Vastgesteld 18 januari 2018
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 14 december 2017 overleg gevoerd met de heer Harbers, Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, over:
– de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 30 januari 2017 over verlenging besluit- en vertrekmoratorium Burundi (Kamerstuk 29 237, nr. 171);
– de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 1 februari 2017 over uitkomsten onderzoek ABDTOPConsult Vormen van regie op tolkdiensten VenJ-domein en reactie artikel OneworldUitkomsten (Kamerstuk 29 936, nr. 42);
– de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 23 februari 2017 over hoger beroep in asielzaken (Kamerstuk 19 637, nr. 2303);
– de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 23 februari 2017 over landgebonden asielbeleid Afghanistan (Kamerstuk 19 637, nr. 2304);
– de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 23 februari 2017 over landgebonden asielbeleid Irak (Kamerstuk 19 637, nr. 2305);
– de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 7 maart 2017 met reactie op het advies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) «Profileren en selecteren. Advies over het gebruik van profilering in de uitvoering van het vreemdelingenbeleid.» (Kamerstuk 19 637, nr. 2308);
– de brief van vaste commissie voor Veiligheid en Justitie d.d. 24 maart 2017 inzake documenten uit Eritrea in de naturalisatieprocedure (Kamerstuk 19 637, nr. 2310);
– de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 28 maart 2017 met beleidsreactie op het WODC-rapport over informatiecampagnes gericht op (potentiële) migranten in herkomst- en transitlanden (Kamerstuk 30 573, nr. 136);
– de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 11 april 2017 over uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak van de Georgische vreemdeling Paposhvili tegen België (Kamerstuk 19 637, nr. 2312);
– de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 18 april 2017 inzake afschrift brief aan Eerste Kamer met een reactie op het WODC rapport «Evaluatie van de wet biometrie in de vreemdelingenketen»;
– de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 24 april 2017 over uitbreiding lijst veilige landen van herkomst vijfde tranche (Kamerstuk 19 637, nr. 2314);
– de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 8 mei 2017 met reactie op verzoek van het lid Fritsma, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 30 maart 2017, over het bericht dat er geen verblijfsvergunningen zijn ingetrokken van Eritrese asielzoekers die vakantie vieren in hun land van herkomst (Kamerstuk 19 637, nr. 2316);
– de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 17 mei 2017 met informatie over de gevolgen van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) van 29 maart 2016 over de kennisgevingsprocedure (Kamerstuk 19 637, nr. 2328);
– de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 24 mei 2017 over uitvoering van de motie van de leden Monasch en Van Vliet over het weigeren van asielzoekers die artikel 1 Grondwet niet onderschrijven (Kamerstuk 19 637, nr. 2329);
– de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 29 mei 2017 over landgebonden asielbeleid Burundi (Kamerstuk 29 237, nr. 172);
– de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 1 juni 2017 over toetsing inburgeringsvereiste (Kamerstuk 32 824, nr. 197);
– de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 3 juli 2017 over extra begeleidings- en toezichtslocatie (Kamerstukken 19 637 en 33042, nr. 2336);
– de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 14 juli 2017 over arrest Chavez-Vilchez (Kamerstuk 19 637, nr. 2338);
– de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 20 juli 2017 inzake afschrift van de brief aan stichting LGBT Asylum Support Groningen in reactie op het verzoek om herziening Veilig land van herkomst bericht Oekraïne met betrekking tot LHBT asielzoekers uit de Oekraïne;
– de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 9 augustus 2017 over landgebonden asielbeleid Iran (Kamerstuk 19 637, nr. 2339);
– de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 17 augustus 2017 met reactie op het verzoek van het lid Fritsma, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 4 juli 2017, over het niet vervolgen van asielzoekers die een misdaad hebben gepleegd (Kamerstuk 19 637, nr. 2341);
– de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 30 augustus 2017 over wijziging landenbeleid Russische Federatie (Kamerstuk 19 637, nr. 2343);
– de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 28 september 2017 over herbeoordeling Veilige landen van herkomst eerste tranche (Kamerstuk 19 637, nr. 2349);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 9 oktober 2017 over uitspraken Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State betreffende Dublinoverdrachten aan Bulgarije (Kamerstuk 32 317, nr. 492);
– de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 31 oktober 2017 over landgebonden asielbeleid met betrekking tot de positie van christenen, ahmadi's en afvalligen in Pakistan (Kamerstuk 19 637, nr. 2350);
– de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 20 november 2017 over landgebonden asielbeleid Sudan (Kamerstuk 19 637, nr. 2352);
– de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 21 november 2017 over inspectierapport Tussen handhaven en dienstverlenen (Kamerstuk 19 637, nr. 2353);
– de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 23 november 2017 over nadere informatie over de beoordeling van nareisaanvragen, in het bijzonder van Eritreeërs (Kamerstuk 19 637, nr. 2354);
– de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 12 december 2017 over beoordeling veilige landen van herkomst zesde tranche (Kamerstuk 19 637, nr. 2356);
– de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over rapport van de Raad voor de Rechtshandhaving over het vreemdelingenbeleid in Caribisch Nederland (Kamerstuk 31 568, nr. 195).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De griffier van de commissie, Hessing-Puts
Voorzitter: Van Meenen
Griffier: Zeldenrijk
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Becker, Bisschop, Buitenweg, Jasper van Dijk, Fritsma, Groothuizen, Van Meenen, Van Toorenburg en Voordewind,
en de heer Harbers, Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Aanvang 13.01 uur.
De voorzitter:
Ik open dit algemeen overleg over vreemdelingen- en asielbeleid. Ik heet de Staatssecretaris en zijn ambtenaren van harte welkom, de leden, de mensen op de publieke tribune en de mensen die elders dit debat zullen volgen. Ik wijs erop dat mevrouw Becker graag de heer Azmani zou vervangen bij dit debat maar omdat ze geen lid is van deze commissie, moet ik de commissie hiervoor toestemming vragen. Ik zie instemmend geknik, waarvoor dank. Dit debat duurt tot uiterlijk 17.00 uur en de spreektijd per fractie is zes minuten. Daarbij zou ik willen uitgaan van twee interrupties per fractie. Gaande het overleg kunnen we dan nog altijd bekijken of de noodzaak aanwezig is om dat aantal uit te breiden. Ik ken de meesten van u goed en weet hoe beheerst u ermee om kunt gaan.
Als eerste spreker geef ik het woord aan mevrouw Van Toorenburg van het CDA.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Onder uw bezielende leiding hebben wij vanmorgen al een debat gevoerd over terrorisme. Daarin heb ik namens het CDA aangegeven dat ik mij over een aantal punten zorgen maak, ook kijkend naar het onderwerp van vandaag. We hebben van de Minister begrepen dat hij, terecht ook, niet inhoudelijk in wil gaan op een situatie die zich in Amsterdam heeft voorgedaan, waarin iemand met een tijdelijke verblijfsstatus een joods restaurant aan puin probeerde te slaan.
Dat neemt niet weg dat ik toch even wil abstraheren van die specifieke casus en vandaag wil kijken wat dit nu voor implicaties heeft. Ik heb de stukken er nog eens bijgehaald over wat nu eigenlijk de gevolgen zijn van strafbare feiten voor asiel. In de brief van de Staatssecretaris van 25 november staan een aantal aanscherpingen. Dan heb ik het heel specifiek over wanneer iets gevolgen kan hebben. Dan lees ik dat het gevolgen kan hebben wanneer er sprake is van bijzonder ernstige misdrijven of ernstige misdrijven. Er wordt gesproken in termen van gevaar naar zijn aard en gevaarlijk voor de gemeenschap, waarbij ook allerlei voorbeelden worden genoemd. Als iemand met discriminerende, racistische, geradicaliseerde of terroristische motieven iets sloopt en er alleen sprake is van vernieling als mogelijk strafbaar feit, als kwalificatie, dan zou dat hier niet onder vallen.
Ik zou de Staatssecretaris dan ook willen vragen om na te gaan of onder de regelingen die we hebben, ook bij vernielingen de context meegewogen kan worden. Ik vind het namelijk belangrijk dat wanneer mensen vluchten uit verschillende landen om veiligheid in Nederland te vinden, het niet zo kan zijn dat deze mensen vervolgens de veiligheid van Nederland zelf aan het ondermijnen zijn. Ik vind dat belangrijk omdat ik wil dat Nederland een veilige haven blijft voor mensen die vluchten voor geweld en ellende. Dan kan het niet zo zijn dat de mensen die gebruikmaken van de voorzieningen van de Nederlandse samenleving, vervolgens zelf hier de boel beschadigen en verstieren.
De heer Fritsma (PVV):
Dit verhaal van de fractie van het CDA klinkt zinnig maar het is helaas precies in tegenspraak met wat het CDA altijd doet qua politieke daden. Als je een asielaanvraag tegen wilt werpen, dan kan dat pas als er een gevangenisstraf is van zes maanden of meer. Als een asielzoeker naar Nederland komt en vijf maanden de gevangenis ingaat, dan krijgt hij gewoon een asielvergunning. De PVV heeft er jaren voor gestreden om dit aan te pakken. We hebben moties ingediend om asielaanvragen bij elk misdrijf tegen te werpen en het CDA stemt altijd tegen. Dus dat we nu met zo'n zwak openbare-ordebeleid zitten in ons vreemdelingenbeleid, is juist te wijten aan het CDA. En dan vind ik deze inbreng lichtelijk hypocriet. Ik zou daar graag een reactie op willen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Dat is nou precies het verschil tussen de PVV die alleen maar loopt te schreeuwen en het CDA dat er uiteindelijk voor zorgt dat er dingen gebeuren. De brief waaruit ik net voorlas, is een uitwerking van een motie van de heer Oskam en de heer Van Helvert, twee CDA'ers die hebben aangegeven dat ze willen dat er sneller kan worden overgegaan tot uitzetting van asielzoekers wanneer ze zich schuldig hebben gemaakt aan een misdrijf. Dat is ook precies de wens van de PVV, maar dan serieus opgepakt door een fractie die wel verantwoordelijkheid wil nemen. Daarop is deze brief gekomen. En dan vraag ik aan de Staatssecretaris, gelet op alle circulaires die ik er natuurlijk nog even goed heb bijgehaald, of, waar Nederland de ruimte heeft om invulling te geven aan de terminologie bijzonder ernstig misdrijf, ernstig misdrijf of gevaar voor de gemeenschap, daar zaken onder zouden kunnen vallen die vernieling betreffen, wat ogenschijnlijk een licht delict is, met een racistisch, discriminerend, terroristisch oogmerk. Dus dat is de vraag die ik aan de Staatssecretaris stel, in aanvulling op een fantastische brief die ik hemzelf heb gevraagd.
De heer Fritsma (PVV):
Een voorspelbaar en flauw antwoord. Het is niet schreeuwen, want wij dienen moties in. De PVV heeft herhaaldelijk een motie ingediend om verblijfsaanvragen van asielzoekers af te wijzen als er een veroordeling is in zaken van een gepleegd misdrijf, omdat het openbare-ordebeleid nu veel te soft is. Als je vijfeneenhalve maand in de gevangenis zit, kun je vervolgens nog steeds een verblijfsvergunning in ontvangst nemen. Dat is onuitlegbaar. Het CDA stemt die moties weg en kiest dus voor een soft openbare-ordebeleid in het vreemdelingenbeleid. En dan zeggen dat het allemaal strenger moet, dat blijft hypocriet.
De voorzitter:
Ik hoor weliswaar geen vraag maar ik kan mij zomaar voorstellen dat mevrouw Van Toorenburg toch wil reageren.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ja hoor, want natuurlijk stemmen wij moties van de PVV weg die vaak vrij bizarre, rabiate aanleidingen kennen. Wij maken gewoon moties die uiteindelijk op een meerderheid in de Kamer kunnen rekenen en dus ook aangenomen worden. Vervolgens maken we dat het beleid wordt aangescherpt. Daarom dus mijn vraag of we daarin wel ver genoeg gaan. Dat is het punt dat ik vandaag als eerste op de agenda wilde zetten.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Overigens staat dit onderwerp niet op de agenda, maar ik vind het wel belangrijk om het vandaag aan de orde te stellen. Wat wel op de agenda staat, is een brief naar aanleiding van ook weer een verzoek van een CDA'er waar serieus op gereageerd wordt, in tegenstelling tot de plannen van de PVV doorgaans. Dat gaat er namelijk over of in bepaalde situaties het hoger beroep kan worden uitgesloten. Het betreft asielzaken van personen uit veilige landen van herkomst en Dublinzaken. De Staatssecretaris heeft daarvan in eerste instantie gezegd dat het waarschijnlijk te ver voert om het zo in algemene zin te kunnen doen. Wel is het zo dat mensen hun hoger beroep misschien niet in Nederland behoeven af te wachten. Je ziet toch wel een tendens in de rechtspraak dat wel wordt gezegd dat mensen hun hoger beroep in Nederland kunnen afwachten. Dus ik wil eigenlijk aan de Staatssecretaris vragen of dit voor hem reden is om opnieuw te kijken naar het antwoord op het verzoek van mevrouw Keijzer.
Er is een aantal landen waarvan we op dit moment mensen in Nederland hebben die waarschijnlijk geen status zullen krijgen. We worden er met enige regelmaat over benaderd, of het nou Afghanistan of Irak is. Dan hoor ik dat de Staatssecretaris heel goed volgt wat er aan de hand is in die landen en of er misschien reden is om ofwel de landenrapporten naar voren te halen ofwel meer specifiek te kijken naar de discretionaire bevoegdheden. Met name ten aanzien van Irak en Afghanistan zou ik iets duidelijker van de Staatssecretaris willen weten wat dit nu meer concreet voor hem betekent. De zaak Afghanistan hebben we al naar voren gehaald. Er zijn een aantal zeer ernstige kwesties. Ik ben eigenlijk wel benieuwd hoe de Staatssecretaris kijkt naar bijzonder schrijnende situaties. Heeft hij daar een idee over, los van het feit dat ik vind dat wij als Kamer nooit gaan over concrete, specifieke personen? In februari 2017 is het landgebonden advies voor Irak bijgewerkt. Wanneer komt daarvan een aanpassing? Daarbij is wellicht wel een verruiming mogelijk. Ik zou dan ook graag van de Staatssecretaris willen weten wat de ontwikkeling is.
Ik weet dat de Staatssecretaris voornemens is om met het regeerakkoord voortvarend aan de slag te gaan, waarbij hij inderdaad werk gaat maken van de asielstatussen voor drie jaar in plaats van vijf jaar en dat een gehoor achterwege blijft wanneer een herhaalde aanvraag geen kans heeft en rechtsbijstand in lijn wordt gebracht met de EU-regelgeving. Dat zijn heel belangrijke punten. Ik ben benieuwd of er op deze drie punten al iets meer is te zeggen. Tot slot verneem ik graag wanneer de rapportage over de vreemdelingenketen komt.
De voorzitter:
U hebt twee interrupties.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Mevrouw Van Toorenburg had het zo-even over de situatie in Afghanistan. Dat deed ze vrij beperkt en ik wil haar dan ook de ruimte geven om dat wat meer uit te werken. In de begrotingsbehandeling is gezegd dat er een herziening zal komen, maar dat er tot die tijd geen moratorium komt en dat mensen dus nog steeds uitgezet zullen worden. Hoe weegt mevrouw Van Toorenburg het feit dat op 28 november de VN-Veiligheidsraad heeft verklaard dat Afghanistan weer een land in oorlog is, dus dat daar niet langer sprake is van een post-conflictsituatie maar echt een oorlogssituatie? Is dat een verandering die voor de CDA-fractie reden is om de Staatssecretaris te vragen om toch een moratorium te overwegen?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Dat is een beetje een herhaling van zetten. Daarom ging ik er zo kort overheen. De Staatssecretaris heeft ons gezegd dat hij de situatie nauwlettend volgt. We hebben hem tijdens de begrotingbehandeling ook gezegd dat wanneer bepaalde gebieden veilig zijn, dat nog niet wil zeggen dat iedereen daar ook op een veilige manier naartoe kan gaan en we hebben hem dan ook gevraagd om vooral dat aspect mee te wegen. We weten dat je in een bepaald gebied wel kunt landen en je dan door kunt trekken naar een gebied dat we met elkaar veilig achten, maar dat het voor specifieke personen wellicht wel heel onveilig is om daar uiteindelijk ook voet aan land te zetten. Los van het feit dat de rapportage naar voren wordt gehaald en er dus kritisch naar wordt gekeken, vinden wij dat de Staatssecretaris heel specifiek moet kijken naar individuele gevallen. Volgens mij is dat de ruimte die wij de Staatssecretaris hebben gegeven in zijn zo gewaardeerde en belangrijke discretionaire bevoegdheid, in het geval hij denkt dat mensen in gevaar kunnen komen.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Het zou inderdaad een herhaling van zetten zijn, ware het niet dat er ook iets veranderd is. Na de begrotingsbehandeling, die nog maar kort geleden is, zijn er veel meer uitspraken geweest over de verergerde oorlogssituatie. Ik neem aan dat het CDA dat ook op de voet volgt. Dus het feit dát er sprake is van een oorlogssituatie verandert dan toch iets aan hoe we aankijken tegen uitzetting? Als de VN-Veiligheidsraad die wij hier zo belangrijk vinden en waar Nederland in gaat zitten, zegt dat er sprake is van een oorlogssituatie, dan wilt u als CDA toch niet mensen terugsturen naar een land in oorlog?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Precies daarom hebben we aan de Staatssecretaris gevraagd om dit heel erg nauwlettend te volgen en ervoor te zorgen dat we sneller een analyse hebben van het land en de verschillende gebieden. We hebben hem ook gezegd: zorg ervoor dat u in de individuele gevallen die tot u komen, juist de actualiteit meeweegt. Het kan namelijk vandaag ergens veilig zijn maar morgen niet. Het is juist de kracht van de constructie die we in Nederland gekozen hebben dat de Staatssecretaris in individuele gevallen kan zeggen: het moge zo zijn dat we formeel nog dit besluit niet hebben genomen en dat de streek waar u vandaan komt misschien veilig is, maar wij zien niet dat wij u daar veilig heen kunnen brengen en u daar een veilige toekomst heeft. Dan kan de Staatssecretaris daartoe een maatregel treffen. Ik heb juist gevraagd om bij het benutten van zijn discretionaire bevoegdheid extra te letten op de ontwikkelingen in Afghanistan.
De voorzitter:
De heer Bisschop heeft ook nog een vraag aan u.
De heer Bisschop (SGP):
Dat is omdat ik de stellige indruk heb dat mevrouw Van Toorenburg graag wat nader had willen ingaan op de voorlopige verblijfsvergunning. Op dit moment heeft die vergunning een looptijd van vijf jaar en daarna wordt bekeken of de situatie veilig is. In het regeerakkoord wordt dat in feite in tweeën geknipt. Dat betekent dat na drie jaar wordt bekeken of de situatie in het land van herkomst veilig is en dat wanneer die situatie niet veilig is, er voor twee jaar een verlenging gegeven kan worden. Daarna blijft alles bij het oude. Acht mevrouw Van Toorenburg dat toereikend om een goed asielbeleid op te zetten? Moet je de termijn waarbinnen mogelijk teruggezonden kan worden, niet per saldo verlengen? Dat gebeurt nu namelijk niet.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik denk dat wij tijdens de coalitieonderhandelingen hebben geprobeerd om in ieder geval een aantal stappen te zetten om duidelijk te maken dat wij een veilige haven willen zijn voor mensen die deze nodig hebben. Vervolgens willen we ook wel duidelijker aangeven dat asiel in beginsel tijdelijk is. Van de week was er de situatie van een man die terugkeerde naar een gebied dat helemaal in puin geslagen was. Deze oude man hoorde ik zeggen: dit is mijn land, hier ben ik geboren, hier zijn mijn ouders geboren en hier zet ik mijn schouders onder. Ik vond dat een heel heldere lijn en ik denk ook dat dit het uitgangspunt moet zijn. Mensen die vluchten moeten hier welkom zijn maar du moment dat het veilig is zou je ze terug moeten kunnen laten gaan. We zien ook dat het soms heel lang duurt voordat het veilig is. Dan kun je niet van mensen verwachten dat ze de rest van hun leven in de wacht staan. Dus daar zijn die termijnen voor bedacht. Het is bij onderhandelingen natuurlijk altijd geven en nemen, maar ik vind wel dat we met elkaar een manier hebben weten te vinden, waardoor de situatie iets duidelijker wordt in de eerste drie jaar, in de zin van dat men gevraagd kan worden om zijn schouders te zetten onder het land van herkomst om daar weer het verschil te maken. Als de situatie toch niet veilig genoeg is, kan dat na vijf jaar. Het gaat erom dat we dan uiteindelijk weten dat iemand zijn leven uit de wachtstand kan halen. Het duurt vaak al lang genoeg, zeker als het om kinderen gaat. Dus ik vind het een verantwoorde keuze, ook al hadden wij misschien zelf wel gedacht dat je het langer zou kunnen organiseren, maar daar heb je een meerderheid voor nodig en we hebben geen 76 zetels.
De voorzitter:
De heer Bisschop heeft nog een korte vervolgvraag en, naar ik hoop, heeft mevrouw Van Toorenburg daarop een kort antwoord.
De heer Bisschop (SGP):
De reactie is duidelijk; dit is het resultaat van een compromis dat geleid heeft tot een geringe verbetering. Ik deel namelijk de insteek zoals mevrouw Van Toorenburg die verwoordt, dat de mensen die hiernaartoe zijn gekomen en een tijdelijke verblijfsvergunning hebben, ook de mensen zijn die straks het land van herkomst zullen moeten opbouwen. Dus het kan een summum van medemenselijkheid lijken door zo ruimhartig mogelijk asiel toe te kennen, maar in feite gaat het om braindrain, gaat het om het benadelen van het land van herkomst. Dus in die zin voel ik wel met haar mee en wens ik haar ook veel sterkte. Wij zullen af en toe met wat voorstellen komen om het iets aan te scherpen en dan verheugt het mij wel dat het CDA in beginsel bereid is om dat te steunen. Dat vind ik wel een heel sympathieke gedachte.
De voorzitter:
Een heel korte reactie van mevrouw Van Toorenburg.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Het CDA zal altijd staan voor de handtekening die onder afspraken staat. Wij hebben nu met elkaar afgesproken dat het drie tot vijf jaar is. Daar zal ik voor staan maar ik ben het eens met de heer Bisschop dat het inderdaad een braindrain is, zeker wanneer je ziet dat de mensen die nog het meest krachtig zijn uiteindelijk vaak weg kunnen en dat de meest kwetsbare mensen achterblijven. Hoe krijg je dan in vredesnaam, letterlijk en figuurlijk, een land weer in de benen?
De voorzitter:
Dan komen we nu toe aan de bijdrage van mevrouw Becker van de VVD.
Mevrouw Becker (VVD):
Voorzitter. Dank aan de commissie dat ik vandaag in uw midden mag spreken. De heer Azmani was hier graag zelf bij geweest maar is door persoonlijke omstandigheden helaas op het laatste moment verhinderd.
Voorzitter. Dit kabinet zet in op een menswaardig en effectief migratiebeleid. Dat is nodig want de instabiliteit in de wereld heeft een ongekend aantal mensen in beweging gebracht. Sommigen zijn op de vlucht voor oorlog en anderen zijn migranten met een economisch motief. Daar moeten we een oplossing voor vinden, want de gevolgen zijn dramatisch. De menselijke drama's van vluchtelingen op bootjes staan nog op ons netvlies. Mensensmokkelaars maken nog steeds gebruik en misbruik van die situatie. En ook in ons eigen land zien we hoe de asielstroom en de gebrekkige integratie de verhoudingen in onze samenleving op scherp zetten.
We moeten dan ook de oorzaken van vluchtelingenstromen aanpakken. Daarnaast werken we verder aan het verbeteren van opvang in de regio. Door dicht bij huis bescherming te bieden nemen we de noodzaak voor migranten weg om naar Europa te komen. Komen ze hier wel, dan moeten ze worden teruggestuurd. Vluchtelingen die echt in de knel zitten, nodigen we uit. Dit gereguleerde asielbeleid zal het draagvlak voor dit beleid in ons land vergroten. Er is weinig begrip voor de instroom van asielzoekers met economische motieven, maar Nederlanders vinden het helemaal niet erg om hun bijdrage te leveren aan de opvang van een beperkt aantal vluchtelingen dat nergens anders terechtkan.
De VVD snapt dat de samenleving dan wel vindt dat zij zo snel mogelijk moeten meedoen in onze samenleving en niet onnodig gebruik moeten maken van onze sociale voorzieningen. Daarom hechten wij er zo aan dat asielzoekers met snellere procedures eerder weten waar ze aan toe zijn. Mogen ze niet blijven, dan moeten ze dat zo snel mogelijk weten. Procedures moeten sneller en eenvoudiger. Wat de VVD betreft verdient een kansarme zaak niet dezelfde mate van aandacht als een meer kansrijke zaak. Dat zou ook een betekenis moeten hebben voor de rechtsmiddelen. Ziet de Staatssecretaris ook de mogelijkheid om daar variatie in aan te brengen, in overleg met de Raad voor de rechtspraak en de Raad van State? Hierover staan ook een aantal passages in het regeerakkoord, waar zojuist ook het CDA al naar vroeg.
Wanneer asielzoekers wel in aanmerking komen voor verblijf, wil de VVD dat zij zo snel mogelijk de taal leren en integreren. Kan de Staatssecretaris aangeven of inmiddels bij een aanvraag voor verblijf voor onbepaalde tijd voor 100% aan de verzwaarde inburgeringsvereisten wordt getoetst? Hoe verloopt de samenwerking op dit punt met DUO, zodat ook tijdig consequenties volgen wanneer men weigert in te burgeren?
