Ontvangen 14 februari 2023
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel B, wordt in het voorgestelde artikel 3.29e, tweede lid, «viereneenhalf procent» vervangen door «zes procent».
Dit amendement verhoogt de investeringsverplichting in Nederlands cultureel audiovisueel product van 4,5% naar het oorspronkelijke Kabinetsvoorstel van 6%. De indieners achten een verhoging van de investeringsverplichting noodzakelijk om te voorkomen dat het Nederlands cultureel audiovisueel aanbod nog meer onder druk komt te staan door grote bedrijven met een internationaal aanbod. De indieners achten dit ook rechtvaardig en wijzen op de oorspronkelijke memorie van toelichting die stelt dat commerciële mediadiensten op aanvraag «vanwege hun verdienmodel vaak hoge opbrengsten genereren». Dergelijke commerciële mediadiensten maken in Nederland een jaarlijkse omzet van bijna 700 miljoen euro, aldus schattingen die zijn verstrekt door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Met de verhoging van de investeringsverplichting van 4,5% naar 6% komt de jaarlijkse investering in Nederlandse films, series en documentaires jaarlijks niet uit op 29,8 miljoen euro maar op circa 40 miljoen euro. De indieners achten een dergelijk percentage als zéér redelijk gezien het gevoerde beleid in omringende landen. Denemarken is een vergelijkbaar land als Nederland wat betreft de audiovisuele culturele sector en hanteert een stimuleringsmaatregel van 6% in de vorm van een heffing. Daarbij hanteert Denemarken én een bredere grondslag én een krachtigere stimuleringsmaatregel dan waar het huidige wetsvoorstel in is voorzien. Ook landen als Frankrijk (25% investeringsverplichting + 5,15% heffing) en Italië (18% investeringsverplichting) streven Nederland zonder meer voorbij in gevoerde stimuleringsmaatregelen.
De indieners wijzen er op dat in België een investeringsverplichting van 6% wordt geadviseerd in de doorlichting van het Vlaamse audiovisueel cultuurbeleid.1 De reeds geldende investeringsverplichting in Vlaanderen is immers onvoldoende effectief gebleken om de verschraling van het cultureel audiovisueel aanbod tegen te gaan.
Westerveld Mohandis