Voorgesteld tijdens het Wetgevingsoverleg van 27 juni 2022
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit onderzoek blijkt dat één op de vier stagiaires vindt dat hij of zij wordt ingezet als een goedkope werknemer, zonder dat daar een eerlijke vergoeding tegenover staat;
constaterende dat er in de praktijk grote verschillen bestaan in de hoogte van de stagevergoeding;
constaterende dat meer dan 52% van de studenten die coschappen lopen, dat doet voor meer dan 40 uur per week;
overwegende dat een minimale stagevergoeding de positie van studenten versterkt en duidelijkheid kan scheppen voor werkgevers;
verzoekt de regering om samen met de studentenvakbonden, onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven afspraken te maken over het opnemen van een minimale stagevergoeding in de cao, en dat deze vergoeding in ieder geval de onkosten die de student in verband met de stage maakt, moet dekken;
verzoekt de regering ook om daarbij eerst te focussen op afspraken met stage- en leer-werkbedrijven over een minimale stagevergoeding voor mbo-studenten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Westerveld
Bouchallikh
De Hoop
Wassenberg
Van Baarle