Als asielzoekers zich niet weten te gedragen, zullen wij hun vrijheid beperken. De VVD is blij met de brief van het kabinet waarin invulling is gegeven aan de motie-Azmani om niet de slachtoffers apart te zetten maar de overlastgevende asielzoekers onder extra toezicht en begeleiding te plaatsen. Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel asielzoekers inmiddels in dit verzwaarde regime worden opgevangen en zijn er al mensen uit dit regime die inmiddels het land hebben verlaten?
Voorzitter. Nederland wil alleen bescherming bieden aan mensen die het verdienen en dat geldt dus zeker niet voor oorlogsmisdadigers. We investeren in het team Internationale misdrijven van de IND, de zogenaamde 1F-unit, zodat we potentiële oorlogsmisdadigers in de asielstroom sneller kunnen signaleren. Tijdens de begrotingsbehandeling heeft mijn collega Azmani de Staatssecretaris gevraagd om in het bijzonder de Syrische dossiers met de kennis van nu opnieuw tegen het licht te houden. Kort na de begrotingsbehandeling zijn twee Syriërs opgepakt die worden verdacht van betrokkenheid bij terrorisme. Dit onderstreept nog eens het belang van het verzoek van de heer Azmani. Overigens is het wat de VVD betreft tijd om ook te bezien in hoeverre wij mensen kunnen gaan terugsturen naar Syrië, waar de situatie in bepaalde gebieden aanzienlijk veiliger is dan enige jaren geleden. Ik zie uit naar de uitwerking van de toezegging van de Staatssecretaris op dit punt.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Misschien is het goed als de VVD wat meer uitleg geeft over welke gebieden ze bedoelt in Syrië die nu veilig zouden zijn. Ik vervang op dit moment de heer Van Ojik die in het debat zat met de heer Zijlstra over de artikel 100-brief. Daarin zei de heer Zijlstra dat IS nog lang niet verslagen is in Syrië. Dus wat dat betreft is het handig dat we gelijk zo'n linkje hebben. De IS is nog lang niet verslagen en andere delen staan onder controle van Assad. Veel mensen die hierheen gevlucht zijn, zijn juist politieke tegenstanders van Assad. Ik heb ook gelezen wat de heer Azmani heeft gezegd, maar misschien kan de VVD even wat meer uitwerken welke mensen terug kunnen en naar welke gebieden in Syrië. Als je het zo algemeen stelt, wekt het heel veel onrust en het is bovendien niet reëel.
Mevrouw Becker (VVD):
Het is een vraag van de VVD aan de Staatssecretaris of hij kan aangeven welke gebieden meer veilig zijn en of hij ermee aan de slag kan gaan dat de mensen die uit die gebieden komen, erop worden voorbereid dat ze teruggaan. Dat is niet een door de heer Azmani uit de lucht gegrepen algemeen voorstel, maar dat baseert hij op een rapport van de UNHCR, waarin staat dat er inmiddels al een half miljoen zijn teruggekeerd. Dat gaat om gebieden als Aleppo, Homs en Damascus. Mensen die uit die gebieden kwamen, zijn inmiddels teruggekeerd. Dat zou wel een signaal kunnen zijn dat deze gebieden veilig genoeg zijn om naar terug te gaan. Wij vragen de Staatssecretaris: is dit inderdaad het geval en, zo ja, wil hij ook toezeggen dat hij deze mensen gaat voorbereiden op terugkeer, nog in deze kabinetsperiode?
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dat zijn gebieden waar de heer Assad nu leider is, die ook grote misdrijven tegen de menselijklheid heeft begaan. Althans, hij is door de VN beschuldigd van het gebruik van chemische wapens tegen zijn eigen bevolking. Er zitten daar ook veel politieke tegenstanders. Maar u acht die gebieden die nu onder leiding staan van zo'n regime, op zich veilig genoeg voor alle mensen, inclusief de politieke tegenstanders van Assad?
Mevrouw Becker (VVD):
Volgens mij heeft u mij geen statement horen maken waarin de VVD Syrië veilig verklaart. Volgens mij heeft u mij het kabinet horen vragen om te bekijken of bepaalde delen van Syrië veilig genoeg zijn om mensen naar terug te sturen omdat de VVD het van belang vindt dat als dat inderdaad het geval is, mensen ook weer teruggaan naar de plek waar ze vandaan komen, ook in lijn met het betoog dat zojuist door het CDA werd gehouden, en om daar weer te gaan bijdragen aan de opbouw van hun land, wat hard nodig is.
De voorzitter:
Zet u uw betoog voort.
Mevrouw Becker (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik zie uit naar de uitwerking van de Staatssecretaris op dit punt.
Ten aanzien van de lijst van veilige landen vindt de VVD het een goede zaak dat die lijst op ons verzoek verder is uitgebreid waardoor asielaanvragen vanuit landen als Brazilië, Jamaica, Trinidad en Tobago versneld kunnen worden afgewezen. In dat licht heeft de VVD meermalen aandacht gevraagd voor mensen die aangeven hun land om veiligheidsredenen te zijn ontvlucht terwijl ze wel terugkeren om daar vakantie te vieren. Denk aan Eritrea. Hoe staat het met de samenwerking met de Belgen en de Duitsers op dit punt?
Dan de beleidsreactie op het WODC-rapport aangaande informatiecampagnes om de irreguliere migratie te weren. Hoe staat het met het plan van DT&V, de Dienst Terugkeer en Vertrek, om de boer op te gaan in Albanië? Wordt daarbij ook al gebruikgemaakt van de kennis en de inzet van teruggekeerde Albanezen, die zelf kunnen aangeven dat het zinloos is om hierheen te komen? Welke acties wil de Staatssecretaris ondernemen om te komen tot een gecoördineerde effectieve EU-inzet op dit punt? Wordt het misschien niet tijd voor een soort mastercommunicatieplan? De VVD zou graag zien dat ook in Afrika de risico's van irreguliere migratie duidelijk worden gemaakt en dat actief contrapropaganda wordt gevoerd tegen mensensmokkelaars. Ook moet duidelijk worden gemaakt dat het de inzet is om deze mensen vooral perspectief te bieden op hun eigen continent.
Dan de evaluatie van de Wet biometrie. De VVD heeft de aanpak van fraude hoog op de agenda staan. Nu het nog te vroeg is voor een eindevaluatie, is onze vraag of de Staatssecretaris kan aangeven wanneer een vervolgevaluatie te verwachten is en hoe hij in de tussentijd al vervolgstappen gaat zetten.
In het inspectierapport Tussen handhaven en dienstverlenen stelt de inspectie vast dat toezichts- en handhavingstaken binnen de IND minder prioriteit hebben dan dienstverlenende taken. Wat gaat de Staatssecretaris daaraan doen? De VVD vindt dat de organisatie niet zou moeten doorschieten in een klantbenadering en dat handhaving uiteindelijk ook een centrale plek verdient. Zou dat niet een organisatiebreed aandachtspunt moeten zijn en is hij bereid meer capaciteit vrij te maken voor handhaving en toezicht?
De voorzitter:
Er is nog een interruptie van de heer Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De VVD heeft bij de begrotingsbehandeling samen met de coalitiepartijen een mooie motie ingediend om de asielprocedure voor christelijke en homoseksuele asielzoekers te verbeteren, omdat het nogal wat vergt om dat goed duidelijk te krijgen. Dat moet zorgvuldig gebeuren. Tegelijkertijd stelt het kabinet voor om de rechtsbijstand voor asielzoekers af te schaffen in de eerste fase, terwijl die rechtsbijstand precies is bedoeld om een zorgvuldige procedure mogelijk te maken. Hoe moet ik dat met elkaar rijmen?
Mevrouw Becker (VVD):
Volgens mij is het niet zo dat het kabinet voorstelt om de rechtsbijstand af te schaffen. En staat u mij toe, het is natuurlijk niet mijn portefeuille maar wat er over in het regeerakkoord staat, is dat rechtsbijstand in lijn met EU-regelgeving na een voornemen tot afwijzing van een asielaanvraag wordt verstrekt, mede ter ontlasting van de justitiële keten, zodat er ook capaciteit bij de IND vrijkomt die elders wordt ingezet. Nou, dat lijkt mij in lijn met EU-regelgeving. Ik heb de Staatssecretaris zojuist gevraagd hoe hij dit gaat uitvoeren. Ik denk dat dit is wat ik er als vervanger van de heer Azmani op dit moment over kan zeggen.
De voorzitter:
Eens kijken of de heer Van Dijk dan toch nog een tweede vraag aan u heeft.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Die EU-regelgeving is allemaal mooi, maar mijn vraag aan mevrouw Becker, die nu de VVD vertegenwoordigt, is hoe zij het afschaffen van de rechtsbijstand in de eerste fase van de asielaanvraag kan rijmen met haar oproep aan het kabinet om de aanvraag van homoseksuele en christelijke asielzoekers te verbeteren. Dan is juist die bijstand van een advocaat die de asielaanvrager kan helpen om dat zorgvuldig te doen, van belang. Wat de VVD wil is totaal met elkaar in strijd. Het zou u sieren als u dat vandaag toegeeft. En anders zou het heel jammer zijn.
Mevrouw Becker (VVD):
Volgens mij is de achtergrond hiervan dat we onze rechtsmiddelen willen inzetten voor de mensen van wie de kans groot is dat hun asielaanvraag gegrond is. Als er na een voornemen tot afwijzing van een asielaanvraag besloten wordt tot het afbouwen van de rechtsbijstand voor deze groep zodat we voor andere groepen meer rechtsbijstand en andere middelen van IND-capaciteit kunnen inzetten, dan is dat een gedachte die ik kan steunen. Die heeft volgens mij niet zo heel veel te maken met de motie waar de heer Van Dijk het nu over heeft en de bijdrage die de VVD daaraan geleverd heeft. Maar we gaan ook het antwoord van de Staatssecretaris op dit punt afwachten.
De voorzitter:
Dan komen we toe aan de bijdrage van de heer Fritsma van de PVV.
De heer Fritsma (PVV):
Voorzitter. Er staat veel op de agenda, dus steek ik maar gelijk van wal met het punt van Eritreeërs die in eigen land vakantie vieren. Het gaat dan overduidelijk om nepvluchtelingen die in het land van herkomst helemaal niets te vrezen hebben. Deze vakantievierders komen er helaas ook nog mee weg en dat vindt de PVV onacceptabel. Er is nog niet één verblijfsvergunning ingetrokken van zo'n Eritreeër die in het land van herkomst vakantie viert. En dat terwijl bekend is dat alleen al in Rotterdam elk jaar zo'n 1.000 reizen naar Eritrea worden verkocht aan Eritreeërs. Zelfs het Ministerie van Buitenlandse Zaken meldt in een ambtsbericht dat Eritreeërs ook als ze een asielstatus hebben, zonder gevolgen naar Eritrea terug kunnen keren voor vakantie of familiebezoek en dat ook in groten getale doen. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is dan ook wat hier aan de hand is. Waarom is de zaak voor Eritrese nepvluchtelingen zo makkelijk te flessen en wat gaat het kabinet doen om hier verandering in aan te brengen en om wel verblijfsvergunningen in te trekken? Hoe zit het met al die Eritreeërs die hier in Nederland openlijk het regime van hun land van herkomst steunen? Dat zagen we bijvoorbeeld ook bij een bijeenkomst in Veldhoven die iedereen zich wellicht kan herinneren. Deze mensen die het regime van hun land van herkomst steunen, hebben duidelijk niets te vrezen maar ook zij hebben toch een asielstatus gekregen. Ook hierbij is de IND dus duidelijk geflest. Ook ten aanzien van dit punt wil de PVV weten of er inmiddels wel verblijfsvergunningen zijn ingetrokken en, zo ja, hoeveel dat er dan zijn.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Groothuizen.
De heer Groothuizen (D66):
Ik kan die zo snel niet vinden maar ik heb de brief gelezen waarin staat dat er is gekeken naar Eritreeërs met een asielvergunning die naar Eritrea, in de woorden van de heer Fritsma, op vakantie zouden zijn gegaan. In die brief staat echter expliciet dat daar niets van is gebleken. Dus misschien kan de heer Fritsma ons vertellen waar hij zijn verhaal op baseert.
De heer Fritsma (PVV):
Ik baseer dat bijvoorbeeld op uitlatingen van het reisbureau Red Sea Travel in Rotterdam. Eerder dit jaar stond in De Telegraaf dat de man van dit reisbureau heeft gezegd dat ieder jaar, ieder seizoen zo'n kleine 1.000 tickets naar Eritrea worden verkocht aan Eritreeërs. Dus er is veelvuldig door Eritreeërs gereisd naar het land van herkomst. Ik wijs ook op het ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, waarin staat dat er in groten getale naar Eritrea wordt gegaan en dat zelfs als Eritreeërs een asielstatus hebben, dit zonder gevolgen blijft en ze in Eritrea niets te vrezen hebben van het feit dat ze in West-Europa, in Nederland asiel hebben gekregen. Er zijn heel veel signalen. De Eritrese autoriteiten bevestigen het ook zelf, zoals we in het ambtsbericht van Buitenlandse Zaken kunnen lezen. Er wordt dus heel veelvuldig door Eritreeërs naar Eritrea gereisd. Als het kabinet zegt «we hebben dat niet gezien», dan betekent dat dat er een verschrikkelijk groot handhavingsprobleem is. Het probleem is namelijk overduidelijk.
De heer Groothuizen (D66):
Ik denk dat het probleem meer is dat de heer Fritsma zijn brieven slecht leest, want volgens mij wordt daar heel nadrukkelijk in uitgelegd dat er verschil is tussen mensen die een tijdelijke asielstatus hebben en niet naar Eritrea kunnen reizen om de redenen die de heer Fritsma ook aangeeft en dat dus ook niet doen – dat is in ieder geval niet geconstateerd – en mensen die bijvoorbeeld uit Eritrea komen maar inmiddels het Nederlanderschap hebben verworven of andere mensen die best naar Eritrea kunnen gaan en dus ook een ticket kunnen kopen. Dus volgens mij verwart de heer Fritsma een hoop dingen en ik vrees een beetje dat hij dat bewust doet om hier een bepaald beeld te schetsen, wat ik eigenlijk heel kwalijk vind.
De heer Fritsma (PVV):
Ik doe een beroep op het gezond verstand van mijn collega van D66. Kijk naar de cijfers. De instroom van Eritreeërs is met name gekomen in de afgelopen jaren. De afgelopen jaren is de bulk van de Eritrese migranten naar Nederland gegaan. Als dan gezegd wordt dat er in Rotterdam 1.000 reizen naar Eritrea per jaar worden verkocht aan Eritreeërs en dat dat Eritreeërs zijn die Nederlander zijn geworden en dus heel lang geleden naar Nederland zijn gegaan, dan is dat in mijn ogen volkomen onwaarschijnlijk. Hier is een groot handhavingsprobleem aan de orde en dat probleem moet door het kabinet worden opgelost, want mensen mogen er gewoon niet mee wegkomen dat de zaak wordt geflest.
De voorzitter:
Zet u uw betoog voort.
De heer Fritsma (PVV):
Ondertussen zit het kabinet-Rutte III er nog maar net, maar worden er aan allerlei categorieën vreemdelingen alweer makkelijker verblijfsvergunningen gegeven. Of het nu gaat om afvallige moslims uit Pakistan of Iran of om mensenrechtenactivisten uit Sudan, het kabinet gooit de deur wagenwijd open. De ene na de andere brief geeft aan dat er makkelijker verblijfsvergunningen worden verstrekt. De mensensmokkelaars die alle reizen en alle vluchtverhalen verkopen, weten dus weer precies waar ze moeten zijn. In plaats van de hele wereld op een asielstatus te trakteren, moet het kabinet natuurlijk zorgen voor een volledige asielstop. Stop met het binnenhalen van al die gelukszoekers die voor hun komst in Nederland vaak al door meerdere veilige landen zijn gereisd en hier dus helemaal geen bescherming nodig hebben. Graag een reactie van de Staatssecretaris.
Voorzitter. Een ander heel zorgwekkend punt voor de PVV-fractie betreft het arrest-Chavez-Vilchez, dat ook op de agenda staat. Het Hof van Justitie van de EU bevestigt daarin dat een vreemdeling die ouder is van een minderjarig Nederlands kind, aanspraak kan maken op een afgeleid verblijfsrecht in de Unie. Het kabinet heeft al aangegeven dat het percentage inwilligingen van deze verblijfsaanvragen in deze categorie zal stijgen. Mijn vraag is dan met hoeveel. Bij de hele asielindustrie kan dus weer de vlag uit, want aan illegalen zal het advies worden gegeven om hier zo snel mogelijk een kind op de wereld te zetten en dan komt de verblijfsvergunning vanzelf. Met dank aan die rare EU-regels die met enige realiteitszin helemaal niets te maken hebben. Aan de Staatssecretaris de oproep om die gevaarlijke EU-regels eindelijk eens te bestrijden.
Voorzitter. Dan de brief over de extra begeleidings- en toezichtslocatie in Amsterdam. Dit is de PVV-fractie ook een doorn in het oog want overlastgevende en criminele asielzoekers moet je uitzetten. Je moet zeker geen speciale opvang aan ze geven op kosten van de belastingbetaler en je moet ze al helemaal geen verblijfsvergunning geven. De PVV wil graag dat de Staatssecretaris ook op dat punt kleur bekent. En dan doel ik op het punt van het openbare-ordebeleid. Is de Staatssecretaris het ermee eens dat criminele asielzoekers hier geen verblijfsrecht mogen krijgen? Is hij het ermee eens dat de huidige situatie, waarbij zelfs een gevangenisstraf van vijf maanden niet eens wordt tegengeworpen in de asielprocedure, niet uitlegbaar is? Gaat hij ook op dit punt de strijd aan met de EU, die ons ook dit softe wanbeleid opdringt en ons dus ook criminele vreemdelingen opdringt? Graag helderheid hierover, want als je ten aanzien van de asielinstroom niet eens de bereidheid hebt om de criminelen eruit te filteren, dan is het einde natuurlijk zoek.
Voorzitter. Over criminelen gesproken, ik heb ook een vraag over die malloot, die terrorist die in Amsterdam een Israëlisch restaurant heeft gesloopt. Het schandaal wordt eigenlijk steeds groter. Er zijn heel veel vragen over te stellen. Deze man had natuurlijk nooit op vrije voeten gesteld mogen worden, maar ik beperk mij nu tot de portefeuille van de Staatssecretaris, dus tot de vreemdelingrechtelijke aspecten. Deze Palestijnse dader had volgens mediaberichten een tijdelijke verblijfsstatus in Nederland. Klopt het dat dit een asielstatus betreft en, zo ja, hoe heeft hij door de screening kunnen komen? Hij heeft zelf verklaard in Syrië te hebben gevochten. Wellicht moet hij dan een 1F-status hebben gekregen, dus geen verblijfsvergunning.
De voorzitter:
Wilt u afronden?
De heer Fritsma (PVV):
Hoe kan het dat er een vergunning is verstrekt? Wanneer wordt deze vergunning ingetrokken? De glijdende schaal is hier wellicht van toepassing, omdat hij al een verblijfsstatus heeft. Hoe lang is hij in Nederland? Welke gevangenisstraf geldt in zijn specifieke geval? Kan ervoor gezorgd worden dat de straf zo hoog is dat hij kan worden uitgezet? Want een strafje voor vernieling is natuurlijk lariekoek. Het moet een terroristisch misdrijf zijn met een grote en zware straf, zodat het verblijfsrecht kan worden ingetrokken.
De voorzitter:
Tot zover, want de tijd zit er ruim op.
De heer Fritsma (PVV):
Dat is jammer, maar dan laat ik het hierbij, voorzitter.
De voorzitter:
U heeft nog een tweede termijn. We gaan naar mevrouw Buitenweg van GroenLinks luisteren.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Mijnheer de voorzitter. Ik doe mijn inbreng mede namens de Partij van de Arbeid. Ik hoop daarbij op enorm veel meer minuten maar ik weet niet of dat helemaal lukt. Ik wil in mijn inbreng stilstaan bij het kinderpardon, de nationale asielopvang en het landenbeleid.
Ik wil beginnen met het kinderpardon dat in dit overleg nog niet eerder genoemd is. Dat laatste begrijp ik ook wel, omdat we het bij de begrotingsbehandeling al uitgebreid hebben behandeld, maar daarmee kan het toch niet klaar zijn, want de kinderen om wie het gaat, leven wel in de werkelijkheid dat als ze 's ochtends wakker worden, ze niet zeker weten of ze 's avonds weer in hetzelfde bed zullen liggen of dat ze opgepakt worden om uitgezet te gaan worden naar een land dat ze niet kennen. Daarom zullen we er ook nu op terug moeten komen.
De Staatssecretaris heeft beloofd om het kinderpardon realistisch en zorgvuldig uit te voeren. Ik dacht: ja, het moet er nog maar eens bijkomen dat een gedrocht van een regeling ook nog eens onrealistisch en onzorgvuldig zal worden uitgevoerd. Wat mij betreft was die oproep maar een heel dun schaamlapje, want het gaat er vooral om dat de regeling – ik heb overigens liever een andere regeling – heel ruimhartig zal worden uitgevoerd, in het belang van het kind en in het belang van Nederland. Vandaag is er een petitie gestart onder de titel «Ze zijn al thuis», gesteund door veel mensen, waaronder Jan Terlouw, Katja Schuurman en Gerard Spong. Er is gewoon voldoende draagvlak in Nederland om die kinderen een plek in Nederland te geven. Eerder hebben verschillende coalitieleden gezegd dat een versoepeling van de criteria juridisch heel erg moeilijk ligt. Ik ben juridisch genoeg onderlegd om te weten dat er altijd wel een mouw aan te passen valt. Dus wat dat betreft wil ik graag van de Staatssecretaris weten of dat inderdaad nog een probleem is. Als dat het geval is, zou ik met een aantal voorstellen willen komen om hem te helpen met zijn juridische hobbels.
Dan de herziening van de nationale asielopvang. Daarvoor wil ik een compliment geven; dat kan je af en toe ook hebben. De nieuwe coalitie heeft voornemens om een flexibeler systeem te hebben dat makkelijker op- en afgeschaald kan worden bij verandering in het aantal mensen dat hier komt om asiel aan te vragen. Daarbij worden asielzoekers die een grotere kans hebben op een vergunning in azc's geplaatst in een regio waar ze later ook geplaatst zullen worden als ze een status krijgen, zodat de integratie soepel verloopt. Daar is GroenLinks positief over. Sterker nog, we roepen het al jaren maar we zijn er ook echt positief over.
We zijn wel benieuwd naar de uitwerking van die plannen. Waar komen die locaties en wanneer verwacht de Staatssecretaris dit systeem draaiende te hebben? En ook niet onbelangrijk: wat kost deze operatie en zullen eventuele meerkosten niet als eerstejaarsopvangkosten doorgerekend worden naar de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking? Hoe zit het met de continuïteit? Het bestuursakkoord asiel, waaruit onder andere gemeentelijke projecten om integratie van statushouders te bevorderen worden gefinancierd, loopt eind dit jaar af. Hoe gaat de Staatssecretaris hiermee om? Hoe garandeert hij dat gemeenten verder kunnen met dergelijke projecten?
Dan een aantal landen, te beginnen met Oekraïne. Vorig jaar is Oekraïne toegevoegd aan de lijst van veilige derde landen en daarbij werd geen uitzondering gemaakt voor homo's, lesbiennes, biseksuelen, transseksuelen en mensen met een intersekse-conditie ofwel lhbti's. Daar heeft GroenLinks al eerder kritiek op geuit. We hebben er ook vragen over gesteld en in antwoord daarop stelt de Staatssecretaris dat weliswaar sprake is van sociale discriminatie en intimidatie maar dat het systeem van rechtsmiddelen voldoende waarborgen biedt tegen schendingen van de rechten en vrijheden. Ach ja, het rechtssysteem. Is een land veilig als je permanent bang moet zijn voor geweld, als je regelmatig in elkaar geslagen wordt, waar je te maken hebt met haat en intimidatie, met doodsbedreigingen maar je wel toegang hebt tot de rechter, in ieder geval op papier? Dit is een echt serieuze vraag. Meent de Staatssecretaris dat de politie in Oekraïne nu werkelijk een macht is die homo's beschermt of slaan politiemensen daar homo's ook gewoon regelmatig in elkaar, zeker in de regio? Mijn vraag is – UNHCR vraagt het ook – of de regering bereid is Oekraïne niet als een veilig derde land te beschouwen voor deze specifieke groep lhbti's.
Ten aanzien van Brazilië is aangetekend dat in individuele zaken bijzondere aandacht moet worden gegeven aan lhbti's. Dat lijkt mij terecht, dank u wel, maar er is een andere groep waar Brazilië uitzonderlijk gevaarlijk voor is, en dat is voor klimaatactivisten. De afgelopen drie jaar zijn er volgens The Guardian in Brazilië 142 klimaatactivisten vermoord en het afgelopen jaar 50. Het betrof vooral activisten die de illegale houtkap in het Amazonewoud bestreden. Is de Staatssecretaris daarvan op de hoogte en ziet hij kans om deze groep meer bescherming te gaan bieden?
Ik wil ook de situatie van een grote groep Nederlandse ingezetenen van Chinese afkomst onder de aandacht van de Staatssecretaris brengen. Het zijn mensen die legaal in Nederland wonen, soms al meer dan twintig jaar, maar geen Chinees paspoort en geen geboorteakte hebben en daardoor niet de Nederlandse nationaliteit kunnen aanvragen. Ze zitten echt klem. De eisen die de IND stelt, zijn kafkaësk: mensen moeten naar het land van herkomst om te zoeken naar hun documenten, maar ze kunnen China niet in omdát ze geen reisdocumenten hebben. Is de Staatssecretaris bereid om een oplossing te zoeken voor deze legaal hier verblijvende groep?
