegezegd dat ik u rond of na de zomer op de hoogte breng van de vorderingen, het aantal verhuisbewegingen zo veel mogelijk te beperken. Maar op dit moment is de situatie lastig.
Voorzitter, ik dacht dat ik hiermee door de vragen heen was.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de leden. Ik zie niemand die dat met u oneens is. Dat betekent dat ik met u de toezeggingen ga doornemen die u in dit debat heeft gedaan.
− De Staatssecretaris zal de schriftelijke reactie inzake de vermiste Vietnamese kinderen voor het eind van de maand maart aan de Kamer sturen.
− De Staatssecretaris zal het rapport van het WODC inzake de illegaliteit in de groep van vier grootste gemeenten, de G4, voor de zomer naar de Kamer sturen.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Mits het rapport af is, natuurlijk. Anders heeft het geen zin om het te sturen.
De voorzitter:
Dat lijkt me een terechte aanvulling. Ik weet wat mevrouw Becker nu gaat zeggen, denk ik: de Staatssecretaris heeft ook toegezegd dat als het rapport daartoe aanleiding geeft, ze zelf contact zal opnemen met de G4 om te vragen wat er in de vier gemeenten zelf bekend is over illegaliteit. Zeg ik het zo goed?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dat klopt.
De voorzitter:
Dat voegen we toe aan de gedane toezegging. Mevrouw Becker heeft het woord.
Mevrouw Becker (VVD):
De voorzitter kent mij heel goed, maar toch had hij mijn gedachte nog niet helemaal geraden.
De voorzitter:
Dat stelt mij teleur.
Mevrouw Becker (VVD):
Ja, helaas. Ik snap natuurlijk dat als een rapport niet af is, je het niet naar de Kamer kunt sturen. Maar volgens mij werkt het zo met toezeggingen: iets is toegezegd voor de zomer en mocht dat niet lukken, dan zou ik graag een brief ontvangen dat het niet lukt. Anders kunnen we ook niet echt plannen. We gaan als Kamer dus uit van: voor de zomer.
De voorzitter:
De Staatssecretaris zegt «oké»; dat heb ik al gehoord.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ja, die knikt en zegt «oké». Ik knik ook, hè, dus dat moet u er ook bij zeggen.
De voorzitter:
Ze knikt en zegt «oké». Nou, meer kunt u niet verwachten, zeg ik tegen mevrouw Becker.
Dan komen we aan de derde toezegging.
− Het landenbeleid Syrië en het nieuwe ambtsbericht over Syrië komen in de maand mei naar de Tweede Kamer.
− De Staatssecretaris zal over drie weken – dat is een toezegging die ze eigenlijk al eerder had gedaan – inzake de achterstanden bij de IND naar aanleiding van het rapport van Significant met een brief komen met maatregelen die worden genomen, inclusief het tijdpad dat daarbij hoort.
De Staatssecretaris?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dat had ik al toegezegd op 3 maart.
De voorzitter:
Precies, dat zei ik ook. Dit is eigenlijk een toezegging die al is gedaan. Inmiddels is het drie weken in plaats van vier weken, zei u zelf ook al. Maar het kan nooit kwaad om zo'n toezegging nog eens te herhalen.
− De Staatssecretaris zal met het COA in overleg gaan over de pedagogische bijstand en scholing van amv's.
Nee?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Nee. «In overleg gaan» betekent... Wat ik gezegd heb, is dat ik het nog eventjes aan de orde wil stellen bij het COA: klopt het allemaal, is het in orde? Dat is iets anders dan in overleg gaan, want dat heeft een heel veel bredere connotatie.
De voorzitter:
Ze zal bij het COA de pedagogische bijstand en scholing van amv's aan de orde stellen.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Nee, ook dat is het niet. De vraag van de heer Groothuizen was of de communicatie met de politie en degenen die daar allemaal werken goed was. Ik wil het COA gewoon eens even vragen of het op orde is: loopt de communicatie goed? Dat is iets heel anders dan wat u nu voorleest.
De voorzitter:
Mijn verontschuldigingen daarvoor. Ik zie de heer Groothuizen knikken, dus u heeft zijn verzoek uitstekend samengevat.
Dan kom ik aan de laatste toezegging.
− De Staatssecretaris zal de Kamer na het zomerreces informeren over de flexibilisering van de asielketen en de uitkomsten daarvan.
Dat is een pilot die zes maanden loopt. De Staatssecretaris heeft gezegd dat ze de Kamer daar na de zomer over zal informeren.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik heb zelfs gezegd: eind mei. Ik wil het nog wel verbeteren. En: «over de voortgang informeren», want het is dan nog helemaal niet klaar. Over de voortgang van de flexibilisering asielketen zal ik u eind mei informeren. Ik zie op uw papiertje staan «de sporen 1, 2 en 4», maar daar gaat het niet over. Het gaat over de flexibilisering van de asielketen.
De voorzitter:
Dat heb ik ook niet voorgelezen.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Nee, dat is goed. Ik moet ook recht voor me uit kijken.
De voorzitter:
Ik lees ook niet mee op uw papieren. Mevrouw Becker?
Mevrouw Becker (VVD):
Ik mis nog een toezegging, voorzitter. Volgens mij heeft de Staatssecretaris ook toegezegd dat zij over de opbrengst van het terugkeertraject uitgebreider zal gaan rapporteren bij de volgende Rapportage Vreemdelingenketen.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dat klopt.
De voorzitter:
Dat klopt, zegt de Staatssecretaris, dus dat voegen we toe aan de lijst van gedane toezeggingen. Dan zijn we hiermee gekomen aan het... Heeft de heer Van Dijk al een VAO aangekondigd? Gaat hij dat misschien nog een keer doen?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ja, ik wilde erbij zeggen dat het voor mij niet per se vandaag hoeft.
De voorzitter:
De Griffie zal blij zijn om dat te horen. De heer Bisschop nog? We hoeven niet per se tot 12.00 uur de tijd vol te maken, hè.
De heer Bisschop (SGP):
Ik hoor nu eigenlijk in een ander overleg te zitten. Even aansluitend bij de opmerking van collega Van Dijk: ik heb begrepen dat op 24 maart een uitgebreid debat gepland is over asiel en migratie. Collega Stoffer heeft gisteren aangekondigd nog vandaag een VAO te willen, maar dat laat ik om die reden dan vervallen met het oog op 24 maart. Ik zal dat straks ook bij de regeling van werkzaamheden aangeven.
De voorzitter:
Dat gaat u melden. Dat laat onverlet dat de heer Jasper van Dijk wel een VAO heeft aangevraagd. Maar hij heeft daarbij de opmerking gemaakt dat het niet per se vandaag hoeft. En dan mevrouw Becker nog één keer en dan de heer Krol en de heer Emiel van Dijk nog.
Mevrouw Becker (VVD):
Misschien kan ik een verzoek bij de regeling voorkomen. Ik begreep van de griffie dat als wij vandaag met elkaar vaststellen dat het vandaag niet nodig is, deze commissie dat aan de plenaire Griffie kan laten weten, zodat het niet bij de regeling geregeld hoeft te worden.
De heer Bisschop (SGP):
Hoe het procedureel verder geregeld is, vind ik prima.
De voorzitter:
Ik stel voor dat we dit verder niet bespreken. Dit is een suggestie. U heeft een vooraankondiging gedaan en die wilt u intrekken, als ik u goed begrijp. Dan sluit ik hiermee de vergadering onder dankzegging aan de Staatssecretaris en haar ondersteunende ambtenaren. Dank u wel.
Sluiting 11.50 uur.