Mijn laatste punt is Irak. Het landenbeleid voor Irak is in februari dit jaar op enkele punten gewijzigd. Bij die wijziging is geen aandacht geweest voor de kwetsbare positie van islamafvalligen. Recent is The Freedom of Thought Report van de International Humanist and Ethical Union gepubliceerd. Dat stelt dat Irak voor afvalligen een van de gevaarlijkste landen ter wereld is. Volgens de UNHCR is er een hoge waarschijnlijkheid dat bekering in Irak leidt tot geweld van de eigen familie, de stam en de gemeenschap. Is de Staatssecretaris het met me eens dat je mensen niet mag vragen om terughoudend te zijn met hun geloofsbelijdenis? En is hij bereid om islamafvalligen uit Irak aan te wijzen als risicogroep en ze meer bescherming te bieden?
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u zeer. Dan komen we toe aan de bijdrage van de heer Groothuizen van D66.
De heer Groothuizen (D66):
Dank u wel, voorzitter. Er staat vandaag een enorm aantal brieven op de agenda. Ik heb een selectie gemaakt van de punten die mij het meest opvielen. Dat wil niet zeggen dat andere punten niet van belang zijn, want er zijn heel veel thema's die onze aandacht vereisen.
Ook ik begin met een compliment aan de Staatssecretaris. Mijn fractie is bijzonder ingenomen met het gewijzigde landenbeleid voor de Russische Federatie. Ik denk dat iedereen zich nog wel de schokkende berichten herinnert uit het begin van dit jaar uit Tsjetsjenië, waar homoseksuele mannen werden gemarteld en vermoord. Diverse fracties, onder andere die van de heer Van Dijk, hebben daar toen aandacht voor gevraagd. Ik vind het heel goed dat nu is besloten dat lhbti's uit Tsjetsjenië in principe een verblijfsvergunning krijgen. Ik denk dat dat echt een stap vooruit is. Daarvoor een compliment. Ik heb overigens nog wel een vraag. De vorige Staatssecretaris heeft aangegeven, naar ik meen in een overleg in de JBZ-Raad, dat indien de aanvraag van iemand uit Tsjetsjenië zou worden afgewezen, die casus aan hem zou moeten worden voorgelegd. Geldt dat nog steeds? En zo ja, hoe vaak is dat gebeurd? Ik ben daar wel benieuwd naar.
Van Rusland ga ik door naar Eritrea. Het is goed dat de IND het herbeoordelingskader heeft aangepast en nu eerder gebruikmaakt van indicatieve documenten en ook eerder DNA-onderzoek aanbiedt om eventuele familierelaties vast te stellen. Ik hoor echter nog regelmatig van organisaties in den lande dat er wel problemen zijn rond asielzoekers uit Eritrea. Ze geven in de kern aan dat iedere samenwerking met de autoriteiten in Eritrea potentieel heel gevaarlijk is voor familieleden of vrienden die zijn achtergebleven in dat land. Zou de Staatssecretaris op dat punt kunnen ingaan? Zou hij ook kunnen ingaan op de wachttijden voor gezinsherenigers uit Eritrea? Hoe lang zijn die wachttijden? Hoe lang moeten mensen wachten tot ze de procedure in kunnen? Ook op dat punt krijg ik graag een reactie.
Ik ga door naar Cuba. Ik las onlangs in een regionale krant dat er de laatste maanden een toename is van het aantal homoseksuele vluchtelingen en transgendervluchtelingen uit Cuba. Kan de Staatssecretaris die berichten bevestigen? En als er inderdaad een toename is, kan hij dan aangeven wat er op Cuba aan de hand is en of we daar een nadere inschatting moeten gaan maken?
Ik ga door naar de situatie in Nederland. In een brief van UNICEF – ik neem aan dat meerdere fracties die hebben gehad – wordt aandacht gevraagd voor kinderen die uit asielzoekerscentra verdwijnen. Die brief noemt dat er van de 60 kinderen die in 2016 in een beschermde opvang hebben gezeten, maar liefst 30 zijn verdwenen. En er zouden ook nog 260 kinderen zijn verdwenen uit andere opvanglocaties. Hoewel ik me kan voorstellen dat daar een wereld van oorzaken achter ligt, vind ik die cijfers toch nog wel verontrustend. Ik vond het nogal veel. Kan de Staatssecretaris aangeven of die cijfers kloppen? Als ze kloppen, welke maatregelen neemt hij dan, of kan hij nemen, om dit soort verdwijningen te voorkomen?
Ik kom op een heel ander punt, namelijk de tolken. Ik zei al dat het een beetje een bloemlezing zou worden vandaag, maar dat ligt aan de aard van deze bijeenkomst. Voor een goede beoordeling van asielverzoeken is de kwaliteit van tolken van heel groot belang. Er ligt een rapport van ongeveer een jaar geleden van een bureau met een bijzonder ingewikkelde afkorting, die ik hier niet ga herhalen. U zult weten waar ik het over heb. In dat rapport zijn een aantal aanbevelingen vervat. De Staatssecretaris schrijft in een brief van januari dit jaar dat hij met die aanbevelingen aan de slag gaat en dat hij daar wel een jaar of twee voor nodig denkt te hebben. Inmiddels zijn we op de helft en ben ik eigenlijk wel benieuwd hoe het staat met de implementatie van die aanbevelingen. Kan de Staatssecretaris daar iets over zeggen? Wat moet er nog gebeuren en wat is er al gedaan?
Tot slot ga ik in op het terugkeerbeleid. Anderen hebben daar ook over gesproken. De Staatssecretaris schrijft over een initiatief van Europa om te komen tot bindende terugnameovereenkomsten met Marokko en Algerije. Hij schrijft dat dat een proces van lange adem is. Daar kan ik me iets bij voorstellen, maar dan ben ik wel benieuwd waar we precies staan in dit proces. Kan de Staatssecretaris ook aangeven hoe het proces er in de komende tijd uit gaat zien?
Dank u wel.
De heer Jasper van Dijk (SP):
We lezen vandaag over de petitie Ze Zijn Al Thuis. Dat is een petitie van BN'ers, onder wie Jan Terlouw, een partijgenoot van de heer Groothuizen. Die zegt: er zijn hier ongeveer 400 kinderen en die zouden onder het kinderpardon moeten vallen, dus laat ze hier toe, laat ze in Nederland blijven. Dat is eigenlijk precies in lijn met de motie-Voordewind, die D66 van harte heeft gesteund. Steunt u die oproep van de BN'ers in de petitie? Kunnen we op u rekenen?
De heer Groothuizen (D66):
De situatie van die kinderen gaat D66 aan het hart. Daarom hebben we daar in de formatiebesprekingen ook hard aan getrokken, samen met de ChristenUnie. Alleen was de situatie zo dat twee partijen pleitten voor een verruiming en twee partijen eigenlijk helemaal van het kinderpardon af wilden. Die discussie is geëindigd in de constatering dat het kinderpardon blijft bestaan in zijn huidige vorm.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dus dit is hoe politiek werkt. Hier is een keiharde uitruil gemaakt. D66 heeft zijn standpunt rond een verruiming van het kinderpardon ingeruild, weggezet, weggeparkeerd voor het pluche en voor de macht. Moet ik het zo zien?
De heer Groothuizen (D66):
De heer Van Dijk doet mij een beetje denken aan iemand die niet de boksring in wil stappen en het gevecht niet aangaat, maar die als de wedstrijd is afgelopen alsnog instapt en met stoere teksten komt. Ik zou tegen de heer Van Dijk willen zeggen: had u maar meegedaan aan de formatiebesprekingen; had u zich toen maar hard gemaakt voor het kinderpardon. Wij hebben daar heel erg hard aan gewerkt en u gaat nu, na afloop van die besprekingen, zwarte pieten uitdelen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter, wat een volstrekte flauwekul is dit.
De voorzitter:
Voorzitter, ik ... Nou, daar moet ik echt van af! Het is een soort natuurlijke neiging om, als je hier iets gaat zeggen, eerst even «voorzitter» te zeggen. Maar dat ben ik zelf. Meneer Van Dijk, ik herinner me niet dat ik u het woord heb gegeven. Dat ga ik zo wél doen, overigens. Als u mij toestaat, doe ik dat nu, voor uw eigen bijdrage. Het woord is aan de heer Van Dijk van de Socialistische Partij.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dank u wel. Wat een volstrekte onzin van de D66-collega naast me om mij nu te gaan verwijten wat hij zelf heeft ingeruild en weggegeven. Dat was de vraag. U heeft daar geen antwoord op gegeven, maar ik moet vaststellen dat deze kinderen in de kou staan, onder aanvoering van dit kabinet met D66. Zo is het en niet anders.
Voorzitter. Er bestaat veel onduidelijkheid over de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers. Het kabinet wil acht bed-bad-broodvoorzieningen, maar voert daarbij een meewerkcriterium in. We weten van de buitenschuldverklaring en het kinderpardon dat het meewerkcriterium leidt tot extreem strenge toepassing van regelingen, waardoor bijna niemand er meer voor in aanmerking komt. Ik vraag de Staatssecretaris: wie worden er toegelaten tot de bed-bad-broodvoorzieningen en wie niet? Komen mensen die nog in procedure zijn in aanmerking? En mensen die niet terug kunnen naar het land van herkomst, omdat dat land hen niet terug wil nemen? Hoe zit het met de zogenaamde 1F'ers, die geen vergunning krijgen maar ook niet kunnen worden uitgezet?
Voorzitter. Afgelopen week las ik in Het Parool over een uitgeprocedeerde vrouw met twee kinderen die in Amsterdam op straat kwam te staan. Verschillende instanties wisten de weg niet, waardoor de politie hen in een kraakpand plaatste, nota bene van de vluchtelingenactiegroep We Are Here. Hoe gek kan het worden? Vluchtelingenkinderen mogen toch niet op straat worden gezet? Hoe kan het dat er geen adequate opvang is gevonden voor dit gezin, ondanks de betrokkenheid van velen? Vorig jaar bleek uit onderzoek dat Armeense gezinnen hardhandig worden uitgezet, waarbij tien of meer politieagenten vroeg in de ochtend onverwacht voor de deur staan. Soms worden ouders en kinderen gescheiden uitgezet. Wat gaat u doen om het uitzetbeleid gezinsvriendelijker te maken? Ik vroeg de heer Groothuizen al naar de petitie Ze Zijn Al Thuis. Ik krijg daarop ook graag een reactie van de Staatssecretaris. Gaat hij de petitie dan misschien tekenen?
De coalitie wil dat de geaardheid van vluchtelingen zorgvuldiger wordt beoordeeld. Dat stond ook in een motie. Dat is goed nieuws, maar hoe zien de coalitiepartijen dat voor zich? Moet er een nieuwe werkinstructie komen bij de IND? Want in de huidige werkinstructie staat dat de nadruk wordt gelegd op het bewustwordingsproces. «Kunt u ons vertellen: hoe bent u nou homoseksueel geworden?» Zo'n soort gesprek vindt er dan plaats, in mijn woorden. Maar dat is nou juist het punt. Er is een taboe op homoseksualiteit in veel landen van herkomst, waardoor asielzoekers tegen hun omgeving niet zijn uitgekomen voor hun seksualiteit. Is het nou wel zo slim dat dit bewustwordingsproces in die intake zit? Moet dat niet geschrapt worden?
Ik vroeg het al aan mevrouw Becker: aan de ene kant moet er een zorgvuldiger proces komen voor deze groepen, maar aan de andere kant wordt de rechtsbijstand geschrapt. Dat kan ik niet met elkaar rijmen. Die twee hebben elkaar juist nodig. Anders wordt de uitvoering van de motie om de procedure zorgvuldiger te maken, een beetje een dooie mus. Deelt de Staatssecretaris die mening?
In Egypte zijn vanaf de zomer meer dan 75 homoseksuelen opgepakt onder de noemer «losbandigheid». Is de regering bereid om deze groep als risicogroep aan te merken, zodat deze mensen ook in aanmerking komen voor asiel?
De uitzettingen naar Afghanistan gaan helaas nog steeds door, hoewel we allemaal weten dat het waanzinnig gevaarlijk is in Afghanistan. Het land is in oorlog. Wat mijn partij betreft, zou er een uitzetstop moeten komen, een zogenaamd moratorium. Ik vraag de regering of zij daar alsnog toe over wil gaan, gezien de verslechteringen. Zo nee, is de Staatssecretaris dan bereid om de beoordeling, dus het landenbericht, naar voren te halen en er nog sneller mee te komen, zodat de Afghanen die nu op de lijst staan om mogelijk uitgezet te worden, hopelijk toch nog geholpen kunnen worden? Graag een reactie.
Dan de situatie in Griekenland.
De heer Fritsma (PVV):
Ik heb toch nog een vraag aan de fractie van de SP naar aanleiding van het pleidooi van de SP voor een ruimere pardonregeling en voor meer bed-bad-brood. Dan is de logische vraag: wat is voor de SP-fractie eigenlijk de wettelijke vertrekplicht waard? Het gaat hier per definitie om mensen die uitgeprocedeerd zijn en tot aan de hoogste rechter te horen hebben gekregen dat ze hier niet mogen zijn en weg moeten. Die wettelijke vertrekplicht geldt voor al deze mensen waarvan u zegt dat we ze hier in Nederland moeten laten blijven. Dus zegt u nu gewoon: wees burgerlijk ongehoorzaam en trek je maar niks aan van de uitspraak van de rechter, van de wet en van de wettelijke vertrekplicht? Want daar komt het zo te horen toch een beetje op neer.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Nee hoor, ik ben het ermee eens dat mensen moeten vertrekken als ze niet in Nederland mogen blijven. Dat moet de basisregel zijn. Helaas zijn er nogal wat situaties waarin vluchtelingen in een patstelling terechtkomen, bijvoorbeeld omdat onduidelijk is naar welk land ze terug moeten of omdat het land van herkomst ze niet terugneemt, en noem maar op. Deze mensen vallen tussen wal en schip en daar is de hele bed-bad-broodregeling op gefundeerd. Op dat moment vind ik dat we in Nederland een zorgplicht hebben en dat we mensen niet onder de brug kunnen laten slapen. Als de PVV zegt «ja, laat deze mensen maar lekker wel onder de brug slapen», dan moet de heer Fritsma dat duidelijk zeggen. Ik denk niet dat gemeentes, bewoners van gemeentes en kiezers van de PVV daar blij mee zijn, zeker niet als ze naast die brug wonen. Maar dan weten ze in ieder geval waar ze aan toe zijn met de PVV.
De heer Fritsma (PVV):
Nee, de PVV zegt: deze mensen moeten terug naar hun land van herkomst. Dat heeft de rechter namelijk ook gezegd. En alles wat u zegt om dat te bestrijden, klopt niet. U heeft gezegd: ze kunnen niet terug naar hun land van herkomst. Dat klopt niet. Zie het onderzoek van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken waaruit blijkt dat mensen wel terug kunnen. Ze kunnen niet gedwongen uitgezet worden, maar ze kunnen wel vrijwillig terugkeren. Er zijn eerder te veel buitenschuldvergunningen afgegeven dan te weinig. Eigenlijk is dit met de SP onbegonnen werk, want de heer Van Dijk noemt deze mensen ook gewoon vluchtelingen, terwijl de IND en de rechters hebben aangetoond dat het helemaal geen vluchtelingen zijn. Want ze hebben geen asielstatus gekregen en ze moeten terug naar het land van herkomst. De SP zegt steeds maar dat deze mensen vluchtelingen zijn, dat ze moeten blijven en dat de vertrekplicht niks waard is. Dat is precies wat er gebeurt. Met al die pleidooien voor bed-bad-brood en voor ruimere pardonregelingen zegt de SP-fractie gewoon: alle illegalen mogen hier blijven. Dat is een heel gevaarlijke uitgangspositie wat de PVV betreft.
De voorzitter:
Ik heb geen vraag gehoord, maar ik weet niet of u er nog op wilt reageren, meneer Van Dijk.
De heer Fritsma (PVV):
Ik wil wel een reactie hierop.
De voorzitter:
Nou, nee, het hoeft niet. Ik ga de heer Van Dijk niet uitlokken, maar ik geef hem toch de gelegenheid om even te reageren.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Het teleurstellende is dat de heer Fritsma nooit ingaat op mijn antwoorden. Ik heb gezegd: wie niet in Nederland mag blijven, moet weg. Dat is de startpositie. Als er mensen tussen wal en schip vallen, om welke reden dan ook, dan hebben we in Nederland een zorgplicht. We laten mensen niet in de kou staan. Daarvoor steekt de PVV haar kop in het zand. De PVV laat die mensen onder de brug slapen, wat tot onvrede leidt, niet alleen bij de vluchtelingen maar ook bij de bewoners. Wat heb je toch ontzettend weinig aan de PVV als het gaat om oplossingen.
De voorzitter:
Zet u uw betoog voort.
De heer Jasper van Dijk (SP):
In Griekenland gaat het ook niet goed. Uit berichten blijkt dat er geen adequate opvang is voor de duizenden asielzoekers. We hebben daar vorige week ook over gesproken. Is het juist dat de Staatssecretaris mensen uit Nederland, zogenaamde Dubliners, terug wil sturen naar Griekenland? Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Volgens mij waren we het er vorige week vrij breed over eens dat er in Griekenland een oplossing gevonden moet worden voor de mensen op de eilanden. De vraag is of het dan helpt om ze naar het vasteland te sturen, want ook daar ontbreekt het vaak aan voorzieningen. Graag een reactie.
Amnesty heeft een rapport over Libië geschreven, waaruit blijkt dat het personeel van detentiecentra mensen berooft, eten en drinken onthoudt en dwingt hun familie te bellen om geld af te troggelen. Ook de Libische kustwacht berooft mensen en neemt geld aan van smokkelaars. De Libische kustwacht dus, die geholpen wordt door de Europese Unie. Ik heb de volgende oproep gedaan: vermijd elke steun aan het terugsturen van vluchtelingen naar Libië. Amnesty zegt dat dit al gebeurt. Deelt de Staatssecretaris die mening?
Voorzitter, daar laat ik het bij.
De voorzitter:
Ik dank u zeer. Dan komen we toe aan de bijdrage van de heer Bisschop van de SGP.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Ik wil op een drietal punten ingaan. Als eerste op de snelheid van procedures. Alle betrokkenen hebben baat bij een snelle afhandeling van asielzaken. In de eerste plaats weet de asielzoeker zelf waar hij of zij aan toe is. Daarnaast is het van belang voor de Immigratie- en Naturalisatiedienst, het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, de Dienst Terugkeer en Vertrek en de Nederlandse burger. Duidelijkheid en snelheid staan wat de SGP betreft voorop. Zodra helder is dat iemand in Nederland een verblijfsstatus krijgt, moet zo snel mogelijk werk worden gemaakt van een goede integratie. Nu wil de Staatssecretaris ook kansrijke asielzoekers, dus mensen over wie nog niet een finaal besluit genomen is, al laten inburgeren. Dat staat ook in het regeerakkoord. Ik zou toch de oproep willen doen daar heel terughoudend mee te zijn. Er bestaat altijd een kans dat ze alsnog moeten vertrekken, met alle schrijnende gevolgen van dien, want vertrek na inburgering en hechting gun je helemaal niemand. Daarom zegt de SGP: investeer vooral in het versnellen van de procedures. Geef op zo kort mogelijke termijn duidelijkheid. Zoek uit of asielzoekers moeten vertrekken of mogen inburgeren. Gezien de daling van de vluchtelingenstroom moet dat toch kunnen? Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris daarvoor?
Tijdens de begrotingsbehandeling noemde de Staatssecretaris al drie manieren om de procedures te versnellen. Die drie maatregelen staan ook in het regeerakkoord. De eerste maatregel betreft het verkorten van de duur van de verblijfsvergunning van vijf naar drie jaar. Daar ging het net in een interruptiedebatje ook al even over. Ik snap wat het effect daarvan is, maar uiteindelijk is er een mogelijke verlenging na vijf jaar. Ik heb al aangegeven dat die termijn wat mij betreft ruimer zou mogen zijn. Ik vraag mij toch af wat de lengte van de duur van de verblijfsvergunning te maken heeft met de snelheid van afhandeling van asielaanvragen. Ik zou graag van de Staatssecretaris horen hoe hij hiermee de procedure denkt te versnellen.
De tweede maatregel die wordt genoemd, betreft het plan om alleen nog rechtsbijstand te verlenen bij het voornemen tot afwijzing. Dat lijkt op het eerste gezicht winst, maar toch vragen wij ons af of dit echt zoden aan de dijk zet. De langlopende zaken zijn juist de afgewezen zaken. Wat gaat de Staatssecretaris doen om de procedures bij afwijzingen te versnellen? Ik verwijs ook even naar het interruptiedebatje tussen mevrouw Becker en de heer Van Dijk.
De derde maatregel is het voornemen om het gehoor achterwege te laten bij een kansloze, herhaalde asielaanvraag. De mogelijkheid om onbeperkt herhaalde procedures te starten blijft dus bestaan. Ik had liever gezien dat dat als derde punt was genoemd. Is de Staatssecretaris bereid om te zoeken naar mogelijkheden om gewoon grenzen te stellen aan de cumulatie van het aantal procedures dat gevolgd kan worden? Wat gaat hij doen om het aantal vervolgprocedures aan banden te leggen?
Wat wel zoden aan de dijk zou zetten is het voorstel van mevrouw Keijzer van het CDA uit de vorige kabinetsperiode. Zij stelt voor hoger beroep uit te sluiten bij Dublinzaken en bij asielzoekers uit veilige landen. De vorige Staatssecretaris wilde deze stap niet zetten, maar hoe staat de huidige Staatssecretaris daartegenover?
Het tweede punt dat ik aan de orde wil stellen is landgebonden beleid. Het geluid lijkt trouwens soms even weg te vallen, voorzitter. Tijdens mijn bijdrage aan de begrotingsbehandeling noemde ik al de versoepeling van asielbeleid voor afvallige moslims uit Pakistan. Vaak gaat het daarbij om moslims die christen zijn geworden. Dat is een besluit dat we toejuichen. Voor Iran en Afghanistan geldt dezelfde regeling. Ik realiseer me ineens dat de zinsnede «Dat is een besluit dat we toejuichen» een heel dubbele bodem heeft. Goed dat u dat doorhebt, voorzitter.
De voorzitter:
Ik hoop dat u zich ook realiseert dat u nog anderhalve minuut spreektijd hebt.
De heer Bisschop (SGP):
Ja, maar omdat het geluid net even wegviel, valt er misschien wat te pingelen.
De voorzitter:
Over anderhalve minuut valt het ook uit.
De heer Bisschop (SGP):
Een strenge schoolmeester... Hoe zit het met Sudan, vraag ik de Staatssecretaris. Is de Staatssecretaris bereid om ook afvallige moslims uit Sudan aan te merken als een risicogroep? Uit het ambtsbericht blijkt immers dat in Sudan de doodstraf kan worden opgelegd aan afvalligen van de islam.
Mijn derde punt is het uitzetten bij misdrijven. Vorige week sloeg een asielzoeker uit Syrië, nota bene een gevechtsbereide asielzoeker, de ruiten in van een Joods restaurant in Amsterdam. Collega's hebben er ook al naar verwezen. Een paar dagen daarna is hij weer vrij. De rechtszaak volgt nog. Ik vind dat het plegen van een misdrijf gevolgen moet hebben voor de verblijfsstatus, niet alleen op papier maar ook in de praktijk. Ook hier is bij interruptie al over gesproken. Graag een reactie van de Staatssecretaris.
Nu we toch praten over vertrek: afgewezen asielzoekers hebben nu nog recht op vrijwillig vertrek. We weten dus niet of ze ook echt vertrekken of in de illegaliteit belanden. Vorig jaar heeft de Kamer een motie aangenomen van collega Buma en mij om hier een eind aan te maken. Mijn verzoek aan de Staatssecretaris is om daar ook in Europees verband werk van te maken.
Dank u zeer.
De voorzitter:
U ook. Dan komen we ten slotte aan de bijdrage van de heer Voordewind van de ChristenUnie.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Mijn excuses dat ik iets later binnenkwam. Dat had te maken met het voorzitten van een andere bijeenkomst in de zaal hiernaast. Ik begin maar meteen met de schrijnende situatie in Libië. We hebben er vorige week al over gesproken. Ik begrijp dat de Staatssecretaris nu met Amnesty gaat praten naar aanleiding van dat rapport, althans dat zei de Minister-President gisteren. Klopt dat? Is de Staatssecretaris bereid om aan ons verslag uit te brengen over dat gesprek met Amnesty over de link tussen de Libische kustwacht en de mensensmokkelaars? Ik ben erg benieuwd wat daaruit komt en of die berichten bevestigd worden. Als dat zo is, hebben we een heel groot probleem met de Libische kustwacht, want dan zouden we medeplichtig zijn aan mensensmokkel. En daar moeten we ons niet mee inlaten. Ik ontvang dus graag de toezegging dat we een verslag krijgen van dat gesprek met Amnesty.
Op dit moment zijn er een aantal landen die nog mensen terugsturen naar Afghanistan. Wij krijgen in mei volgend jaar met spoed een ambtsbericht over de veiligheid in Afghanistan. We krijgen ook zeer verontrustende berichten binnen over de meest kwetsbare groepen: de verwesterde of alleenstaande vrouwen, de Hazara, de islamafvalligen en de lhbt's. Is de Staatssecretaris bereid om deze groepen uit te zonderen c.q. zeer terughoudend te zijn met uitzetting van deze kwetsbare groepen naar Afghanistan? Ik hoor graag zijn reactie op dat punt.
Helaas hebben we het kinderpardon niet kunnen verruimen – de collega zei het al – maar de bestaande regeling is er nog steeds. We hebben de Staatssecretaris bij de begrotingsbehandeling duidelijk horen zeggen dat hij in alle redelijkheid de bestaande regeling gaat uitvoeren. Rest natuurlijk nog wel de situatie van de uitgezette kinderen. Daarover horen we uit onderzoek van Defence for Children dat zij regelmatig in benarde situaties komen op het moment dat zij worden uitgezet naar het land van herkomst. Kan de Staatssecretaris voorzien in serieuze terugkeer en serieuze begeleiding, in ieder geval als het gaat om het eerste jaar?
De voorzitter:
Het geluid valt soms uit. Er is een storing in het systeem. Gaat u verder.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Kan de Staatssecretaris meedenken over een voorziening als het gaat om de eerstejaarsopvang, onderdak, levensonderhoud, gezondheidszorg en onderwijs? We hebben begrepen dat er in sommige gevallen drie koeien zijn geleverd, maar dat het gezin absoluut niet wist wat het met die koeien moest.
In het regeerakkoord staan goede teksten over het tegengaan van verhuizingen van gezinnen. We moeten kinderen niet meer acht verschillende basisscholen laten bezoeken. Wanneer gaat de Staatssecretaris hiermee aan de slag? Hoe gaat hij dit realiseren? Ik hoor graag zijn reactie op dit punt.
Ik kom op Syrië. Wij hebben heel veel mails gehad – de collega's ongetwijfeld ook – over Ghouta, de voorstad van Damascus. Daar wordt nog zwaar gebombardeerd. Ik heb van de Staatssecretaris begrepen dat er een nieuw ambtsbericht, een veiligheidsanalyse, komt over de veiligheid in Syrië. In de zaal hiernaast hadden we een debat over de missie in Irak en Syrië. Daar heeft de Minister van Buitenlandse Zaken uitdrukkelijk gezegd dat het nog onveilig is in Syrië. Sterker nog, het Westen kan zelfs niet helpen met de wederopbouw richting Aleppo en Homs, omdat dit versterking van het regime zou inhouden. Is de Staatssecretaris het met mij eens dat er gezien deze belabberde situatie in Syrië op dit moment geen sprake van gedwongen terugkeer van Syriërs kan zijn en dat we het ambtsbericht in de tweede helft van 2018 gaan afwachten?
Wat betreft Irak horen we verontrustende berichten over afvalligen. Dat kunnen niet-gelovigen of bekeerlingen tot het christendom zijn. Deze mensen worden toch afgewezen en teruggestuurd naar Irak. Is de Staatssecretaris bereid om, nu we de berichten kennen over de grote omvang van de vervolging in Irak, naar deze specifieke groepen te kijken? Ik weet dat ze al een risicogroep vormen bij de beoordeling, maar nu we dit soort berichten krijgen, dring ik er toch bij de Staatssecretaris op aan om hier nog serieuzer naar te kijken. Kan de Staatssecretaris de berichten dat zij extra gevaar lopen verifiëren en wil hij bekijken wat we daaraan zouden kunnen doen?
De IND werpt procedurele belemmeringen op voor gezinshereniging uit Eritrea, waardoor die herenigingen grote vertragingen oplopen. Belemmeringen zouden in strijd zijn met de Gezinsherenigingsrichtlijn, die alternatieve bewijsmiddelen wel toestaat. Kan de Staatssecretaris op dat punt reageren?
Mijn laatste seconden wil ik gebruiken voor de volgende twee korte onderwerpen, voorzitter. De sluiting van campussen zou per 1 januari 2016 al gebeuren. Ik begrijp dat er renovaties hebben plaatsgevonden, maar wanneer gaan we nou echt meemaken dat grootschalige campussen sluiten en kinderen kleinschalig worden opgevangen?
Ik steun collega Van Dijk wat betreft de bestrijding van verdwijningen. 300 kinderen zijn in 2016 uit het zicht van de overheid verdwenen vanuit de opvanglocaties. Welke maatregelen kan de Staatssecretaris nemen om deze verdwijningen te voorkomen en te achterhalen waar deze kinderen zijn gebleven?
Tot zover, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u zeer. Ik dank trouwens alle leden voor de wijze waarop zij zich keurig aan de tijd hebben gehouden. Dat levert op dat wij nu aan het eind van de eerste termijn zijn. Ik schors de vergadering om de Staatssecretaris de gelegenheid te geven om de best mogelijke antwoorden te geven op alle vragen.
De vergadering wordt van 14.15 uur tot 14.34 uur geschorst.
Staatssecretaris Harbers:
Voorzitter. Dank voor de uitvoerige inbreng van de leden van de commissie. Hier en daar gaf iemand ook een compliment. Daarvoor natuurlijk in het bijzonder dank. Ik heb even gekeken of er een lijn te ontdekken was voor de beantwoording. Het korte antwoord is: die is er niet. Er zijn wel een aantal onderwerpen vaker genoemd, dus ik ga gewoon even de vragen langs in de volgorde waarin ze gesteld zijn. Als ik op een thema stuit dat ook anderen aan de orde hebben gesteld, zal ik proberen dat gelijk mee te nemen.
Ik begin maar gelijk met het eerste punt dat mevrouw Van Toorenburg, maar ook mevrouw Becker, de heer Fritsma en de heer Bisschop aan de orde stelden, namelijk de vernieling van het Joodse restaurant in Amsterdam, en in de breedte daarbij de vraag van mevrouw Van Toorenburg om de context van een delict te laten meewegen bij het verlenen van verblijfsrecht. Volgens mij is dat ook gelijk het bruggetje met het AO dat een aantal leden vanochtend had met Minister Grapperhaus. De link tussen het strafrecht en het vreemdelingenrecht is dat wij vanuit het vreemdelingenrecht volgend zijn op wat er in de strafrechtketen gebeurt. Mijn voorganger heeft nog niet zo lang geleden het beleid aangescherpt. Wanneer heeft de opgelegde straf gevolgen voor het verlenen van het verblijfsrecht? Tot voor kort was dat een gevangenisstraf van 18 tot 24 maanden, afhankelijk van de vergunning waarover het ging. Dat is teruggebracht naar zes respectievelijk tien maanden. Nog niet zo lang geleden, in september, was er een dertigledendebat over dit onderwerp, waarin mijn voorganger uiteengezet heeft dat we hiermee de grens hebben bereikt van wat we kunnen doen met inachtneming van de Europese regels, bijvoorbeeld de Procedurerichtlijn, maar ook het Vluchtelingenverdrag.
Vervolgens werd mij gevraagd of op de een of andere manier de context van een delict kan worden meegewogen. Het antwoord op die vraag is dat dit op één plek thuishoort, namelijk in de rechtsgang. Dan kom je op het terrein van het OM bij de tenlastelegging en van de rechtbank bij het opleggen van de straf. Daar kunnen dat soort zaken meegewogen worden. Uiteindelijk rolt daar een opgelegde straf uit. De maatvoering daarvan is bepalend voor de vraag of wij in de vreemdelingenketen iets kunnen. Zoals gezegd is dat al aanzienlijk aangescherpt, ook wat betreft het aantal type zaken dat meegewogen kan worden. Er worden inmiddels bijvoorbeeld ook taakstraffen meegewogen.
De voorzitter:
Ik begrijp dat er een interruptie is van mevrouw Van Toorenburg.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik kijk dan toch nog even naar de brief van de voorganger van deze Staatssecretaris, en dus van deze Staatssecretaris, zoals wij in heldere termen horen te zeggen. Daarin staat een voorbeeld van wat naar zijn aard een gevaar is voor de gemeenschap. Daarvan hebben we met elkaar een aantal voorbeelden benoemd. Het bijzondere is dat vernieling daar dus niet onder valt. Dat is ook een concrete aanleiding om te zeggen: kijk naar de vreemdelingencirculaire. De invulling van de internationale afspraken is als volgt gegaan: drugs, zeden, brandstichting, mensenhandel en illegale handel. Er zijn dus een aantal specifieke punten genoemd. Waarom staat vernieling daar niet bij? We zien namelijk dat er juist op dat punt zaken zijn.
Staatssecretaris Harbers:
Het korte antwoord daarop is dat de ene vernieling de andere niet is. Het inslaan van ruiten van een schoolgebouw of een bushokje is ook verwerpelijk, maar is toch wat anders. Het object maakt dus uit. Dat zijn allemaal zaken die niet aan ons in de vreemdelingenketen zijn om te beoordelen. Het is juist aan de rechtbank om dit mee te nemen in de oplegging van de straf.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik denk dat de Staatssecretaris mij niet begrijpt. Er is een invulling van de Europese normen. Er wordt specifiek gekeken wanneer iets naar zijn aard een gevaar is voor de gemeenschap. Er wordt limitatief een aantal zaken opgenoemd, maar vernieling staat daar niet bij. Dat kan dus niet worden meegewogen, want het staat niet genoemd. Of is het niet limitatief? Dan zou ik het al zes jaar verkeerd begrepen hebben, maar toch. De zaken die genoemd worden zijn: drugs, zeden, geweld, brandstichting, mensenhandel en illegale handel in menselijke organen en weefsel. Waarom staat daar niet meer bij, zodat kan worden meegewogen of iets naar zijn aard een gevaar is voor de gemeenschap?
Staatssecretaris Harbers:
Ik weet in alle eerlijkheid niet of die limitatieve opsomming uit Europa komt of van onszelf is. Ik ben bereid daar nog een keer naar te kijken. Ik zeg wel in zijn algemeenheid dat de context ook hoort bij de zaken die mevrouw Van Toorenburg noemt. Dat ligt altijd in de weging van de rechtbank. De opgelegde straf bepaalt uiteindelijk de maatvoering waarin wij daar iets mee kunnen in de vreemdelingenketen. Ik zeg toe dat ik nog een keer naar die lijst zal kijken.
De voorzitter:
Er is ook nog een interruptie van de heer Fritsma.
De heer Fritsma (PVV):
Het is meer een procedurele vraag. Was dit alles wat de Staatssecretaris over het vernielde Joodse restaurant wilde zeggen of komt hij ook nog op mijn vragen daarover?
Staatssecretaris Harbers:
De vragen van de heer Fritsma gingen vooral over individuele zaken, maar ik wil echt de lijn handhaven dat ik niet op individuele zaken kan ingaan, al is het maar omdat die zaken, de opsporing, de tenlastelegging et cetera in handen zijn van politie en OM, en niet van mij.
De heer Fritsma (PVV):
Dat klopt.
De voorzitter:
Nu wordt het toch een interruptie.
De heer Fritsma (PVV):
Ja, dan maar per interruptie, maar ik moet hier toch bij stilstaan, voorzitter; dat begrijpt u. Natuurlijk, de opsporing is in handen van politie en OM, maar ik heb juist vragen gesteld over de verblijfsrechtelijke component. Ik wil daar gewoon feiten over horen en die kunnen geen enkel onderzoek belemmeren. Ik wil horen welke tijdelijke verblijfsstatus deze dader heeft gekregen. Klopt het dat het een asielvergunning is geweest? Hoe is hij door de screening gekomen als het een asielvergunning is geweest? Er zijn kennelijk dingen misgegaan, want er is verblijfsrecht verkregen. Ik wil helemaal geen onderzoek belemmeren, maar ik wil wel feiten weten over deze zaak. Hoe is het mogelijk dat er aan deze man een verblijfsstatus is gegeven?
Staatssecretaris Harbers:
Dan kom ik toch op het terrein van de individuele omstandigheden. Die zou ik hier niet op die manier willen bespreken. Ook in de vraagstelling van de heer Fritsma zitten een aantal aannames die ik niet kan bevestigen of ontkennen, omdat ik ook niet de individuele achtergrond van deze casus ken.
De heer Fritsma (PVV):
Dat verbaast me. Als iemand een Joods restaurant sloopt en de Staatssecretaris niet weet wat voor verblijfsrecht hij heeft en hoe hij dat heeft gekregen, dan hebben we een heel ander probleem. Dat is niet aannemelijk. En als het wel zo is, dan is het onbegrijpelijk. Er is kennelijk iets misgegaan omdat er een verblijfsstatus is verleend aan iemand die in Syrië heeft gevochten, terroristische misdrijven heeft gepleegd en een Amsterdams-Israëlisch-Joods restaurant heeft gesloopt. Dan is het de vraag hoe deze asielstatus is vergeven. Wat is er gebeurd met de screening? Zijn er dingen misgegaan? Hoe kan het dat er dingen zijn misgegaan? Hoe kan het dat er verblijfsrecht is verkregen? Los van het onderzoek dat niemand wil belemmeren, gaat het hier puur om feiten. De PVV-fractie wil die weten.
Staatssecretaris Harbers:
Natuurlijk zijn die feiten wel ergens bekend, op z'n minst in de vreemdelingenketen dan wel bij de politie. Tegelijkertijd is het de vraag of we die hier in dit debat moeten bespreken. Ik kan de heer Fritsma ervan verzekeren dat als er door onderzoek – dat doen we standaard – zaken aan het licht komen die eerder niet bekend waren of als de zaak nog eens wordt nageslagen, er op ieder moment gevolgen kunnen zijn, gesteld dat er sprake is van een verblijfsstatus, ook als er eenmaal een verblijfsstatus verleend is. Maar daarmee kan ik nog niet ingaan op deze individuele zaak. Precies datgene wat de heer Fritsma aan de orde stelt, kan en gebeurt in zijn algemeenheid ook in tal van zaken.
De heer Fritsma (PVV):
Met alle respect, maar deze Staatssecretaris moet ...
De voorzitter:
U kunt heel veel respect voor mij hebben, maar ik ga u niet nog een keer het woord geven.
De heer Fritsma (PVV):
Dan gebruik ik mijn tweede interruptie, voorzitter.
De voorzitter:
Dat is prima.
De heer Fritsma (PVV):
Een Staatssecretaris die in zo'n belangrijke zaak niet weet wat er aan de hand is, wat voor verblijfsstatus die man heeft en hoe die is verkregen: dat is natuurlijk onbegrijpelijk. Dat is onbestaanbaar. De Staatssecretaris zegt dat de vreemdelingenketen of de politie het wellicht weet, maar we hebben hier een terrorist binnen onze landsgrenzen die in Amsterdam een Joods restaurant sloopt! En de Staatssecretaris zegt: ik heb geen idee wat voor verblijfsstatus hier speelt, hoe die is verkregen en wat er gebeurt. Dat kan toch niet? De Staatssecretaris moet echt een beter verhaal hebben, want de veiligheid is in het geding. De Staatssecretaris moet weten waarover hij praat. Hij had allang moeten weten hoe het mogelijk is dat deze terrorist een verblijfsstatus heeft, wat voor status dat is en hoe het in hemelsnaam mogelijk is dat die verblijfsstatus is vergeven.
De voorzitter:
Even voor de orde: u kunt natuurlijk een tweede interruptie inzetten – en dat hebt u ook gedaan – maar ik bewaak de orde ook nog in die zin dat ik niet toesta dat elke keer dezelfde vraag herhaald wordt. Ik stond het nu toe. We krijgen nu het antwoord van de Staatssecretaris en dan sluiten we dit af.
Staatssecretaris Harbers:
Even heel precies. De heer Fritsma heeft een aantal vragen een aantal keer gesteld nu. De antwoorden daarop zijn vanzelfsprekend aanwezig bij de diensten onder verantwoordelijkheid van de Minister en van mij. Dat laat onverlet dat we die antwoorden niet in het openbaar gaan bespreken. Daar kunnen ook geen conclusies aan verbonden worden. De heer Fritsma doet een aantal aannames in zijn vragen waarvan ik hier niet kan bevestigen of ze waar zijn. Mocht het zo zijn dat al die aannames van de heer Fritsma waar zijn, dan is de keten zo ingericht dat het op alle momenten altijd nog gevolgen kan hebben voor de verblijfsstatus.
De voorzitter:
Heeft u nog een andere vervolgvraag?
De heer Fritsma (PVV):
Ik heb mijn tweede interruptie gebruikt – dat geef ik toe – maar ik heb nog wel recht op een vervolgvraag binnen die tweede interruptie.
De voorzitter:
Zeker, maar alleen als het een andere vraag is.
De heer Fritsma (PVV):
Het is inderdaad een andere vraag, want hoe is het mogelijk dat een Staatssecretaris van Justitie gewoon niet weet wat de verblijfsstatus is van deze terrorist, of er dingen mis zijn gegaan in het vergeven daarvan en hoe hij die verblijfsstatus heeft kunnen krijgen? Wanneer die wordt ingetrokken komt later wel, maar ik vraag naar heel elementaire feiten die een Staatssecretaris van Justitie moet weten. Wat voor status heeft hij? Hoe heeft hij die kunnen verkrijgen? Wat is er eventueel misgegaan met de screening?
De voorzitter:
Ik ga u onderbreken, want dit heeft u allemaal al gevraagd.
De heer Fritsma (PVV):
Maar dit is een belangrijk punt. Hier zit een Staatssecretaris die gewoon niet weet wat er aan de hand is.
De voorzitter:
Duidelijk, maar ik onderbreek u nu, want u gaat weer dezelfde vragen stellen. Ik geef de Staatssecretaris nog één keer de gelegenheid om hierop te reageren en dan sluiten we dit af.
Staatssecretaris Harbers:
Van een vraag meerdere malen stellen wordt het antwoord niet anders. Als er verblijfsstatussen zouden worden verleend, dan kan het elke keer als er nieuwe feiten aan de orde zijn, lonen om terug te kijken naar wat er daarvoor is gebeurd en om te kijken welke gevolgen dat voor het vervolg heeft. Neemt u van mij aan dat dit vaak en in vele zaken gebeurt op het moment dat er nieuwe informatie blijkt, zeker als er iets in het openbaar gebeurt, bijvoorbeeld door het plegen van een strafbaar feit.
De voorzitter:
De heer Bisschop heeft op ditzelfde punt een interruptie.
De heer Bisschop (SGP):
Ik maak niet de krachtige terminologie van collega Fritsma tot de mijne en tegelijkertijd waardeer ik de zorgvuldigheid van de Staatssecretaris zeer, maar er ligt hier wel een punt. Er gaat mogelijk iets mis in de asielketen, in die hele procedure. Dan is het voor ons als controlerende instantie van belang om te weten wat er mis zou kunnen gaan en of beleid of regelgeving moet worden aangepast. Ik zou de Staatssecretaris willen vragen om te zoeken naar een manier om de commissie daar adequaat en bij voorkeur zo veel mogelijk los van individuele casussen – hoewel dat niet te vermijden is – over te informeren. In die zin ondersteun ik wel de intentie van collega Fritsma.
Staatssecretaris Harbers:
Maar in die zin zijn de heer Fritsma, de heer Bisschop en ik het ook helemaal niet oneens. Zeker over een langere periode zijn er internationaal altijd nieuwe omstandigheden. Die maken ook dat je op een andere manier naar asielaanvragen moet kijken. Dat heeft ook gevolgen voor bijvoorbeeld de screening van mensen die een asielaanvraag doen en de feiten die je daarbij moet onderzoeken. In dat opzicht wordt er voortdurend geleerd en is de afgelopen jaren de screening ook aangescherpt. Dat laat onverlet dat ook in gevallen dat een aanvraag volledig is afgerond nieuwe informatie kan blijken. Dat is op dat moment een reden om terug te gaan kijken. Vervolgens is dat voor de organisaties een reden om te bekijken wat men daar weer van kan leren voor het vervolg.
De heer Bisschop (SGP):
Dit onderstreept dan toch de redelijkheid van mijn verzoek aan de Staatssecretaris? Is de Staatssecretaris dus bereid om dat op de een of andere wijze met ons te delen, zodat wij ons een beeld kunnen vormen van wat er anders zou moeten kunnen?
Staatssecretaris Harbers:
Of ik daartoe bereid ben? Ja, ik ben bereid om erop terug te komen bij de Kamer wat we doen met signalen uit de screening. Ik zoek wel even naar de vorm, dus we hebben het niet van vandaag op morgen. Het is overigens niet nieuw, want er is in het verleden over aan de Kamer gerapporteerd, maar ik zal het oppakken.
De voorzitter:
Fijn. Zet u uw betoog voort.
Staatssecretaris Harbers:
Ik kom bij de vraag over Afghanistan, die door mevrouw Van Toorenburg is ingeleid en waar ook anderen aan hebben geraakt. Mevrouw Van Toorenburg is er nu niet, maar ik moet één ding van tevoren rechtzetten. Mogelijk luistert ze elders in het gebouw mee.
De voorzitter:
Zij is bij een regeling.
Staatssecretaris Harbers:
Zij kleedde haar vraag erg in met een verwijzing naar de discretionaire bevoegdheid. Zij veronderstelde dat ik dat op die manier bij de begrotingsbehandeling zou hebben gemeld, maar bij de begrotingsbehandeling heb ik juist aangegeven dat verzoeken van Afghanen altijd ook individueel worden behandeld. Dat is iets anders dan discretionair, al is het maar omdat ook in het landenbeleid voor Afghanistan uitzonderingen worden gemaakt voor tal van gebieden, groepen en risicogroepen, die al meewegen bij het beoordelen bij een asielverzoek. Het andere aspect dat ik bij de begrotingsbehandeling heb aangegeven, is dat een ambtsbericht met een herzien landenbeleid niet één statisch moment is. Ook in de periode daarna wordt bij individuele verzoeken gekeken wat de laatst bekende informatie is. Daarbij tellen rapporten van internationale organisaties mee. Zo kan uiteindelijk een goede beoordeling worden gemaakt van het betreffende verzoek. Dat is de lijn die we al lang voeren en die we hebben doorgezet nadat aan het begin van dit jaar het landenbeleid voor Afghanistan is herzien. Die lijn zetten we door op weg naar het volgende ambtsbericht. Uw commissie weet dat dat naar voren is gehaald. Het zal in mei volgend jaar worden gepubliceerd en kan aanleiding zijn voor een nieuw landenbeleid. Op die manier gaan we daarmee om.
De heer Van Dijk heeft daarbij nogmaals de vraag gesteld, die ook al tijdens het begrotingsdebat naar voren kwam, of dat sneller kan. Ik moet echt zeggen dat dat niet sneller lukt. We hebben het naar voren gehaald, maar willen we het zorgvuldig doen, dan betekent dit dat het in mei 2018 klaar is. We zijn daarmee voortvarend aan de slag. Het begin van een verzoek om een nieuw ambtsbericht zijn de terms of reference, dus de set vragen die aan Buitenlandse Zaken worden gesteld. Die zijn onlangs al toegezonden aan Buitenlandse Zaken. Organisaties uit het maatschappelijk middenveld hebben input kunnen geven op die terms of reference; denk aan Amnesty International en VluchtelingenWerk Nederland. Dat weegt allemaal mee. In de tussentijd is er, zoals ik ook bij de begroting al heb aangegeven, een zorgelijke veiligheidssituatie in het land. Die was al aanleiding om een groot aantal groepen als «kwetsbaar» of als «risicogroep» aan te merken. In de tussentijd wordt dat nog steeds meegewogen bij individuele aanvragen.
Er komen vele landen langs bij de verschillende sprekers. Ik ga erop in in de volgorde van de sprekers. Mevrouw Van Toorenburg had een vraag over het landenbeleid voor Irak. Volgens de planning komt daarover in april komend jaar een nieuw ambtsbericht. Aan de hand van dat ambtsbericht zullen we zoals gebruikelijk weer zorgvuldig bezien of aanpassing van het landgebonden asielbeleid voor Irak is aangewezen.
Mevrouw Buitenweg had volgens mij ook nog vragen over Irak, maar die beantwoord ik als ik haar vragen beantwoord.
Een thema dat door meerderen genoemd is, is het regeerakkoord. De vragen van mevrouw Van Toorenburg gingen specifiek over een aantal koppen op Europese regelgeving die we voornemens zijn te schrappen, maar ik neem het gelijk maar iets breder, omdat ook mevrouw Buitenweg over het nieuwe flexibele opvangsysteem sprak. Ook anderen hebben daarover gesproken. Het hangt voor mij allemaal samen. Aan de ene kant moet er meer flexibele opvang zijn, zodat we beter voorbereid zijn op periodes dat de asielstroom onverhoopt weer hoger wordt. We zijn dan hopelijk in staat om het wat sneller af te handelen. Dat staat naast een aantal andere regelgevingen die we willen schrappen. Dat is bij elkaar een stevig pakket. In de zeven weken die het kabinet inmiddels aan de slag is, zijn we ermee aan de slag gegaan om dat voortvarend vorm te geven, ook vooral in samenwerking. Dat leidt er vanzelfsprekend wel toe dat het een wat breder programma wordt. In dit kader zullen in de komende tijd, in overleg met de ketenpartners en andere betrokkenen, alle opties verder worden uitgewerkt. Dat geldt dus ook voor het voornemen om de verblijfsvergunning asiel in eerste instantie voor drie jaar te verlenen in plaats van vijf jaar, en voor het achterwege laten van gehoor bij een herhaalde aanvraag en van de maatregel rechtsbijstand. Eerst willen we dat in samenhang uitwerken. U begrijpt hopelijk dat dit nog wel even tijd vraagt. Daarna begint de uitvoering. Het een kan sneller gerealiseerd worden dan het ander, maar we proberen het in samenhang te doen. Heel soms kan men er op de ene locatie sneller klaar voor zijn dan de andere. Er zitten ook allerlei personeelsaspecten bij, die we netjes van een oplossing moeten voorzien. We streven ernaar de uitwerking van het programma in het voorjaar van 2018 gereed te hebben. Laat ik afspreken dat ik de Kamer dan zal informeren over niet alleen het programmaplan, maar ook over de voortgang en over hoe een en ander in de tijd wordt gezet. Dan zal ook duidelijker zijn welke van deze maatregelen op korte en welke op iets langere termijn geïmplementeerd kunnen worden.
Mevrouw Buitenweg raakte ook aan dit thema door een aantal vragen over de flexibele opvang: waar, op welke locaties, wat is het precies, wat kost het et cetera? Die vragen kunnen in het voorjaar van 2018 in het programmaplan van meer antwoord worden voorzien.
Mevrouw Van Toorenburg vroeg tot slot wanneer de volgende Rapportage Vreemdelingenketen komt. Die rapportage verschijnt twee keer per jaar, maar op één moment beslaat die het hele jaar. In de rapportage die in het voorjaar aan de Kamer wordt gezonden, wordt teruggeblikt op heel 2017. De andere rapportage, een halfjaarsrapportage, verschijnt niet fysiek maar wordt gepubliceerd op de website van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Een melding daarvan wordt naar de Tweede Kamer gezonden. De laatste halfjaarsrapportage, over de eerste helft van dit jaar, staat meen ik sinds september op de website van het Ministerie van JenV.
Ik kom bij de inbreng van mevrouw Becker. Het eerste onderwerp dat zij aansneed, was een differentiatie in de rechtspraak. Je hebt kansarme en kansrijke asielverzoeken, en haar achterliggende vraag was of dat doorgetrokken kan worden naar een differentiatie in de rechtspraak. Ook anderen hebben gezegd: moet je in alle gevallen hoger beroep toestaan? Ik meen dat de heer Bisschop daarover een vraag stelde. Het eenvoudige antwoord daarop is dat die inhoudelijke differentiatie al onderdeel is van het systeem. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan verkorte uitspraken doen in zaken waarin geen vragen spelen die in het belang zijn van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming. Dat gebeurt ook regelmatig. Een stap daarvoor, bij de rechtbanken, is dat minder het geval. Daarbij speelt ook dat het ons, met het oog op de onafhankelijkheid van de rechtbank, niet past om hun op te dragen hoe zij hun zittingen moeten voeren of hun proces moeten inrichten. Wel kunnen wij met rechtbanken het gesprek voeren over de doorlooptijden. In artikel 83 van de Vreemdelingenwet is de wettelijke uitspraaktermijn voor rechtbanken vastgelegd. In een behoorlijk aantal gevallen is die termijn binnen vier weken. Daarbinnen geldt een kortere beroepstermijn voor de asielzoeker van één week. Het gesprek over die doorlooptijden vindt geregeld plaats met de rechtbanken.
Ik ben even kwijt door wie, maar er is ook nog een vraag gesteld over voorlopige voorzieningen, die de Raad van State zou kunnen inwilligen. Er was sprake van dat de Raad van State in een van de brieven die vandaag op de agenda staan, had aangegeven dat vaker te doen, maar in de praktijk is niet gebleken dat die voorlopige voorzieningen vaker worden toegekend. In dat opzicht is het niet zo dat procedures nu langer duren of anders zijn opgetuigd.
Ik denk dat de heer Bisschop wil interrumperen.
De voorzitter:
Ja, dank. Een interruptie van de heer Bisschop.
De heer Bisschop (SGP):
Ja, ik ben te gezagsgetrouw om zelf zomaar spontaan het woord te nemen.
De voorzitter:
Dat waardeer ik.
De heer Bisschop (SGP):
Dank voor de toelichting op dit punt, maar er speelt nog een andere zaak. Na een afgelopen traject kan op andere gronden een nieuw traject gestart worden. Mijn vraag spitste zich daarop toe. Moeten we daar niet gewoon keuzes in maken?
Staatssecretaris Harbers:
Dat is inderdaad een van de vervolgvragen die ik nog te beantwoorden had: kun je een maximum stellen aan het aantal in te dienen asielaanvragen? Het antwoord is: het is niet wenselijk, maar het is ook niet toegestaan in de EU-regelgeving. Er kunnen altijd gewijzigde feiten of omstandigheden zijn die verlening van een asielaanvraag rechtvaardigen. Of daarvan sprake is, moet dan ook weer blijken tijdens een asielprocedure. Die procedure kan overigens wel aanmerkelijk korter zijn. Op dat gebied hebben we in het regeerakkoord ook nog een aantal maatregelen aangekondigd. Maar die mogelijkheid helemaal schrappen, is gewoon echt niet mogelijk.
De heer Bisschop (SGP):
Even kort, als de voorzitter het mij toestaat. Ligt er dan niet een taak voor het kabinet om in Europees verband maatregelen te nemen? Andere landen zullen hetzelfde probleem hebben. Het verstopt de capaciteit van de instanties enorm. Het leidt ertoe dat asielzoekers roepen: ik wacht al zeven jaar. Ik weet dan wat eronder zit, maar het klinkt dramatisch. Om daar helderheid en duidelijkheid over te krijgen, moeten we echt daarnaartoe. Mijn vraag zou zijn om eens te overwegen om stappen te ondernemen, zodat er helderheid komt. Als je een asielverzoek hebt gedaan, doe je dat op reële gronden. Het is vreemd dat als een procedure afgelopen is, iemand een andere zogenaamde reële grond zou hebben. Dat moet volgens mij niet kunnen.
Staatssecretaris Harbers:
Zoals de heer Bisschop het zegt, klinkt het inderdaad raar, maar ook niet in al die situaties is dat zo. Soms zijn er gewoon echt nieuwe gronden of gronden die niet eerder zijn gebleken. Dan staat de rechtsgang nog steeds open. Ik herhaal dus wat ik net zei: wanneer het echt geen nieuw verhaal is, kunnen aanvragen al aanmerkelijk sneller worden afgehandeld. Er ligt op dit moment heel veel in Europa op tafel in het kader van de herziening van het gemeenschappelijk Europees asielsysteem. Het is, zoals we weten, al behoorlijk ingewikkeld om dat allemaal rond te krijgen met 28 lidstaten. Er zitten natuurlijk ook wensen bij, die Nederland ook heeft, om bijvoorbeeld asielshoppen tegen te gaan of ervoor te zorgen dat we een en ander meer harmoniseren in de Europese Unie. Ik moet heel eerlijk bekennen dat ik niet inschat dat het afschaffen van de mogelijkheid voor herhaalde aanvragen heel snel tot applaus kan leiden in Europa. Daarmee brengen we ook de haalbaarheid van een geharmoniseerd asielsysteem verder achter de horizon.
Voorzitter. Ik ga door met de vraag van mevrouw Becker of nu bij de aanvraag van een vergunning voor onbepaalde tijd 100% aan de nieuwe inburgeringseisen wordt getoetst. Het korte antwoord daarop is ja. Ik kan er nog heel veel meer over vertellen, maar inmiddels gebeurt dat op die manier.
Mevrouw Becker en de heer Fritsma hebben vragen gesteld over de EBTL (Extra Beveiligde Toezicht Locatie). De eerste locatie is drie weken geleden, op 20 november, geopend in Amsterdam. Bij plaatsing van personen in de EBTL is het uitgangspunt dat terugkeer naar het land van herkomst niet mag worden gefrustreerd. Dergelijke processen gaan dus gewoon door. Het is nu nog te vroeg om de vraag te beantwoorden of terugkeer inmiddels ook heeft plaatsgevonden. Als onze cijfers een week of wat achterlopen, zitten we ongeveer op de datum dat de locatie openging. Ik weet dat er vorige week of twee weken geleden, toen de EBTL net open was, zes mensen aanwezig waren. Daarbij moeten we in het achterhoofd houden dat hij net is geopend.
Mevrouw Becker (VVD):
Is de Staatssecretaris bereid om in aanloop naar een volgend AO, of op het moment dat hij wel in staat is wat meer te zeggen over de cijfers die we gevraagd hebben, de Kamer te informeren?
Staatssecretaris Harbers:
Ja, daar ben ik altijd toe bereid. Ik denk dat we wel realistisch moeten zijn. Het is pas mogelijk om conclusies te trekken over hoe de EBTL precies functioneert als we die een aantal maanden in bedrijf hebben gezien. Ik hoop dat mevrouw Becker niet denkt dat dit meteen in januari of februari moet gebeuren. We zullen bekijken hoe dat in de reguliere informatiestroom kan worden ingepast.
Dan het vraagstuk van de terugkeer van Syriërs. Dat is ook zo'n thema dat bij de begrotingsbehandeling al naar voren kwam. Meerdere leden van de commissie hebben aangegeven krantenberichten te lezen en op het nieuws te zien dat er blijkbaar mensen zijn die terugkeren naar Syrië. Wij hebben nog geen alomvattend beeld van in welke mate dat voorkomt en waarvandaan dat zou gebeuren. Er zijn ook veronderstellingen dat het voor een deel om mensen gaat die Syrië überhaupt nooit hebben verlaten, dan wel relatief dicht in de buurt zaten, bijvoorbeeld in Libanon of Jordanië. Maar net als alle andere vraagstukken over landenbeleid willen we dit zorgvuldig beoordelen. Dat betekent dat er, zoals ik bij de begrotingsbehandeling heb aangegeven, medio 2018 een nieuw ambtsbericht over de situatie in Syrië zal worden opgesteld. Dat lijkt me het geëigende moment om te kunnen beoordelen wat er precies in Syrië aan de hand is en of er door dat ambtsbericht aanleiding is om te veronderstellen dat mensen terug zouden kunnen keren naar Syrië. Ik stel voor dat we die discussie op dat moment voeren. Daarbij speelde ook de vraag of op dit moment Syriërs die op een tijdelijke vergunning in Nederland asiel hebben gevonden, vast geïnformeerd of voorbereid moeten worden. Ik zou die weg ook niet op willen gaan, al is het maar omdat bij het verlenen al is gemeld dat het een tijdelijke vergunning is. Neemt u maar van mij aan dat dit soort informatie echt wel bij die groep bekend is. Mocht dat nog niet zo zijn, dan zal dat ongetwijfeld door de krantenberichten van vanochtend gebeuren. Maar nogmaals, ik baseer me liever op een echt ambtsbericht en een precieze duiding van de situatie in het land.
Mevrouw Becker (VVD):
In het interruptiedebatje dat ik hier zojuist met collega's over had, gaf ik aan dat de heer Azmani zijn vraag niet gebaseerd had op drijfzand maar op een rapport van UNHCR, waaruit is gebleken dat een grote groep Syriërs inmiddels zou zijn teruggekeerd. Ik heb er alle begrip voor dat de Staatssecretaris dat zorgvuldig wil uitzoeken, maar wil hij die informatie dan wel ook betrekken bij het ambtsbericht? Ik ben blij dat hij dat dan medio 2018 nog een keer wil bezien, want de VVD vindt het dan nog steeds van belang dat we, als blijkt dat het veilig is, mensen gaan voorbereiden op hun terugkeer.
Staatssecretaris Harbers:
Even heel precies. Zo'n rapport van UNHCR wordt niet in een ambtsbericht meegenomen. Het is onderdeel van de vraagstelling in een ambtsbericht. Zoals ik zojuist al aangaf voor Afghanistan, kunnen in de terms of reference al dat soort signalen worden meegenomen, met de vraag om ze in een ambtsbericht van een antwoord te voorzien.
Mevrouw Becker en de heer Fritsma vroegen naar Eritrese vergunninghouders die terug zouden reizen naar Eritrea voor kort verblijf, familiebezoek of vakantie. Daar waren eerder dit jaar signalen over. Laat helder zijn: de asielvergunning is bedoeld om vreemdelingen, indien nodig, te beschermen tegen gevaar in het herkomstland. Als wordt geconstateerd dat vreemdelingen met een asielvergunning voor onbepaalde tijd hun herkomstland hebben bezocht, start de IND in de regel een intrekkingsprocedure. Het is tegelijkertijd ook zo dat personen met een vergunning voor onbepaalde tijd of een Nederlands paspoort in beginsel zonder verblijfsrechtelijke gevolgen kunnen reizen naar hun herkomstland. De IND werkt samen met de Marechaussee en anderen om te controleren of vreemdelingen met een asielvergunning zijn gereisd naar hun land van herkomst. Daarbij wisselt de IND ook informatie uit met de Duitse, Zwitserse en Belgische diensten. Aanvullend op de reguliere controle zijn in de afgelopen zomerperiode en vorig jaar tijdelijk extra controles uitgevoerd op de vluchten waarvan het vermoeden bestond dat er Eritreeërs met een asielvergunning aan boord zaten. Bij die controles zijn geen terugreizende Eritreeërs aangetroffen met een asielvergunning voor bepaalde tijd. In zijn algemeenheid was het resultaat van de controles dat in de periode van medio 2015 tot dusver van circa 100 vergunninghouders onderzocht is of de asielvergunning kon worden ingetrokken op grond van reizen naar het herkomstland. Dat heeft geleid tot enkele tientallen intrekkingen. Onder die circa 100 onderzochte vergunninghouders bevonden zich geen Eritreeërs. We hebben het dus onderzocht en dit zijn de uitkomsten.
Dan de vraag of wij informatiecampagnes voeren in Albanië. Sinds oktober loopt daar een informatiecampagne. De uitvoering daarvan is in handen van de IOM (Internationale Organisatie voor Migratie). De Nederlandse Dienst Terugkeer en Vertrek begeleidt deze campagne. Het doel ervan is om te vertellen dat Albanezen in Nederland geen kans op asiel maken en dat zij – dat is soms nog belangrijker – van hieruit ook niet kunnen doorreizen naar het Verenigd Koninkrijk. Bij het verspreiden van die boodschap maakt de IOM vooral gebruik van lokale partijen. Daarnaast financiert het Ministerie van Buitenlandse Zaken meerdere campagnes, ook elders, die potentiële migranten bewust moeten maken van de risico's van migratie naar Europa. Dan moet je denken aan informatie over de reis naar Europa, maar ook over de kansen op asiel in Europa. Dat soort campagnes lopen op dit moment bijvoorbeeld in Ethiopië en Mali. Rond deze tijd starten campagnes in meerdere West-Afrikaanse landen en in de Koerdische regio in Irak.
Mevrouw Becker vroeg of er een geïntegreerd communicatieplan moet komen onder EU-vlag. Ik zou haast zeggen: laten we het vooral even hier zelf doen, voordat dit een jaar op het bordje van de JBZ-Raad ligt. Het is altijd goed om samen te werken en van elkaars ervaringen te leren, maar in zijn algemeenheid is van EU-brede plannen op dit terrein geen sprake. Ik zou in het komende jaar best eens willen laten verkennen of daar draagvlak voor is, maar tot die tijd zal ik deze activiteit vooral nationaal, of waar mogelijk met enkele andere landen uit de EU, voortzetten.
Ik kom op de evaluatie van de Wet biometrie in de vreemdelingenketen. Zoals aangegeven hebben wij een tussentijdse evaluatie gedaan, op verzoek van een motie uit de Eerste Kamer. Wat kunnen we nu doen? De vervolgevaluatie is voor de tweede helft van 2018 geplaatst op de onderzoeksagenda van het WODC. Het streven is om die evaluatie in de eerste helft van 2019 af te ronden. In de tussentijd is gewerkt aan het opzetten van een ketenbrede projectgroep, die aan de slag is met de belangrijkste aanbevelingen uit het vorige WODC-onderzoek, dus de tussentijdse evaluatie. De belangrijkste aanbevelingen waren om een uniforme registratie te ontwikkelen voor onregelmatigheden in de vreemdelingenketen, het opzetten van een centrale monitor zodat uitspraken kunnen worden gedaan over de kwaliteit van vingerafdrukken in de Basisvoorziening Vreemdelingen en op basis van kwaliteitsmetingen te adviseren over verbetermogelijkheden voor het opslaan van die vingerafdrukken. Dat is input voor de vervolgevaluatie van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de Wet biometrie in de vreemdelingenketen. Zoals aangegeven is die vervolgevaluatie gereed in de eerste helft van 2019.
De voorzitter:
U heeft al twee interrupties achter de rug. Ik ben bereid om er één als een feitelijke vraag naar een tijdstip te beschouwen. We moeten nog een beetje aan elkaar wennen allemaal, hoewel u ons natuurlijk alweer gaat verlaten. Maar goed, laat ik niet te veel tijd hieraan verspillen. Gaat u uw gang, in één.
Mevrouw Becker (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Het was een verduidelijkende vraag omdat ik namens de heer Azmani had gevraagd hoe de Staatssecretaris ervoor zorgt dat hij in de tussentijd wel stappen zet. Hij noemt een aantal lessen die getrokken zijn, bijvoorbeeld rond de monitoring en opslag van vingerafdrukken. Hoor ik hem nou zeggen dat hij het gaat betrekken bij de eindevaluatie? Of gaat hij daar ook echt al actie op ondernemen?
Staatssecretaris Harbers:
Dit zijn aanbevelingen uit het afgelopen onderzoek. Die worden in de tussentijd door de ketenbrede projectgroep opgepakt om te verbeteren. We gaan niet wachten op een volgende evaluatie voordat we het weer oppakken en verbeteren. We zijn ermee aan de slag.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Harbers:
Dan de IND, waarover de vraag werd gesteld of die meer gericht zou zijn op dienstverlening dan op handhaving. Ik heb de indruk dat mevrouw Becker haar vraag baseerde op het recente rapport over de erkend referent binnen de IND. Ik ben de inspectie Justitie en Veiligheid erkentelijk voor het feit dat ze dit onderzoek heeft gedaan. Daar zijn een aantal punten uit naar voren gekomen die verbeterd moeten worden. Dat gaan we ook doen; daar zijn we al mee begonnen. Gelet op het grote aantal aanvragen om toelating tot erkenning als referent lag de nadruk inderdaad op dienstverlenende taken. Daarbij zijn toezichts- en handhavingstaken ten aanzien van de erkend referent onder druk komen te staan. Dat gaan we veranderen. Ook voor toezicht en handhaving moet waar het gaat om de erkend referent meer aandacht zijn. Dat past binnen de bestaande formatie; daarvoor hoeven we niet meer geld, mensen of middelen te hebben. Het gaat ook om het zorgvuldig benoemen van verantwoordelijkheden en het zorgen dat er een goede knip zit tussen beoordeling en handhaving. Ik herken niet dat er sprake is van een breder probleem bij de IND, maar het is een relatief nieuw element, dat bestaat sinds een paar jaar. Er was aanleiding om het aan te scherpen en dat gaan we dus ook doen.
Ik kom bij de vragen van de heer Fritsma, die vroeg naar het Chavez-arrest van het Europese Hof van Justitie. Hij vroeg hoeveel mensen door deze verandering wel een inwilliging krijgen. Dat zijn er sinds juli 2017 per maand gemiddeld 140. Dat is inderdaad een stijging, want het waren er in 2015 en 2016 gemiddeld 10 per maand. Dit arrest moeten we navolgen. Dat doen we ook. De vraag die daarachter weg kwam, is of we de regels niet moeten aanpassen in de Europese Unie. Ik kan haast verwijzen naar een aantal antwoorden die ik al eerder heb gegeven. Er ligt veel op tafel in de Europese Unie wat we willen aanscherpen, maar ik vermoed niet dat op dit gebied aanscherping mogelijk is. We hebben dus ook met dit arrest te leven.
De andere vragen van de heer Fritsma over de Eritreeërs en de EBTL heb ik al gehad.
Ik kom bij de vragen van mevrouw Buitenweg. Zij vroeg of er juridische belemmeringen waren voor een versoepeling van het kinderpardon. Voor het kabinet en voor mij is dat niet een relevante vraag. De juridische zaak volgt altijd op de politieke wenselijkheid van beleid. Voor mij geldt dat in het regeerakkoord is neergelegd dat de regeling die we hebben, ongewijzigd blijft. Dat is voor mij het uitgangspunt. Het is dan voor mij niet opportuun om een gesprek te voeren over juridische mogelijkheden van een aanpassing. Er is meer gevraagd over het kinderpardon, maar daar kom ik straks bij de betreffende sprekers op terug.
Dan de positie van lhbti's in Oekraïne. Een jaar geleden, in november, is Oekraïne aangemerkt als veilig land van herkomst. Daarbij is overigens een uitzondering gemaakt voor de gebieden die niet onder effectieve controle van de centrale autoriteiten staan, dus delen van de provincies Donetsk, Loehansk en de Krim. Voor de rest van Oekraïne onderkent het kabinet dat er sprake is van sociale discriminatie en intimidatie van lhbti's, maar in zijn algemeenheid is de situatie niet dusdanig slecht dat ze als groep moeten worden uitgezonderd van de tegenwerping van het beginsel van veilig land van herkomst. In de beantwoording van Kamervragen van mevrouw Buitenweg is eerder al aangegeven dat er voorzichtig positieve ontwikkelingen zijn ten aanzien van de situatie van lhbti's. Het belangrijkste hierbij is dat de kwalificatie «veilig land» niet betekent dat in het geheel geen asielvragen kunnen of zullen worden ingewilligd. Volgens de Procedurerichtlijn, die wij volgen, kan de aanvrager altijd substantiële redenen opgeven waarom het land in zijn of haar specifieke omstandigheden niet als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Daar zouden dit soort redenen een rol bij kunnen spelen. Als die redenen er inderdaad zijn, kan het principe van veilig land niet op die aanvrager worden toegepast. Het blijft dus uiteindelijk een afweging op individuele basis. Voorts is overigens in de Procedurerichtlijn opgenomen dat lidstaten de situatie in veilige landen van herkomst regelmatig opnieuw moeten onderzoeken. Een eerste brief in dit kader is op 26 september van dit jaar naar de Kamer gestuurd. Andere herbeoordelingen, waaronder die van Oekraïne, zullen later volgen. Vanzelfsprekend zal daarbij ook opnieuw worden gekeken naar de positie van lhbti's.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dank aan de Staatssecretaris. Ik had over Oekraïne nog een aantal andere vragen gesteld, die te maken hebben met de basale vraag of Oekraïne nou echt veilig is voor lhbti's. Ik begrijp dat er altijd een individuele toetsing is, maar als Nederland zegt dat het, ondanks alle intimidatie en discriminatie, in zijn algemeenheid toch een veilig land is, is het heel moeilijk om te bewijzen dat dat voor jou individueel niet zo is. Die onveiligheid heeft ook te maken met de rol van de politie. Een van de vragen die ik heb gesteld is hoe u de rol van de politie ziet. Ja, die heeft bepaalde Gay Prides beschermd, maar tegelijkertijd worden op de politiebureaus aangiftes vaak niet serieus genomen en worden mensen daar nog flink lastiggevallen. De bescherming door de politiemacht is dus niet groot. Ik vind het toch een heel ingewikkeld verhaal. Ik heb het idee dat u vooral een soort politieke keuze maakt, omdat Oekraïne langzaam de goede kant opgaat. Ik juich dat toe en ik snap ook dat de Staatssecretaris daarmee te maken heeft, maar tegelijkertijd hebben individuen ermee te maken dat zij in elkaar worden geslagen en dat er dan geen politiemacht is die daar iets tegen doet. Je kunt dus wel zeggen dat er een rechtsstelsel is, maar als je stelselmatig te maken hebt met geweld, moet je daar dan elke keer voor naar de rechter? Is er dan sprake van een veilig land? Dat is gewoon niet zo.
Staatssecretaris Harbers:
Ook daarvoor geldt dat mevrouw Buitenweg een aantal zaken aanhaalt die wij meewegen in het landenbeleid. Het rechtsstelsel van Oekraïne is dan altijd echt nog een stuk beter dan dat van heel veel andere landen op aarde. We weten ook allemaal dat het rechtsstelsel waarschijnlijk nergens zo goed is als in Nederland en een aantal landen die op ons lijken, dus daar zit altijd een weging in. Oekraïne is partij bij verschillende mensenrechtenverdragen en heeft wetten en andere voorschriften die waarborgen bieden. Inderdaad is er in toenemende mate sprake van dat autoriteiten maatregelen nemen om de lhbti-gemeenschap te beveiligen en uitingen daarvan te beveiligen. Ik geef toe dat de sociale positie van lbhti's lang niet op het niveau van Nederland ligt, maar die verbetert wel. Er is in mindere mate sprake van lhbti-onvriendelijke uitingen van kerken, politici et cetera. Ik ben het met mevrouw Buitenweg eens dat er nog altijd sprake is van sociale discriminatie. Uiteindelijk wordt dat gewogen in een individuele asielaanvraag. Daarmee zijn er niet voldoende redenen om te zeggen dat je een groep categoriaal moet uitzonderen.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Het gaat mij er niet alleen om dat er sociale discriminatie is, want dat is in heel veel landen zo. Ook de rechtsmiddelen zijn niet zodanig dat ze voldoende bescherming bieden aan homo's en lesbiennes. Daar gaat het uiteindelijk om. Misschien kan ik dan afsluiten met een korte vraag. Hoeveel landen van de Europese Unie achten Oekraïne specifiek voor deze groep een veilig land? Het antwoord is drie landen.
Staatssecretaris Harbers:
U geeft zelf het antwoord al; ik probeerde het hier na te gaan.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dat is namelijk wel veelzeggend.
Staatssecretaris Harbers:
Ik herhaal wat ik zei. «Veilig land van herkomst» betekent niet dat altijd onder iedere omstandigheid een asielaanvraag wordt afgewezen. Het is nog steeds een kwestie van individuele weging. Mensen kunnen nog altijd individuele omstandigheden naar voren brengen waarom het land in kwestie voor hem of haar geen veilig land van herkomst is.
Ik was gebleven bij Brazilië en de vraag of klimaatactivisten kunnen worden uitgezonderd. Ook hiervoor geldt eigenlijk het vorige antwoord: de kwalificatie «veilig land» betekent niet dat er geen asielaanvragen ingewilligd kunnen of zullen worden. Incidenten zoals mevrouw Buitenweg die noemde, zijn inderdaad zeer ernstig van aard, maar zijn nog geen aanleiding om klimaatactivisten als aparte groep aan te merken. Zeker gezien de omvang van het land gaat het waarschijnlijk om een beperkte groep, die daarom ook lastig als groep is te identificeren. Dat laat onverlet dat ook hier de aanvrager altijd substantiële redenen kan hebben waarom het land in zijn of haar specifieke omstandigheden niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Dat geldt evenzeer voor deze groep mensen als zij daar een beroep op doen. De incidenten waren inderdaad ernstig.
We hebben besloten om de groep Chinezen die legaal verblijven in Nederland maar niet kunnen naturaliseren, niet vrij te stellen. Noch uit eerder onderzoek, noch uit BZK-ambtsberichten of gewoon uit de praktijk van naturalisatie zou blijken dat het gebrek aan bewijsstukken voor de identiteit en/of nationaliteit bij vreemdelingen met de Chinese nationaliteit specifiek door de Chinese autoriteiten komt. De praktijk leert dat aan vreemdelingen die de juiste personalia en nationaliteitsgegevens opgeven, gewoon reisdocumenten worden verstrekt door de diplomatieke vertegenwoordigingen. Gaat het om een geboorte in het land van herkomst, dan kan in individuele zaken volgens het bestaande beleidskader worden bekeken of het redelijk is om die voorwaarde te handhaven. Er zijn ook gevallen bekend waarin het mensen gewoon lukt om aan de gebruikelijke documenten te komen, ook in China, waarmee ze ook naar China kunnen reizen om dat te regelen. Soms hebben we ook het idee dat mensen misschien niet de goede weg bewandelen om aan de documenten te komen. Om mensen te helpen om de juiste weg naar het goede loket in het buitenland te vinden, verstrekken de websites van IND en Buitenlandse Zaken alle informatie. Daar kunnen mensen ook bij worden geholpen. De kafkaëske situatie die mevrouw Buitenweg beschreef, is niet standaard. Om die reden willen we niet in zijn algemeenheid een uitzondering maken voor deze groep Chinezen.
Mevrouw Buitenweg vroeg ook naar afvalligen als risicogroep in het asielbeleid voor Irak. Ik meen dat ook de heer Voordewind vragen hierover had. In het asielbeleid zijn al meerdere Irakese religieuze minderheidsgroepen, waaronder christenen, als kwetsbare risicogroep aangewezen. Ik leerde zojuist dat afvalligheid «apostasie» heet. Afvalligheid wordt niet specifiek in het landenbeleid genoemd. Dat betekent niet dat deze zaken door de IND niet zorgvuldig zouden worden getoetst. Bij de individuele beoordeling wordt de precaire situatie voor afvalligen nadrukkelijk betrokken en zal dan ook in veel gevallen een vergunning worden verleend. Ik zeg daarbij dat in incidentele gevallen ook kan worden geconcludeerd dat er onvoldoende aanleiding is om asielbescherming te verlenen, bijvoorbeeld als iemand eerder geen enkel probleem ondervond en er ook geen concrete aanwijzingen zijn voor toekomstige vervolging. Individuele toetsing zou ook het geval zijn als afvalligen in het asielbeleid van Irak als risicogroep waren opgenomen. Ook dan is altijd een individualiseringsvereiste van toepassing. Vanuit die argumentatie is er volgens mij geen noodzaak om islamafvalligen als risicogroep toe te voegen, met inbegrip van alles wat ik heb gezegd, namelijk dat er voor heel veel van die mensen een grond bestaat om uiteindelijk wel een asielvergunning te krijgen.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik heb een verhelderende vraag. Ik dank de Staatssecretaris voor zijn verduidelijking van de situatie in Irak en de individuele beoordeling. Is de Staatssecretaris het met mij eens dat je niet van mensen mag vragen om terughoudend te zijn in hun geloofsbelijdenis? Er mag bijvoorbeeld dus niet worden geoordeeld «u kunt terug, mits u een beetje onder de pet houdt dat u christen bent geworden». Is het helder dat geen terughoudendheid mag worden verwacht van mensen die worden teruggestuurd?
Staatssecretaris Harbers:
Ja, daar hoef je niet terughoudend in te zijn. Dat is gewoon het beleid. Op basis daarvan wordt vervolgens beoordeeld hoe zich dat verhoudt tot de aanvraag.
Er was nog een vraag blijven liggen over het nieuwe asielmodel en het bestuursakkoord. Hoe gaan we verder na afloop van het bestuursakkoord? Het is een procesantwoord, want over de ontwikkeling van het bestuursakkoord en de interbestuurlijke verhoudingen op het migratieterrein zijn we met verschillende overheidslagen in gesprek. Dat vindt onder andere plaats aan de landelijke regietafel migratie. Ik heb er op zich alle vertrouwen in dat we dit positief gaan voortzetten, maar zeg er wel gelijk bij dat het eerste gesprek binnenkort op de agenda staat en dat we het gesprek dus nog moeten gaan voeren. Op het moment dat er ontwikkelingen zijn – ik weet zeker dat dat in het komende jaar zal zijn, want daar zijn we over een paar weken al – zal ik de Kamer daarover informeren.
Ik kom bij de vragen die de heer Groothuizen stelde. Zijn eerste onderwerp betrof de tolken. Hoe staat het ermee, nu we inmiddels een jaar op weg zijn met de implementatie van het programma? In de periode na het verschijnen van het rapport van ABDTOPConsult is het aangekondigde transitieproces vormgegeven. Afgelopen april is het programma Tolken in de Toekomst gestart, waarin alle zaken zijn opgenomen die in de Kamerbrief staan over de efficiënte inzet en professionele inkoop van kwalitatief goede tolken. Dat programma heeft een voorziene looptijd van twee jaar. Het ligt op schema, hetgeen betekent dat in 2018 wordt gestart met de implementatie van alle voorstellen die nu zijn of worden ontwikkeld.
Er is gevraagd naar de lhbti's in Tsjetsjenië en de eerder gedane toezegging dat gevallen nog individueel zouden worden voorgelegd. Inmiddels hoeft dat niet meer, omdat ze behoren tot de risicogroep en een vergunning krijgen. In de periode hiervoor hoefde er niets meer individueel te worden voorgelegd. Ik weet niet eens of er gevallen waren, maar er waren geen gevallen die zich leenden voor individuele voorlegging. Als die er waren, hebben ze een vergunning gekregen.
Dan de consequenties voor Eritreeërs als ze stukken moeten aanvragen voor naturalisatie. Dit is eigenlijk een herhaling van het antwoord dat in de brief van 24 maart jongstleden staat. Uit het ambtsbericht hebben wij opgemaakt dat in redelijkheid om stukken kan worden gevraagd. Ik zie dus ook geen aanleiding om bij naturalisatie niet langer om een geldig Eritrees paspoort of geldige Eritrese identiteitskaart te vragen. Dit geldt voor naturalisatieverzoekers uit Eritrea die een regulier verblijfsrecht hebben. In de naturalisatieprocedure zijn asielgerechtigden – de mensen die te vrezen hebben op het moment dat zij zich wenden tot de autoriteiten van Eritrea – ontheven van de documenteneis. Het kan zijn dat er andere Eritreeërs zijn voor wie het geen beletsel is om aan die documenten te komen. Van hen vragen we die in beginsel dus ook gewoon bij een naturalisatieprocedure.
Vervolgens kwam aan de orde dat er sinds de zomer een significante toename is van het aantal Cubanen dat asiel aanvraagt. Daarbij gaat het voor een groot deel om personen die het zijn van lhbti aanvoeren als asielmotief. Of personen in Cuba in aanmerking komen voor asiel wordt bepaald op grond van het individuele asielrelaas tegen de achtergrond van datgene wat bekend is over de veiligheid en mensenrechtensituatie in Cuba. Uit die informatie blijkt aan de ene kant dat discriminatie op grond van seksuele geaardheid in de Cubaanse samenleving soms voorkomt, maar tegelijkertijd is er op tal van terreinen sprake van verbetering van de rechten van lhbti's. Laten we zeggen dat het niet het slechtste land is voor lhbti's in die regio. Eerder is al gesproken over Jamaica, ook in het Caribisch gebied. Mariela Castro, de dochter van president Castro, heeft de rechten van lhbti's benadrukt. De afgelopen jaren heeft de overheid zich ook ingezet om de rechten van lhbti's te bevorderen. In 2016 heeft de regering een mars gesponsord in verband met de Internationale Dag tegen Homofobie, Bifobie en Transfobie. Met andere woorden, in algemene zin is er geen reden om aan te nemen dat lhbti's bescherming tegen terugkeer naar Cuba behoeven, maar ook dit blijft altijd een individuele toets. De IND pakt al deze zaken voortvarend op. Bij een afwijzing geldt evenzeer dat de DT&V zich gaat bekommeren om de terugkeer.
Aan het slot van dit antwoord kom ik terug op datgene waarmee ik begon. Ja, er is verhoogde instroom. De verhoogde instroom wordt nauwgezet gemonitord. We proberen er daarbij ook achter te komen wat nou precies de aanleiding is van deze ineens verhoogde instroom, maar we zijn nog niet zover dat we dat al kunnen aangeven.
De heer Groothuizen (D66):
Dat is een helder antwoord. Ik kan me ook voorstellen dat de Staatssecretaris dat nog niet helder heeft. Kan hij wel toezeggen dat er een brief naar de Kamer komt als die helderheid er is?
Staatssecretaris Harbers:
Ja, vanzelfsprekend. Als we hier wat over te weten komen, dan verstrekken we die informatie. Ik zeg daar wel bij dat we die informatie wel moeten hebben, als een soort winstwaarschuwing vooraf. Je hebt in de internationale asielstromen ook bewegingen die op een gegeven moment opeens weer voorbij zijn en waarbij we er nooit precies de vinger achter krijgen wat daar de concrete aanleiding voor was. Het zou ook zomaar kunnen zijn, zeg ik erbij, dat als veel van deze mensen uiteindelijk geen asiel krijgen in Nederland, die instroom ook weer ophoudt, maar dat is allemaal gissen. Als er daadwerkelijk geverifieerde informatie komt, verstrek ik die aan de Kamer. En als dat niet zo is, kan ik ook niks verstrekken.
De voorzitter:
Dus hier is ook geen termijn aan te koppelen.
Staatssecretaris Harbers:
Helaas niet, nee.
De voorzitter:
Zullen we afspreken dat we voor de zomer hoe dan ook even een bericht krijgen, ook als er niets te melden is?
Staatssecretaris Harbers:
Ja, dat kunnen we in ieder geval doen.
Dan de kinderen die in het afgelopen jaar uit de beschermde opvanglocaties verdwenen. UNICEF heeft daarover een rapport gemaakt. Het getal van 30 van de 60 kinderen werd genoemd door de Kamer. Dat getal klopt. Het gaat bij de amv's die uit de beschermde opvang vertrekken, overwegend om één nationaliteit: de Vietnamese. Het Landelijk Parket van het OM heeft de signalen van het COA en Nidos over deze jongeren onderzocht. Uit het onderzoek en uit de signalen van de uitvoering blijkt dat een groep Vietnamezen georganiseerd de weg weet te bewandelen om in Nederland in de illegaliteit te kunnen verdwijnen. Er bestaan voor die groep sterke signalen van mensensmokkel. Daarnaast bleken de bij het onderzoek betrokken Vietnamezen veelal toch meerderjarig. Naar aanleiding van het onderzoek van de Landelijke Recherche en de signalen van de uitvoering is aan de Marechaussee, de Vreemdelingenpolitie en de IND gevraagd om bij de leeftijdsschouw van Vietnamezen die stellen minderjarig te zijn, extra alert te zijn en bij geringe twijfel over de minderjarigheid een leeftijdsonderzoek te laten plaatsvinden.
Ik wil bij dit onderwerp ook nog wel benadrukken dat de beschermde opvang geen vrijheidsontnemende of vrijheidsbeperkende maatregel is. Het is een beschermingsmaatregel, maar we kunnen niet garanderen dat zich in het geheel geen risicovolle verdwijningen van amv's uit de beschermde opvang zullen voordoen. Met een combinatie van maatregelen, zoals opvang, begeleiding, multidisciplinaire risicoanalyse, verscherpt toezicht en strafrechtelijk optreden, proberen we de verdwijning van jongeren zo goed mogelijk te voorkomen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik zit goed te luisteren naar de Staatssecretaris. Is er aanleiding om te denken dat deze jongeren, als ze dat wel zijn, in de prostitutie terechtkomen? Zou je dan moeten kijken of je deze specifieke doelgroep dan niet nog beschermder neer kunt zetten dan we tot nu toe deden? We hebben ook wel een zorgplicht als zij daadwerkelijk minderjarig zijn.
Staatssecretaris Harbers:
Ook in het strafrecht moet je echt gerede vermoedens hebben, maar amv's waarbij op voorhand een reëel vermoeden is van voortijdig vertrek en/of sprake is van een verdachte situatie, worden in de beschermde opvang geplaatst. Er worden in de beschermde opvang dan wel extra veiligheidsmaatregelen getroffen, zoals extra toezicht. Punt.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Komma, zou ik zeggen. Het is wel vaker voorgekomen dat we kwetsbare groepen, bijvoorbeeld meisjes die slachtoffer dreigen te worden van loverboys, in de gesloten opvang zetten, omdat er een serieus gevaar is voor hun leven of gezondheid. Ik zou toch de Staatssecretaris willen vragen om daar eens naar te kijken. Als we dat bij Nederlandse meisjes die slachtoffer dreigen te worden van loverboys kunnen organiseren, waarom zouden we dat dan niet kunnen doen voor minderjarige kinderen, als ze dat wel zijn, die ergens anders vandaan komen? Dat is nog een specifieke vraag die ik wil neerleggen.
Staatssecretaris Harbers:
Ik heb zojuist geantwoord dat we op een aantal terreinen met risicoanalyse et cetera bezig zijn. Als er aanleiding is voor beschermde opvang, dan is er extra opvang. Over het afgelopen jaar hebben we het over een groep van 30 van de 60, grotendeels Vietnamezen. De groep waar mevrouw Van Toorenburg het over heeft, wordt wel kleiner en kleiner. Als er echt individuele aanwijzingen zijn, moeten we natuurlijk zorgen dat mensen daartegen beschermd zijn.
In het algemeen zien we bij de grote groep verdwijningen van minderjarigen uit de beschermde opvang ook nog andere patronen. In heel veel gevallen zijn dat mensen die bijna 18 jaar zijn. Het zijn meestal uitgeprocedeerde amv's die na hun achttiende geen recht meer hebben op opvang en dus kort voor dat moment uit het zicht verdwijnen, met onbekende bestemming, dus we weten niet waarheen. Dat kan ook op doorreis zijn naar andere Europese landen, familie of vrienden. Dat is een groep waar de vraag van mevrouw Van Toorenburg niet over gaat, maar als er echt signalen zijn dat er iets anders aan de hand is, hebben we die beschermde opvang. Met die multidisciplinaire aanpak en risicoanalyse kunnen we inderdaad ook nog wel meer doen, dus in die zin ben ik het met mevrouw Van Toorenburg eens.
De voorzitter:
Ook de heer Groothuizen heeft hier nog een vraag over.
De heer Groothuizen (D66):
De Staatssecretaris zegt dat het bij die 30 van de 60 vooral ging om Vietnamezen. Er loopt een onderzoek. Dan zou ik verwachten dat het in 2017 beter gaat. Klopt dat? Zijn de cijfers over 2017, voor zover we nu weten, beter dan in 2016?
Staatssecretaris Harbers:
Daar heb ik het antwoord niet op. Misschien kan ik er in tweede termijn nog even op terugkomen.
De voorzitter:
Mevrouw Buitenweg zag ik ook nog neigen naar de interruptiemicrofoon, en dat gaat zij ook doen.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Zeker. Het is te leuk, zo'n interruptiemicrofoon; die heeft grote aantrekkingskracht. Het gaat erom dat door het vorige parlement afgesproken is dat de grote campussen waar alleenstaande minderjarige vreemdelingen werden opgevangen, zouden moeten worden gesloten en dat het allemaal veel kleinschaliger zou moeten. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is of dat ook zo is. Worden amv's ook echt kleinschaliger opgevangen? Of zijn sommige campuslocaties vooral wat cosmetisch verbouwd en heten ze dan geen campussen meer, maar is er niet echt sprake van kleinschalige opvang? Hoe kleinschalig is kleinschalig?
Staatssecretaris Harbers:
Dat is een van de vragen waar ik nog op terug zou komen, omdat de heer Voordewind die ook stelde. Die amv-campussen die in het verleden bestonden, en waar mevrouw Buitenweg naar vraagt, bestaan sinds ongeveer half 2016 niet meer. Daarbij geldt ook weer dat alleenstaande minderjarige vreemdelingen in de leeftijd van 17,5 tot 18 soms nog wel bij het COA verblijven, maar dan in voorzieningen voor tot maximaal 20 personen, dus die grootschalige campussen zijn verleden tijd.
De voorzitter:
Mevrouw Buitenweg nog een vervolgvraag?
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Anders ben ik die sowieso kwijt. Dat wil zeggen dat er nergens meer campussen bestaan voor meer dan 20 personen? Is dat het idee? Dat is niet helemaal zoals ik het las, maar misschien kan de Staatssecretaris dat verhelderen.
Staatssecretaris Harbers:
Dat klopt, die hebben we niet meer. Dat hebben we gecheckt bij het COA. Volgens mij was dat ook wat wij allemaal wilden.
De heer Groothuizen vroeg naar de terugkeersamenwerking met Marokko. Ik heb gisteren een brief aan de Kamer gestuurd over de zesde tranche van het landenbeleid. De achtergrond bij de samenwerking voor terugkeer is dat toenmalig Minister Blok in oktober, dus twee maanden geleden, een bezoek heeft gebracht aan Marokko. Tijdens dat bezoek is ook gesproken over de samenwerking bij het vaststellen van de identiteit en het verstrekken van tijdelijke reisdocumenten voor gedwongen terugkeer naar Marokko. Dat bezoek, samen met enkele andere hoge ambtelijke bezoeken dit jaar, resulteerde in de eerste stappen richting verbetering in de samenwerking op het gebied van terugkeer. Sindsdien zijn ook weer enkele laissez-passers afgegeven door de Marokkaanse autoriteiten en zijn enkele Marokkaanse vreemdelingen gedwongen teruggekeerd naar Marokko.
In EU-verband wordt gewerkt aan het afsluiten van een bindende terugnameovereenkomst, onder andere met Marokko. Daar zit dus voortgang in, maar ik kan geen uitspraken doen over op welk moment we dat helemaal rond hebben. In de bilaterale relatie tussen Nederland en Marokko hebben we toch wel enkele betekenisvolle stappen gezet in de afgelopen maanden. We blijven natuurlijk bezig om dat verder uit te bouwen en daarop voort te borduren in het komende jaar.
De heer Van Dijk had vragen over de opdracht die in het regeerakkoord besloten zit ten aanzien van bed-bad-brood. Er ligt nog geen kant-en-klaar plan. Er ligt een voornemen, wat de heer Van Dijk ook in het regeerakkoord kon zien. Ik denk dat die maatregelen, in combinatie met maatregelen voor de effectieve terugkeer, het beste in samenwerking met de gemeenten kunnen worden vormgegeven. Ik ga ook in overleg met de VNG-bestuurders over hoe we afspraken kunnen maken over een gezamenlijk traject om die landelijke vreemdelingenvoorzieningen te ontwikkelen. In afwachting daarvan zou ik inhoudelijk niet al te veel op die gesprekken vooruit willen lopen, met één kanttekening, namelijk dat ik wel sta achter de koppeling die ook in het regeerakkoord wordt gemaakt tussen het daadwerkelijk werken aan vertrek en het verblijf in een lvv. Ik zou eerlijk gezegd echt niet weten waarom die koppeling onredelijk zou zijn, juist ook omdat ons hele vreemdelingenrecht gebaseerd is op het werken aan zelfstandig vertrek, op het moment dat je geen vergunning hebt om hier te verblijven. Daarbij hoort dat als we dan toch daarna in een of andere vorm opvang bieden, dat ook altijd met dat werken aan vertrek in het achterhoofd zou moeten zijn, want dat rechtvaardigt dat je als overheid nog iets doet. Om die reden is dit voornemen in het regeerakkoord gekomen en ga ik daar de komende tijd mee aan de slag.
De heer Van Dijk noemde ook nog een aantal individuele gevallen, maar net als eerder in dit debat zou ik daar niet op willen ingaan. Er zijn wel twee punten die ik in het algemeen kan noemen. Hij noemde het voorbeeld van minderjarige kinderen zonder verblijfsrecht, al dan niet in gezinsverband. Die hebben altijd recht op opvang, in ieder geval totdat zij 18 zijn, zoals we net ook hebben gezegd. De terugkeer wordt altijd humaan uitgevoerd, met inachtneming van de belangen van eventueel aanwezige kinderen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dank voor dat heldere antwoord. In dat verband vind ik het toch wel legitiem om de Staatssecretaris te vragen wat zijn reactie is op het bericht, dat wij allebei in de krant kunnen lezen, dat een uitgeprocedeerde vrouw met twee kinderen in het kraakpand van We are here is geplaatst door de politie. Wat kan de Staatssecretaris daar in zijn algemeenheid over zeggen? Is dit hoe het hoort te gaan volgens hem? Vindt hij ook dat kinderen, die in dit geval de leeftijd van 7 en 12 jaar hadden, recht hebben op opvang? Wat is hier misgegaan?
Staatssecretaris Harbers:
Aan het begin hadden we het over iemand die een misdrijf pleegt. Er zijn tal van individuele omstandigheden die kunnen maken dat iets in het nieuws komt, waarvan je denkt: hoe heeft dat zo kunnen gebeuren? Ook dan treed ik weer in allerlei individuele omstandigheden. Ik denk dat het echt niet raadzaam is om al die individuele omstandigheden en achtergronden in een openbaar Kamerdebat te gaan delen, ook ter wille van de betrokkenen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik snap dat in zijn algemeenheid, maar er staat een artikel in Het Parool van 1 december. Dat is gewoon voor iedereen te lezen. Daarin zegt de politie zelf radeloos te zijn omdat zij dit gezin nergens kwijt kon. Ten einde raad zijn zij bij dat kraakpand beland. Dan kom ik weer bij de glasheldere stelling van de Staatssecretaris: kinderen hebben recht op opvang. Deelt hij dan mijn mening dat hier iets fout is gegaan? Wil hij wellicht schriftelijk reageren, maar in ieder geval aangeven dat het zo niet hoort?
Staatssecretaris Harbers:
Over dat laatste ben ik het in zijn algemeenheid met u eens. Natuurlijk is dat niet een handelwijze die je propageert en waarvan je zegt dat het op zo'n manier zou moeten. Als je naar de praktijk van de politieagent op straat kijkt, komen zij iedere dag situaties tegen waarbij je alle wetten en regelingen in het achterhoofd kunt hebben, maar op zo'n moment gewoon een oplossing moet bedenken, en daar leren we vervolgens ook weer van. Maar dan ga ik terug naar de algemene situatie. Als er een gezin is dat kinderen heeft, dan is daar in principe opvang voor beschikbaar, ook al zijn zij uitgeprocedeerd. Daar zet ik een punt, want anders ga ik echt in op individuele omstandigheden.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Harbers:
Over toetsing van de geloofwaardigheid van lhbti's en de bekeerlingen is vorige week een motie aangenomen. Ik heb in het begrotingsoverleg ook toegezegd om die toetsing nog eens goed te bekijken. Daar zal ik ook externe partijen bij betrekken. Ik ga nu nog niet vooruitlopen op de uitwerking daarvan, dus ik zou haast zeggen: geef me heel even de tijd om met mijn uitwerking te komen. Ik verzeker u dat daar voortvarend aan wordt gewerkt.
De heer Van Dijk legde ook een koppeling met een ander thema, dat we al eerder in het debat langs hebben gehad, namelijk het voornemen om rechtsbijstand in de eerste fase af te schaffen. Ik zie die koppeling niet een-op-een, al is het maar omdat we ook goed moeten bekijken, als we dat doen, wat dat betekent voor de rest van de inrichting van de asielprocedure, zoals we ook in het begrotingsdebat hebben gewisseld. Ook op dat terrein zou ik zeggen: laten we dat debat voeren op het moment dat ik met concrete voorstellen kom. Dan is het aan de Kamer om ook dit soort dwarsverbanden te leggen en te kijken wat zij daarvan vindt.
Er is ook gevraagd of de groep lhbti's uit Egypte aangemerkt moet worden als risicogroep. Voor Egypte geldt geen specifiek landgebonden beleid. De IND houdt bij de beoordeling uiteraard rekening met de actuele veiligheidssituatie van deze groep. Uit de huidige informatie, waarbij wij ons onder andere baseren op Human Rights Watch en Amnesty International, blijkt dat hun situatie heel zorgelijk is. Indien de lhbti-gerichtheid geloofwaardig is en uiting hieraan wordt gegeven, zal de IND al snel asielbescherming bieden. Dat betekent dat de IND dan ook geen terughoudendheid van de lhbti'er zou verwachten bij terugkeer, net als van afvalligen, waarover ik net een debat had met mevrouw Buitenweg. Ook hier blijft het altijd een individuele toets, maar die valt in de praktijk voor deze groep licht uit of leidt al snel tot inwilliging. In dat opzicht zie ik ook geen aanleiding om specifiek landgebonden beleid op te stellen.
In het staartje van het AO over de JBZ-Raad hebben we het vorige week ook gehad over de Dublinclaims voor Griekenland. Het kabinet acht het van belang om terug te keren naar een goed werkend Dublinsysteem. Daarom hebben we besloten om een beperkt aantal vreemdelingen die voor overdracht in aanmerking komen, te claimen bij Griekenland. Vooralsnog worden kwetsbare asielzoekers hiervan uitgesloten. Dat is op basis van de aanbeveling van de Europese Commissie. Alleen duidelijk niet-kwetsbare asielzoekers komen in dit stadium voor een overdrachtsclaim in aanmerking.
Besluiten over een overdracht aan Griekenland zullen pas worden genomen indien Griekenland expliciete akkoorden en volledige individuele garanties kan geven ten aanzien van de asielprocedure en de opvang. Nederland moet daarbij ook op de hoogte zijn van de situatie en de opvanglocaties waarin de asielzoekers terechtkomen. Zo ver is het allemaal nog niet. We zitten nu in de fase dat we eerste stappen hebben gezet, al is het maar voor het herstellen van een geloofwaardig Dublinclaimsysteem binnen de Europese Unie. Daarvoor moeten we die stappen wel zetten, want als je landen wil tegenwerpen dat zij dat blokkeren, moeten we dat ook helder in kaart hebben. Dan moeten we bij die omstandigheden precies kunnen aangeven waar het misgaat en waar individuele lidstaten zichzelf moeten verbeteren.
Ik ben bijna aan het eind. Er resteren nog een paar vragen over Libië, van de heren Van Dijk en Voordewind. Kortheidshalve verwijs ik naar het debat dat gisteren in dit huis is gevoerd ter voorbereiding van de Europese Raad. Er is geen sprake van terugkeer naar Libië. De Libische kustwacht voert reddingsacties uit in de territoriale wateren. Als dat door de Libische kustwacht gebeurt, ligt het in de rede dat de geredde personen worden teruggebracht naar Libië. Er volgt op heel korte termijn nog beantwoording van de schriftelijke vragen van onder andere de heer Van Dijk. Ik heb bij de begrotingsbehandeling ook een brief toegezegd over wat er al dan niet vanuit de EU gebeurt in relatie tot Libië. De Minister-President heeft aangegeven dat die brief komt voor het kerstreces. De kern van de inzet van Nederland en de EU is om de situatie in de detentiecentra en de handelingen van de kustwacht te verbeteren. Daar zal ik in de brief nog verder op ingaan. Ik zal even het hele blokje over Libië afmaken, ook al zie ik dat de heer Van Dijk wil interrumperen. Ik zal in die brief ook, als daar aanleiding toe is, ingaan op het gesprek dat ik nog voer met Amnesty International en dat voor komende maandag gepland is. Dan krijgt u alle informatie ineen. Ik breng overigens in herinnering wat de Minister-President gisteren daarover in het debat al heeft gezegd.
De voorzitter:
Dit is het wat betreft Libië? Dan geef ik eerst het woord aan de heer Van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
We moeten ons beperken onder het strakke regime van de voorzitter, dus de rechtsbijstand, Griekenland en Afghanistan laat ik even gaan. Mijn tweede interruptie gaat over Libië. Het laatste punt was interessant. De Staatssecretaris zei dat hij in gesprek gaat met Amnesty. Dat was mijn vraag inderdaad. Heeft hij het rapport van Amnesty gezien? Daaruit blijkt – en dat is wel heel cynisch – dat de Libische kustwacht niet zozeer mensen aan het redden is als wel dat er 50 mensen verdronken zijn door roekeloos gedrag van de Libische kustwacht. Dan kom je toch weer op een steeds terugkerende vraag. De Europese Unie is die Libische kustwacht aan het trainen. En als er vervolgens door die kustwacht mensen verdrinken, waar je niet vrolijk van wordt, als je dat allemaal leest, dan gaat er toch iets vreselijk mis? Deelt de Staatssecretaris die mening en wil hij de steun aan die kustwacht, als dit waar is, heroverwegen?
Staatssecretaris Harbers:
Ik ga in gesprek met Amnesty en dan komt ook dat rapport ter sprake. Ik heb het gevoel dat we het er niet over oneens zijn, maar dat er vervolgens een weging is wat je handelingsperspectief is. Ik ben ervan overtuigd dat je niet kunt wegkijken, als het gaat om de situatie in Libië, en dat je een aantal dingen moet doen om deze te verbeteren. Vanuit dat perspectief is zo'n training van de Libische kustwacht opgezet. Je kunt ook zeggen: dat doen we helemaal niet, want dat gaat mis en daar willen we op geen enkele manier bij betrokken zijn, waarbij «we» de Europese Unie is. Ik weet niet of de situatie voor de potentiële slachtoffers op zee daarmee automatisch verbetert. Dat is een kwestie van inschatting, want er zullen nog altijd mensen op een gammel bootje de zee opgaan, die hoe dan ook, linksom of rechtsom, gered moeten worden, als zij in nood komen. We doen wat we kunnen om te kijken of je de kustwacht kunt trainen om alles wat daarmee te maken heeft te verbeteren, en dat gaat niet van de ene op de andere dag. In het kader van die training zijn er al uitgebreide procedures om te kijken of die mensen goed gescreend zijn. Dat wordt samen met de Europese partners en diensten gedaan. Er is aandacht voor mensenrechten.
Is er ook een monitoringsmechanisme ingesteld? Ik begreep dat er gisteren een motie is ingediend over hoe de Europese Unie die monitoring verricht. Nog steeds kunnen we daarmee niet uitsluiten dat er ook binnen de Libische kustwacht individuen zijn die alle goede bedoelingen en alle procedures niet naleven en samenwerken met mensensmokkelaars, maar dat is ook gewoon een criminele daad. Wij blijven er alles aan doen om dit aan de orde te stellen. Ook in gesprekken met de Libische autoriteiten wordt aangegeven dat dit onwenselijk is, en dan druk ik mij mild uit, en dat hier een eind aan moet komen. Ik denk dat we met z'n allen moeten accepteren dat de situatie daar penibel is en nog een hele tijd zal blijven, dat we ondertussen moeten doen wat we kunnen om die situatie te verbeteren en vooral niet moeten wegkijken vanuit de Europese Unie.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik ga een heel eind mee met deze redenering van de Staatssecretaris. Natuurlijk wordt er met de beste humanitaire bedoelingen getracht om de situatie in Libië te verbeteren. Tegelijk moeten we volgens mij met gezond verstand kijken wat de Libiërs doen met de trainingen en met het materieel dat ze krijgen van de Europese Unie. Als we dan zien dat ngo's zoals Amnesty vaststellen dat daarmee reddingsacties worden belemmerd, dan moeten we toch voortschrijdend inzicht tonen. Dan moet er een punt komen, ook bij u, daar ben ik zeker van, dat u zegt dat het de verkeerde kant opgaat. Kunnen we afspreken dat u zo snel mogelijk reageert op dit rapport van Amnesty en dat we er dan als Kamer op terugkomen?
Staatssecretaris Harbers:
Vanzelfsprekend. Daarom ga ik ook in gesprek over dat rapport. Die afspraak stond gepland als algemene kennismaking, maar na de berichten van de afgelopen dagen zal Libië daarbij een substantieel gespreksthema zijn. Ik zou twee dingen uit elkaar willen trekken bij de toezegging. Ik heb bij de begrotingsbehandeling een brief toegezegd om in kaart te brengen wat de Europese Unie precies doet. Die brief komt nog voor het kerstreces. Als ik er een inhoudelijke toets over het Amnestyrapport aan moet toevoegen, lopen we zomaar het risico dat die brief volgende week niet meer komt, dus ik zou dat in een aparte brief aan de Kamer willen melden, ook om te voorkomen dat het andere traject weer langer gaat duren.
De voorzitter:
En die komt dan?
Staatssecretaris Harbers:
Kort na het reces.
De voorzitter:
In januari.
Staatssecretaris Harbers:
In januari.
De voorzitter:
Dan ga ik eerst naar de heer Voordewind, want hij heeft op dit punt ook een interruptie.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Goed dat de Staatssecretaris in gesprek gaat met Amnesty om dit rapport te bespreken. Het is natuurlijk een enorme aantijging dat de kustwacht die wij ondersteunen, zich in zou laten met mensenhandel. Ik weet dat wij die mensen trainen. Dat gebeurt op speciale schepen, buiten de vaarroute. Is het niet mogelijk om bij de Europese Unie, die verantwoordelijk is voor de missie, erop aan te dringen dat we niet alleen maar in aparte schepen die training doen, maar dat we ook on the job trainen? Dan ben je er daadwerkelijk bij, op het moment dat dit soort dingen misschien gebeuren. Is dat een mogelijkheid om uitvoering te geven aan die motie die gisteren is aangenomen, om te kijken hoe we dat monitoringsysteem goed van de grond kunnen krijgen en hoe we een training on the job voor die mensen kunnen organiseren?
Staatssecretaris Harbers:
Ik denk dat we kritisch moeten kijken of je dan de garantie hebt dat je er altijd bij bent en toekijkt. Laat ik even een stap terug doen. Die motie is aangenomen. De Minister-President heeft daar gisteren positief op gereageerd. Het vervolgtraject is dat we kijken hoe we dat in de Europese Unie aan de orde kunnen stellen. Geef ons even de ruimte om te kijken wat de goede invulling is. Ik denk dat we daar te zijner tijd in de reguliere rapportages of de verslaglegging van de Europese Raad dan wel de JBZ-Raad bij de Kamer op terugkomen.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
We hebben het nu over dat rapport van Amnesty en het gesprek van maandag, maar kan dat overleg in Europa hierbij betrokken worden, als we een terugrapportage krijgen over wat er gaat gebeuren met die motie over de monitoring en de informatie van Amnesty?
Staatssecretaris Harbers:
Ik heb zomaar het idee dat wij elkaar ergens in januari weer treffen voor een algemeen overleg over de JBZ-Raad en dat wij dit soort informatie dan ook kunnen uitwisselen.
De voorzitter:
Fijn. Dan kijk ik nog even naar mevrouw Buitenweg.
Staatssecretaris Harbers:
Dat voorkomt allerlei aparte brieven, want dan gaat het in die stroom mee.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik heb heel goed geluisterd naar de Staatssecretaris, die in deze laatste uren steeds benadrukt dat er ook een individuele toets moet zijn voor mensen. Bij Afghanistan, Irak en Brazilië hadden we het over die individuele toets. Mijn vraag is hoe zo'n individuele toets vormgegeven wordt bij de mensen die op zo'n bootje overgedragen worden aan die kustwacht.
Staatssecretaris Harbers:
Nou moeten we een paar dingen uit elkaar gaan houden. Wij zijn zelf bij de procedures die in Nederland worden gevoerd, op het moment dat hier asiel gevraagd wordt. Mevrouw Buitenweg doelt op de mensen die door de kustwacht worden opgepikt. Daar moeten we ook een tweedeling maken tussen de mensen die asiel gaan aanvragen en de mensen die dat niet doen. We weten ook allemaal dat een groot deel van die mensen niet in aanmerking komt voor asiel, en met een ander motief de route naar Europa heeft genomen, en dat een asielaanvraag dan uiteindelijk niet in de rede ligt. Wanneer dat wel aan de hand is, en dat geldt voor meerdere landen in Noord-Afrika waar mensen aan land komen, dan moet het mogelijk zijn om een asielaanvraag te doen. Dat is in een aantal landen goed geregeld, hetzij bij de autoriteiten, hetzij bij de UNHCR of andere organisaties. We weten dat dit in Libië knap ingewikkeld is, om het voorzichtig uit te drukken. Ik zeg erbij dat dit een probleem is dat we niet hier in Nederland gaan oplossen. Dat moeten we zien in het kader van de grote inspanningen die we internationaal hebben, waarover twee weken terug op de EU-Afrika-top gesproken is.
De voorzitter:
Ten slotte.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik was gealarmeerd door wat premier Rutte daarover een keer in het parlement zei. Hij zei: dat kan op een bootje of niet. Die uitspraak over zo'n individuele toets op een bootje vond ik heel ingewikkeld. Kunt u zich voorstellen hoe zo'n individuele toets op een bootje gaat? Was dat een slip of the tongue of heeft u het idee dat dit een reële optie is?
Staatssecretaris Harbers:
Bij mijn weten werkt het zeerecht zo dat uiteindelijk een kapitein van een schip ook verantwoordelijk is. Bij mijn weten heeft het in de schriftelijke beantwoording bij de begrotingsbehandeling gezeten, maar anders zal ik u dit nog apart doen toekomen.
De voorzitter:
Goed, dan gaat u verder. U was bijna klaar.
Staatssecretaris Harbers:
Ik ben bijna klaar. Ik heb nog een paar vragen van de heren Bisschop en Voordewind. De heer Bisschop vroeg naar de inzet in EU-verband op terugkeer. Er is een gezamenlijke Europese inzet op meerdere vlakken. De Commissie onderhandelt namens de gehele EU over terugkeer- en overnameovereenkomsten en informele samenwerkingsovereenkomsten met landen van herkomst. De EU zet als geheel ook druk op die landen om de samenwerking te verbeteren. Dat doet de Commissie samen met de Europese dienst voor extern optreden, het departement Buitenlandse Zaken van Europa, van mevrouw Mogherini.
Dat gebeurt ook naar mijn smaak nog niet krachtig genoeg, zeg ik erbij. Ik denk dat de Europese Unie in de toekomst beter gebruik moet maken van haar onderhandelingsgewicht op verschillende beleidsterreinen. Sinds kort wordt er op kleine schaal een koppeling gemaakt met visumverstrekking, waarbij landen die slecht samenwerken bij terugkeer, het risico lopen op terughoudender afgifte van Schengenvisa. Dat zijn zaken waar perspectief in zit wat mij betreft. Dat mag best worden uitgebreid.
Het Europese grens- en kustwachtagentschap, kortweg Frontex, organiseert en coördineert gezamenlijke terugkeervluchten vanuit lidstaten. Zo zijn er tal van initiatieven waar we aan werken, maar uiteindelijk is er Europese wetgeving, de Europese Terugkeerrichtlijn, die helaas in onze ogen nog wel wat beperkend is op een aantal onderdelen, bijvoorbeeld de inbewaringstelling van vreemdelingen die teruggevlogen zouden moeten worden. Wij willen vanuit Nederland graag dat deze wordt herzien. Dat staat ook in het regeerakkoord. Dat wil de Europese Commissie nog niet, en die heeft het recht van initiatief op dit gebied. We zijn ook bezig om ons hiervoor hard te maken en te kijken hoe we met gelijkgestemde lidstaten kunnen optrekken.
Een ander onderwerp dat de heer Bisschop noemde, was het benoemen van afvalligen uit Sudan als risicogroep. De IND herkent de afvalligheid in Sudan niet als een bekend vraagstuk in de huidige asielinstroom. Er is op dit punt ook niets in het landenbeleid neergelegd. Maar ook hier betekent dat niet dat de IND in een voorkomend geval geen recht kan doen aan een zaak waarin dit speelt, en dan herhaal ik mijzelf voor de laatste keer, denk ik. Algemene uitgangspunten van beleid bieden al ruimte voor een vergunningverlening als de individuele beoordeling van iemand uit Sudan daar aanleiding toe geeft.
De heer Voordewind heeft gevraagd hoe het staat met de gezinshereniging. Hij vroeg ook, als ik mij goed herinner, of er weer schot komt in het afhandelen van die zaken. Bij de begroting gaf ik al aan dat we daarmee een eind op weg zijn. Er waren achterstanden ontstaan, maar we gaan ervan uit dat het in het voorjaar van 2018 weer op het reguliere niveau staat.
De heer Voordewind vroeg ook of de Gezinsherenigingsrichtlijn toestaat dat de nareisaanvraag wordt afgewezen als de aanvrager geen officiële documenten overlegt. Uit artikel 11 van de Gezinsherenigingsrichtlijn volgt dat de nareisaanvraag niet enkel mag worden afgewezen op grond van het ontbreken van documenten. Ook vermeldt die richtlijn dat indicatieve documenten erbij moeten worden betrokken. Dat komt overeen met het Nederlandse beleid en de uitvoeringspraktijk die wij hier hebben. Er wordt niet afgewezen op grond van het ontbreken van documenten, maar dit wordt in samenhang gezien met de verklaring van de vreemdeling over het ontbreken van deze documenten. Ik denk dat ik daar even een punt zet. Ik hoop dat dit het antwoord is op de vraag van de heer Voordewind. Zo niet, dan hoor ik dat zo wel.
Over ondersteuning bij terugkeer van met name gezinnen hebben wij ook al eerder gesproken. Het kabinet zet in op zo veel mogelijk zelfstandig vertrek. Om die reden kan ook ondersteuning worden gekregen. Voor gezinnen met kinderen is deze ondersteuning ook uitgebreider van aard. Dan is het aan de terugkeerders zelf om aan te geven waarin ze ondersteund willen worden. Soms is dat financieel, maar bij een groot deel is het in natura. Dat is ook een beetje afhankelijk van de individuele behoefte aan ondersteuning.
Daarmee ben ik, bij mijn beste weten, aan het eind gekomen van de beantwoording. Ik hoop dat ik geen vragen over het hoofd heb gezien. Als dat het geval is, dan zal ik dat ongetwijfeld nog wel merken.
De voorzitter:
Ik kan het me bijna niet voorstellen. Ik zie ook niemand naar voren komen. Het had best iets minder gekund, zou ik haast zeggen, maar nee, we moeten erop staan dat uw vragen goed beantwoord worden. Ik kijk nog even of er behoefte is aan een tweede termijn. Dat is het geval. Ik vraag u om die te beperken tot twee minuten. Als eerste geef ik het woord aan mevrouw Van Toorenburg.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Bijzonder veel dank aan de Staatssecretaris voor de uitvoerige beantwoording van de vragen. Het siert hem dat hij zo gedetailleerd probeert alle vragen na te lopen, maar er staat ook veel op de agenda en het gaat over belangrijke onderwerpen.
Gedurende dit debat moest ik denken aan mijn grootmoeder, die altijd tegen mij zei: je hebt de verwervers, de ervers en de bedervers. Daar moet ik aan denken als ik kijk naar het VN-Vluchtelingenverdrag. Dat is een grote verworvenheid om de mensen bescherming te bieden. Dat is in vele oorlogen daarna nuttig gebruikt. Maar we zien nu dat mensen dat soort rechten met voeten treden, wat nooit de bedoeling is geweest, en die andere bevolkingsgroepen die naar Nederland zijn gevlucht een onveilig gevoel geven. Dat is toch wel wat er aan de hand is, wanneer je kijkt naar de situatie die zich onlangs in Amsterdam heeft voorgedaan. Ik ben blij dat de Staatssecretaris toezegt dat hij nog eens goed gaat kijken naar de ruimte die er mogelijk zou kunnen zijn, of de vragen over de Vreemdelingencirculaire die ik heb. Valt geweld eronder? Valt vernieling eronder? Ik vind dat wel een wezenlijk punt.
Dan een ander punt dat ik nogmaals onder de aandacht wil brengen. Tien jaar geleden brachten we nog verschillende groepen in de justitiële jeugdinrichtingen en wisten toen blijkbaar, verrassend genoeg, meer mensen veiligheid te bieden dan nu. In de gesloten jeugdzorg en in de gesloten zorg voor minderjarige asielzoekers zie je toch dat er kwetsbare groepen verdwijnen. Ik blijf daar aandacht voor vragen. Ik vraag de Staatssecretaris om daar dubbel alert op te zijn, zeker wanneer het gaat om mensen die in gevaar kunnen komen in de prostitutie. Daar liggen gewoon de roofdieren op de loer. Ik denk dat we moeten zorgen dat we deze kinderen echt veiligheid bieden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we bij mevrouw Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ook namens de VVD veel dank aan de Staatssecretaris. Hij heeft op een heel aantal punten van de VVD zorgen weggenomen of toegezegd zaken verder te gaan oppakken, bijvoorbeeld rond de informatiecampagne richting landen waar mensen geen kans maken op asiel.
Er zijn een aantal punten die verbeterd moeten worden bij de erkend referent en de doorgeschoten dienstverlening waar sprake van was. We zien graag het samenhangende pakket tegemoet van aan de ene kant flexibele opvang en aan de andere kant het schrappen van de nationale koppen. De Staatssecretaris heeft ook aangegeven dat differentiatie eigenlijk al onderdeel is van het rechtssysteem, maar dat dit alleen bij de rechtbanken wat minder het geval is. Er zijn vaak ook kortere doorlooptijden; binnen vier weken. We houden dat gesprek gaande. Als Kamer worden wij graag geregeld geïnformeerd over hoe dat gaat. Ik ben ook blij te horen dat de 100% toetsing op de verzwaarde inburgeringseisen inmiddels effectief is en dat is toegezegd dat er meer informatie komt, als we die hebben, over hoe het gaat met de zogenaamde aso-azc, omdat het nog te vroeg is om te kijken of terugkeer al heeft plaatsgevonden.
Volgens mij is er nog een punt overgebleven dat ik graag bevestigd zou willen zijn. Mijn collega Azmani heeft daar ook een punt van gemaakt bij de begrotingsbehandeling. Dat is om dossiers van Syriërs nog een keer met nieuwe informatie tegen het licht te houden, juist om te voorkomen dat mensen die potentieel oorlogsmisdadiger zijn in de asielstroom zitten, zodat we die snel kunnen signaleren en daar met nieuwe kennis nog een keer naar kijken. Zou de Staatssecretaris willen bevestigen dat hij dit inderdaad aan het uitwerken is naar aanleiding van zijn toezegging bij de begrotingsbehandeling?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
U ook. Dan komen we bij de heer Fritsma.
De heer Fritsma (PVV):
Voorzitter, dank. Ik dank de Staatssecretaris voor alle verstrekte antwoorden, maar ik blijf erbij dat het onbegrijpelijk is dat de Staatssecretaris niet wist wat de verblijfsstatus is van die terrorist die in Amsterdam een joods restaurant heeft gesloopt. Dit is niet zomaar een zaak. Dit is iemand die in Syrië heeft gevochten. Hier gaat een dreiging vanuit, misschien zelfs wel een terreurdreiging. Hij heeft echt ..., nou ja, ik hoef het belang niet te benadrukken.
De Staatssecretaris is verantwoordelijk voor de verblijfsrechtelijke kant van deze zaak. Dan moet je er toch bovenop zitten? Hoe heeft hij deze verblijfsstatus kunnen krijgen? Wat is de verblijfsstatus? Wat is er wellicht misgegaan bij achtergehouden informatie bij de verblijfsaanvraag? Wat is er misgegaan bij de screening? Dit zijn wezenlijke vragen, waar de Staatssecretaris bovenop had moeten zitten. Is hij het daarmee eens dat hij hier bovenop had moeten zitten, dat dit beter had gekund? Dat is eigenlijk mijn vraag. De vragen die ik hierover heb gesteld, blijven bestaan. Misschien kan de Staatssecretaris die nu beantwoorden, of anders wellicht schriftelijk, op korte termijn.
Dat was het belangrijkste punt. Ik wil toch nog een tweede punt aanstippen en dat betreft het arrest-Chavez. De PVV-fractie zag grote problemen aankomen en dat is eigenlijk bevestigd door de Staatssecretaris, want hij zei dat er op grond van dat arrest 140 verblijfsaanvragen per maand extra zijn ingewilligd. Dat gaat dus om 1.700 per jaar. Dat zijn substantiële aantallen. En dan zegt de Staatssecretaris: we doen er niks mee, we accepteren het zoals het is. Dat is natuurlijk veel te kort door de bocht. Ik wil weten hoe het zit met terugkeer. De Staatssecretaris moet bij zo'n hele grote beweging kijken wat voor inwilligingen die 1.700 zijn geweest. Zijn dat bijvoorbeeld allemaal uitgeprocedeerde asielzoekers die door het op de wereld zetten van een kind plotseling toch verblijfsrecht krijgen? Hier spelen grote gevolgen, dat moet de Staatssecretaris zich realiseren. Hier kun je niet zomaar zeggen dat we dit arrest accepteren zoals het is. Als dit heel grote gevolgen heeft, en daar lijkt het sterk op, dan moet de Staatssecretaris er wel degelijk voor zorgen dat deze EU-bepalingen worden aangevochten. Ik ben over mijn tijd heen, dus ik laat het hierbij.
De voorzitter:
Zonder meer. Dank u wel. Dan komen we bij mevrouw Buitenweg.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dank u wel, mijnheer de voorzitter. Ik wil ook de Staatssecretaris heel hartelijk danken voor zijn buitengewoon uitgebreide beantwoording. Daarmee laat hij ook zien dat hij de vragen van de Kamer heel serieus neemt. Ook dank voor de opheldering ten aanzien van Syrië, namelijk dat er op dit moment geen sprake van is om dit een veilig land te verklaren of mensen daarheen terug te sturen. Daarmee is ook helder dat de plannen van de heer Azmani vooral een soort onnodige bangmakerij waren, in ruil voor een grote krantenkop, maar dat dit niet het beleid is van de regering. Over het kinderpardon hebben we helder gekregen dat dit niet vooral een juridisch probleem is, wat weleens gezegd is door de verschillende politieke leiders, maar vooral een politieke keuze. Dat is duidelijk. Ik hoop gewoon op een mooi kerstcadeau.
De voorzitter:
Een ogenblik. Er is een interruptie van mevrouw Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik voel mij toch een beetje aangesproken naar aanleiding van de opmerking van mevrouw Buitenweg over het plan van Azmani. Ik heb de Staatssecretaris niet horen zeggen dat dit absoluut niet aan de orde kan zijn, maar dat hij alle informatie wil betrekken bij het ambtsbericht, medio 2018, en dat hij dan zeker opnieuw zal willen kijken of het niet aan de orde kan zijn dat bepaalde gebieden veilig zijn en dat bepaalde mensen dan weer terug zouden kunnen naar Syrië. Ik zou die nuance wel willen aanbrengen. Herkent mevrouw Buitenweg dat ook?
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik begrijp dat mevrouw Becker het mogelijk had gevonden dat de Staatssecretaris niet alle informatie bij een ambtsbericht zou betrekken. Ik acht de Staatssecretaris aanzienlijk hoger en ik ga ervan uit dat hij alle informatie erbij betrekt, maar ik begrijp dat dit nieuws is voor de VVD. Volgens mij was het plan van de VVD niet zozeer om de krant te bellen om te zeggen dat de Staatssecretaris in maart alle informatie erbij moet betrekken. Het idee was om nu alvast te zeggen: we gaan hard optreden. Daar zie ik geen steun voor bij de Staatssecretaris. Dat u verheugd bent dat de Staatssecretaris informatie tot zich gaat nemen, daarvan akte.
De voorzitter:
Mevrouw Becker nog?
Mevrouw Becker (VVD):
De heer Azmani heeft gezegd dat hij graag wil dat het kabinet snel bekijkt of delen van Syrië veilig verklaard kunnen worden. Ik heb de Staatssecretaris gehoord. Hij heeft gezegd dat hij dat nu nog niet kan zeggen, maar dat hij daar medio 2018 opnieuw naar gaat kijken. Daar laat ik het bij, voorzitter.
De voorzitter:
Prima, ik heb geen vraag gehoord. Dan gaat mevrouw Buitenweg nog even verder. Ze heeft nog ruim een minuut.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dan ga ik er nog even goed voor zitten. Over de alleenstaande minderjarige asielzoekers of vreemdelingen is gezegd dat er geen grote campussen zijn; geen campussen met meer dan 20 plekken. Dat is heel goed. Maar betekent dat omgekeerd dat alle kinderen dan ook in kleinschalige opvang zitten? Een paar weken geleden zaten er ook nog een aantal kinderen in speciale units, met een extra muurtje bij azc's. Daar waren ook jongeren bij met psychische klachten, bijvoorbeeld in Drachten. Wonen kinderen nu allemaal in gewone huizen? Wat is de definitie van kleinschaligheid? Als het een azc is met een extra muurtje, is dat niet helemaal wat bedoeld is met de motie-Voortman uit december 2015.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we bij de heer Groothuizen.
De heer Groothuizen (D66):
Dank u, voorzitter. Het wordt saai, want ook ik dank de Staatssecretaris voor zijn uitgebreide beantwoording. Het zou ook onaardig zijn als ik dat niet zou doen. Er zijn drie punten die ik aan de orde wil stellen.
Ten eerste, het is goed te horen dat er geen casussen van afgewezen Tsjetsjeense homoseksuele asielzoekers zijn voorgelegd aan de ambtsvoorganger van deze Staatssecretaris. Dat geeft vertrouwen dat er geen mensen tussen wal en schip zijn gevallen. Dat is goed nieuws als we in herinnering roepen wat voor verschrikkelijke situaties zich in Tsjetsjenië hebben afgespeeld.
Ten tweede geeft de Staatssecretaris terecht aan dat hij de zorgvuldige route gaat bewandelen met betrekking tot Syrië. Dat is inderdaad dat je alle informatie gaat verzamelen, een ambtsbericht opstelt over de situatie en vervolgens gaat kijken welke conclusies je daaruit moet trekken. Wij wachten dat af, maar ik denk dat het goed is dat de Staatssecretaris de juiste volgorde kiest.
Ten slotte blijft er bij mij wat zorg bestaan over kinderen in de beschermde opvang. Ik begrijp dat er onderzoek is gedaan door het Openbaar Ministerie en de politie naar die verdwenen Vietnamese kinderen. Ik begrijp ook dat je alleen een onderzoek kunt starten als je daar aanleiding voor hebt. Betekent dit dat er in andere gevallen, dus als het niet gaat om Vietnamese kinderen die verdwenen zijn, geen onderzoek is gedaan? Je zou toch zeggen dat als er aanleiding is om kinderen in beschermde opvang te plaatsen en als die kinderen verdwijnen zonder dat duidelijk is waar zij naartoe zijn, je vrij snel tot de conclusie kunt komen dat er iets mis is en dus ook vrij snel tot een onderzoek zou kunnen komen. Ik vind echt dat wij in dit soort gevallen – mensen die hier bescherming zoeken, het zijn kinderen, zij zitten onder de hoede van de Staat – een vergaande verantwoordelijkheid hebben om te zorgen dat daar niks mis is. Kan de Staatssecretaris daar in tweede termijn nog op ingaan?
De voorzitter:
Dank u. De heer Van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter, dank voor de antwoorden. Wat mijn partij betreft zouden er nu geen uitzettingen moeten zijn naar Afghanistan. Ik heb dat ook betoogd bij de begroting. Helaas wordt daar nog niet aan voldaan. Ik reken daar wel op bij het nieuwe ambtsbericht.
Door de Kamer is gevraagd hoe het zit met kwetsbare groepen. De Staatssecretaris heeft daarop geantwoord, maar volgens mij is nog niet duidelijk of in z'n geheel geldt dat kwetsbare groepen niet worden uitgezet. Misschien kan hij dat nog verduidelijken. Hetzelfde geldt voor kinderen. Mag ik aannemen dat er geen kinderen worden uitgezet naar Afghanistan? Zo ja, dan zou ik daarover graag een motie willen indienen, dus ik vraag een voortgezet algemeen overleg aan bij dezen. Ook wat betreft Libië heb ik nog wel wat wensen en vragen aan de regering, want ik vind het opmerkelijk dat de regering de steun aan de kustwachttraining in Libië voortzet, terwijl er zulke verontrustende berichten over naar buiten komen.
Tot slot had ik nog gevraagd of de Staatssecretaris bereid was om de petitie over het kinderpardon te tekenen. Dank.
De voorzitter:
Ten slotte, de heer Bisschop.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank. Collega Van Dijk wil volgens mij zelfs antwoord hebben op retorische vragen. Ik sluit mij graag aan bij de collega's die de oprechte dank hebben uitgesproken voor de wijze waarop de Staatssecretaris de vragen heeft beantwoord. Ik loop ze niet allemaal langs. Ik zou nog op een paar punten willen ingaan, maar dat zal ik nalaten. Ik vraag niet een voortzetting maar een verslag algemeen overleg aan, want ik overweeg ook een motie in te dienen om stappen te zetten om dat eindeloos opnieuw in procedure gaan in te perken. Ik zou willen dat er wat meer mogelijkheden gezocht werden om er structureel beperkingen in aan te brengen.
De voorzitter:
Het is goed dat u de afkorting op de juiste manier weergeeft: verslag algemeen overleg.
De heer Bisschop (SGP):
De vraag is nu even wie straks als eerste aan de beurt is.
De voorzitter:
Ik waardeer zo sterk dat de heer Van Dijk dat ook wilde doen dat ik hem toch de eer gun om dit VAO aangevraagd te hebben. Voor de luisteraars en de kijkers thuis leg ik nog maar eens uit dat dat het moment is waarop de Kamerleden moties kunnen indienen. Dan schors ik de vergadering tot half vijf.
De vergadering wordt van 16.24 uur tot 16.30 uur geschorst.
De voorzitter:
Goed, wij zetten het algemeen overleg voort, maar dat heet dus niet een voortgezet algemeen overleg. Het woord is aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Harbers:
Dank u wel, voorzitter. Er zijn nog een aantal vragen en opmerkingen overgebleven. Mevrouw Van Toorenburg had een heel mooie opmerking, die nog een beetje resoneert, over de verwervers, de ervers en de bedervers. Dat herken ik ook wel. We hebben daarover een debat gevoerd. Dat zal ongetwijfeld niet voor het laatst zijn, want dit is een thema dat ons allemaal raakt. Als je hierheen komt en je doet een beroep op onze bescherming, wat heb je dan omgekeerd te bieden aan de samenleving? Daarover zullen we ongetwijfeld nog vaak het debat voeren. In de betreffende casus is het wat we gewisseld hebben: eerst maar eens de rechtsgang afwachten en kijken wat daaruit komt en welke gevolgen dat kan hebben.
Wat betreft de justitiële jeugdinrichtingen ben ik het eens met mevrouw Van Toorenburg. We moeten aandacht hebben voor die groep, zeker als we aanwijzingen hebben dat mensen in de knel komen. Dat pak ik ook op die manier op. Ongetwijfeld zullen we daar komend jaar ook nog een keer op terugkomen.
Mevrouw Becker vroeg naar de doorlooptijden bij de rechtbank. We zaten even te kijken of er al een moment is waarop we daarover informatie verstrekken. Dat zou zomaar kunnen, maar ik zeg toe dat we dat zullen doen. Ik denk dat de jaarlijkse rapportage vreemdelingenketen het geëigende instrument is om die informatie aan de Kamer te doen toekomen.
Een andere openstaande vraag betreft de dossiers van de Syriërs. Ik heb dat bij de begrotingsbehandeling toegezegd, dus het simpele antwoord luidt: ja, we zijn ermee bezig, om dat uit te werken.
De heer Fritsma greep de tweede termijn aan om het debat uit de eerste termijn, dat we daar vier keer voerden, nog eens te doen. Een indruk wil ik echt wegnemen, en dat is dat we er niet bovenop zouden zitten. Als zich incidenten voordoen, of het nou veel of weinig publiciteit krijgt, is er altijd aanleiding om te kijken wat er in die zaak aan de hand is, wat er gebeurd is en of er aanleidingen zijn om daarnaar te handelen in de toekomst. Op die manier zitten we er gewoon bovenop. Dat laat onverlet dat niet op ieder moment, en zeker niet kort nadat een incident is gebeurd, alle informatie beschikbaar is, laat staan dat informatie over zo'n individuele casus zich leent om in een openbaar debat te delen. Als de kern is dat we er bovenop moeten zitten en moeten leren van wat er is gebeurd, dan zijn we het daarover eens.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Fritsma. Gaat uw gang.
De heer Fritsma (PVV):
We zitten er bovenop. De Staatssecretaris verwees naar de vreemdelingenketen en naar de politie, maar ik stelde de vraag toch echt aan deze Staatssecretaris, want ook hij moet er bovenop zitten. Ik wil niet steeds in herhaling vallen, maar ik kan het belang van deze zaak niet genoeg benadrukken. Als zo'n terrorist, met gevechtservaring in Syrië, hier een joods restaurant sloopt, spelen er allerlei verblijfsrechtelijke vragen, zoals: wat voor verblijfsstatus heeft hij, hoe is het mogelijk dat hij die heeft gekregen, is er informatie achtergehouden bij die verblijfsaanvraag, wat voor gevolgen kan dat hebben voor het verblijfsrecht, et cetera, et cetera. Voor al die vragen is deze Staatssecretaris verantwoordelijk. Dan kun je toch niet een week na het voorval zeggen: ik weet het niet, ik moet het nog bekijken, niet alle informatie is beschikbaar? Dit is toch een noodgeval? De dader verdient lik-op-stuk. Als je dan hoort dat de verantwoordelijke Staatssecretaris het gewoon niet weet, ... Met alle respect, ik gun iedereen wittebroodsweken om erin te komen in het vreemdelingenbeleid, maar de Staatssecretaris moet toch erkennen dat dit anders moet, dat hij er persoonlijk ook bovenop had moeten zitten, los van de politie en de vreemdelingenketen?
De voorzitter:
Ik ga u onderbreken. De Staatssecretaris.
Staatssecretaris Harbers:
Ik heb toch ook het idee dat we hier een beetje met semantiek te maken hebben. Staatsrechtelijk is er geen verschil tussen wat de diensten doen en wat ik zelf in de rol van Staatssecretaris doe. Er is dus ook geen verschil tussen of ik er persoonlijk bovenop zit – dat is natuurlijk altijd het geval bij dit soort dingen – en wat de diensten doen. Het gaat er uiteindelijk om wat er onder mijn verantwoordelijkheid als Staatssecretaris gebeurt. Daar zijn wij voortdurend mee bezig als zich incidenten voordoen. Dit is een soort semantisch verschil, alsof ik daar zelf niet persoonlijk bij betrokken zou zijn en het zou overlaten aan de diensten. Dat is gewoon niet het geval. Zo werkt het ook niet in de verantwoordingsrelatie richting de Kamer.
De heer Fritsma (PVV):
Ik heb even een vraag. We hebben één interruptie?
De voorzitter:
U heeft één interruptie, maar u heeft nu voor de zesde keer dezelfde vraag gesteld, dus ik ga er nu een eind aan maken.
De heer Fritsma (PVV):
Het is leuk om mij aan te wrijven dat ...
De voorzitter:
Ik ben hier de voorzitter. Wilt u de microfoon uitzetten?
De heer Fritsma (PVV):
Oké, ik wil een VAO. Geen probleem, hoor. We kunnen de discussie staken, maar dan heb ik nog wel wat punten in te brengen bij dat VAO.
De voorzitter:
Dat VAO komt er al, prima. Wilt u er nog iets over zeggen, mevrouw Buitenweg?
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik wil alleen zeggen dat ik het wel ingewikkeld vind, als het over de inhoud van de interruptie gaat. Volgens mij heeft mijn collega het recht om een interruptie in tweeën te doen. Ik vind het ingewikkeld als het tweede deel niet wordt toegestaan, omdat de voorzitter meent dat het eerste deel beantwoord is, terwijl de collega zelf dat niet meent.
De voorzitter:
Daar heeft u in algemene zin gelijk in, maar in dit geval heb ik al eerder in dit debat gezegd dat ik niet zou toestaan dat we hier een aantal keren dezelfde vraag gaan stellen. Ik vind dat ik daar ook een verantwoordelijkheid in heb en die neem ik nu.
De heer Fritsma (PVV):
Het moet niet de schijn hebben dat u deze Minister in bescherming neemt, want dit is wel een heikele kwestie, maar goed, ik wacht wel op het VAO en dan komen we daar zeker op terug.
De voorzitter:
Dat lijkt mij buitengewoon verstandig. Heel goed. Ik ga terug naar de Staatssecretaris, die ik overigens op geen enkele manier in bescherming neem, want dat heeft hij volgens mij helemaal niet nodig, maar ik neem de orde in bescherming.
Staatssecretaris Harbers:
Een andere vraag van de heer Fritsma ging over het arrest-Chavez. Aan de ene kant zullen we het moeten doen met deze uitspraak. Ook Nederland zal dit arrest moeten opvolgen. Het leidt tot hogere aantallen, maar dat leidt wel tot de vaststelling dat we ook bij het nieuwe beleid op grond van dit arrest natuurlijk gaan monitoren of dat leidt tot misbruik. Dat gaan we in kaart brengen en dan kijken we of daar iets tegen te doen is. Daarvan zeg ik wel op voorhand dat het razend ingewikkeld is met dat arrest in de hand. Het bevestigt aan de andere kant nogmaals de noodzaak, waar het debat eerder over is gegaan, om in te zetten op de terugkeer van niet-rechtmatig verblijvenden, en die ambitie lag al besloten in het regeerakkoord.
De voorzitter:
Ik dacht dat de heer Fritsma misschien een interruptie had, want op dit punt sta ik die graag toe.
De heer Fritsma (PVV):
Op dit punt laat ik het erbij, voorzitter.
De voorzitter:
Oké, jammer.
Staatssecretaris Harbers:
Mevrouw Buitenweg vroeg nog hoe het precies zit met de alleenstaande minderjarige vreemdelingen en de campussen. Het beleid is drieledig: kinderen tot en met 14 jaar worden ondergebracht bij een pleeggezin. Voor kinderen van 15 tot 17 is er opvang bij het Nidos, die naar zijn aard ook kleinschalig is. Mevrouw Buitenweg doelt wellicht op de groep vanaf 17 of 17,5 jaar, wat ik in eerste termijn ook aangaf. Die kan wel opgevangen worden in een asielzoekerscentrum van het COA, maar dan in kleinschalige opvang, dus afgezonderd in een unit van maximaal 20 personen. Dat vindt nog wel plaats bij het COA, maar voor de leeftijdscategorieën daaronder hebben we afstand genomen van het campusmodel dat daarvoor ten tijde van de hoge instroom aan de orde was.
De heer Groothuizen was ik nog een antwoord schuldig over hoeveel minderjarigen dit jaar met onbekende bestemming uit de beschermde opvang zijn vertrokken. Dat zijn er 10 tot en met oktober, dus dat is minder dan die 30 van vorig jaar. Ik wil de indruk wegnemen dat we daar geen onderzoek naar zouden doen. Op het moment dat kinderen verdwijnen uit de beschermde opvang, wordt daar opvolging aan gegeven. Er wordt altijd onderzoek naar gedaan. Ik zeg erbij dat dit niet in alle gevallen leidt tot een antwoord. Soms zijn zij echt weg. Daar kunnen ook andere redenen aan ten grondslag liggen, bijvoorbeeld het in zicht komen van de 18e verjaardag, zoals ik in eerste termijn al heb genoemd.
De heer Van Dijk kondigde een motie aan, maar daar zat een vraag in besloten over het uitzetten van kwetsbare groepen naar Afghanistan. In het landenbeleid zijn een aantal groepen en mensen uit regio's als kwetsbaar aangemerkt, dus dat zal in die gevallen, als men daaraan voldoet, leiden tot vergunningverlening in Nederland. Op het moment dat men niet in aanmerking komt voor een vergunning, bijvoorbeeld omdat men buiten die groepen valt of niet geloofwaardig is dat men tot die groepen behoort, wat ook kan gelden voor gezinnen met kinderen, dan is het beleid dat je geen vergunning krijgt. Dan wordt gewerkt aan zelfstandige terugkeer. Bij gebrek aan zelfstandige terugkeer kan ook gedwongen terugkeer plaatsvinden. In beginsel is het hele beleid dat heel veel mensen wel onder die bescherming vallen van al die kwetsbare groepen dan wel een individuele beoordeling plaatsvindt, waarbij alsnog aannemelijk wordt gemaakt dat men hier bescherming nodig heeft. Als dat niet het geval is, is er geen grond om hier te blijven.
Over Libië hebben we een uitgebreid debat gehad. De heer Van Dijk heeft een motie aangekondigd. Volgens mij gaan wij het hierover niet eens worden, dus simpel gezegd wacht ik de motie in het VAO af.
Dan de vraag of ik de petitie teken. Dat denk ik niet. Dat zou ook heel ingewikkeld worden, want ik begrijp dat de petitie gericht is aan de Tweede Kamer. Het zou heel ingewikkeld worden als ik een petitie teken die aan de Kamer wordt aangeboden. Volgens mij is het aan de Kamer om daar iets van te vinden.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Als die gericht was aan u, had ik het begrepen dat u niet zou tekenen, maar u bent geen lid van de Tweede Kamer, dus in die zin bent u welkom om te tekenen.
Staatssecretaris Harbers:
Dat lijkt mij ook weer heel ingewikkeld in de staatsrechtelijke verhouding tussen Kamer en kabinet.
Tot slot. De heer Bisschop kondigde ook een motie aan in het VAO over een inperking op het eindeloos opnieuw in procedure kunnen gaan. Ik weet niet of ik hem daar nu al van overtuig, want hij lijkt vastbesloten om die motie in te dienen. Ik zeg hier nog wel twee dingen. Juridische mogelijkheden om dat in te perken zijn er niet of nauwelijks, ook als we kijken naar de Europese richtlijnen. Wat wel kan, en dat doen we ook, dat hebben vorige kabinetten al ingezet en daarover hebben we nog ambities in het regeerakkoord, is om die vervolgprocedures snel te behandelen, zeker in die gevallen waarin er geen sprake lijkt te zijn van nieuwe feiten of omstandigheden. Dat gaat al snel en daar is ook nog wel versnelling mogelijk. De route om dat juridisch in te perken lijkt mij amper begaanbaar.
De voorzitter:
Hartelijk dank. O, excuus. De heer Bisschop.
De heer Bisschop (SGP):
Heel kort, voorzitter. Wij zullen daar bij de formulering van die motie uiteraard rekening mee houden, zodanig dat ook de Staatssecretaris een aha-erlebnis heeft: o ja, zo kan het. Daar werken we naartoe.
Staatssecretaris Harbers:
Daar kijk ik naar uit, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Daarmee komen we aan het einde van de tweede termijn. Ik zal nog een aantal dingen met u doornemen. Allereerst de toezeggingen. Let goed op, want het is belangrijk wat er nu gezegd wordt.
– De Kamer ontvangt in het voorjaar van 2018 een programmaplan met daarin een uitwerking van de maatregelen uit het regeerakkoord, inclusief een planning.
– De Kamer wordt in de loop van 2018 schriftelijk geïnformeerd over het functioneren van de extra begeleidings- en toezichtlocaties.
– De Kamer ontvangt in de eerste helft van 2019 het vervolg op de evaluatie van de Wet biometrie.
– De Kamer wordt voor de zomer van 2018 geïnformeerd over de verklaringen achter de verhoogde instroom uit Cuba.
– De Kamer wordt begin 2018 geïnformeerd over de opvolging van het Bestuursakkoord Asiel.
– De Staatssecretaris stuurt de brief over Libië voor het kerstreces en neemt daarin de uitkomsten van het gesprek met Amnesty International mee en komt vervolgens in januari met een brief met de inhoudelijke toets van het rapport van Amnesty, dus dat zijn twee brieven.
Ten slotte is er een VAO aangekondigd.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
De Staatssecretaris heeft toegezegd dat hij gaat kijken naar die aanscherping over intrekking van een asielvergunning na een ernstig misdrijf, hoe dat precies zit. Zou ik de Staatssecretaris mogen vragen of die uitleg is misschien voor het VAO zou kunnen, waarover hij nu een conclusie gaat trekken?
De voorzitter:
Misschien even voor de helderheid, de toezeggingen die hier gemeld worden, zijn de toezeggingen die expliciet een schriftelijke reactie aan de commissie inhouden. Ik weet niet of dat in dit geval ook zo is. Dat heb ik de Staatssecretaris niet horen zeggen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Het was wel een vraag om informatie. Ik was misschien zelf niet zo duidelijk over de manier waarop ik die het liefst tot mij kreeg. Als de Staatssecretaris kan toezeggen dat hij dat opschrijft, zo mogelijk voor het VAO, dan kunnen we ons voordeel daarmee doen.
Staatssecretaris Harbers:
Misschien voor de orde, als dat VAO nog niet dinsdag is, dan lukt dat voor het VAO.
De voorzitter:
Daar komen we zo nog even op terug. Dan zie ik dat mevrouw Becker nog iets mist.
Mevrouw Becker (VVD):
Even voor de zekerheid, maar misschien hoort dat hier niet thuis, omdat het al in een vaste brief is. De Staatssecretaris heeft ook toegezegd in de jaarlijkse rapportage Vreemdelingenketen terug te komen op de kortere doorlooptijden.
De voorzitter:
Dat is regulier, begrijp ik.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik had van de Staatssecretaris nog te horen gekregen dat hij nog even zal kijken hoe je toch die individuele toets kunt doen in het geval dat de bootjes teruggestuurd worden naar Libië.
De voorzitter:
Ik heb geleerd dat als de Staatssecretaris of de Minister zegt: daar gaan we nog even naar kijken, dat u heel goed moet opletten, want als u dat een toezegging wilt laten zijn, dan moet er ook feitelijk een actie volgen in uw richting die afgesproken wordt. Ik zal proberen er zelf ook scherp op te zijn, maar ik ga dat niet elke keer voor u doen.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Volgens mij heb ik nu mijn eigen boontje gedopt.
De voorzitter:
Jazeker, maar dan moeten we dat even goed afmaken. Ik vraag de Staatssecretaris of dat ook in schriftelijke vorm kan gebeuren.
Staatssecretaris Harbers:
Ja.
De voorzitter:
Dat is het geval. Dan staat dat nu ook op de lijst met toezeggingen.
Staatssecretaris Harbers:
Ik heb nog één punt, en dat gaat over Libië en Amnesty International. Ik zou snelheid willen houden op de brief die ik bij de begrotingsbehandeling heb toegezegd. Ik denk dat we het gesprek met Amnesty en de inhoudelijke reactie op hun rapport echt even moeten loskoppelen, want dan hoop ik dat die brief volgende week kan komen. De brief die ik toegezegd heb bij de begrotingsbehandeling, komt volgende week. De terugkoppeling van het gesprek met Amnesty, inclusief de inhoudelijke beoordeling van hun rapport, komt daarna.
De voorzitter:
Als de commissie zich daarin kan vinden, wijzigen we dat zo in de lijst. Ten slotte is er een VAO aangekondigd, met als eerste spreker Jasper van Dijk. Ik wil even met u kijken wanneer dat moet plaatsvinden. Staat u erop dat het nog volgende week is of gaat u ook akkoord met direct na het reces?
De heer Bisschop (SGP):
Het heeft wat mij betreft geen grote urgentie.
De voorzitter:
Ik kijk ook even naar de heer Van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Bij voorkeur volgende week. Ik weet wat er volgende week ongeveer staat te gebeuren. Dat wordt een volle agenda. Op die donderdag worden er altijd een heel groot aantal VAO's gepland. Als dat kan, graag, maar als dat heel erg lastig wordt, kan het ook zo snel mogelijk na het reces.
De voorzitter:
Goed, dat geven we op die manier door.
De heer Fritsma (PVV):
Ik overweeg ook een motie in te dienen en mijn voorkeur zou wel volgende week zijn.
De voorzitter:
Daar houden we rekening mee. U gaat merken wanneer dat gaat gebeuren. Dat zou inderdaad zomaar donderdag kunnen zijn, maar in ieder geval niet op dinsdag, ook vanwege de informatie die we nog krijgen. Dat is ook duidelijk uw voorkeur. Ik heb dat gehoord en dat geven wij door.
Dan dank ik de Staatssecretaris, zijn ambtenaren, de leden, de griffie, de ondersteuning, de Dienst Verslag en Redactie, waarvoor ik hoop dat het allemaal te volgen was, en iedereen die dit gevolgd heeft. Ik wens u allemaal nog een hele mooie dag.
Sluiting 16.49 uur.