Ontvangen 17 mei 2021
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Het opschrift wordt als volgt gewijzigd:
1. Na «Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie» wordt ingevoegd «en de Wet belastingen op milieugrondslag».
2. Aan het slot wordt toegevoegd «en het vervallen van de vrijstelling op de kolenbelasting».
II
In de beweegreden wordt voor de puntkomma aan het slot ingevoegd «en de vrijstelling op de kolenbelasting te laten vervallen».
III
Na artikel I wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 44 vervalt.
B
In artikel 45 vervalt het eerste lid onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot eerste tot en met derde lid.
C
In artikel 91 wordt «45, eerste en tweede lid» vervangen door «45, eerste lid» en wordt «artikel 45, derde lid» vervangen door «artikel 45, tweede lid».
IV
In artikel II, eerste lid, wordt «Artikel I treedt in werking» vervangen door «De artikelen I en I0A treden in werking».
Dit amendement regelt dat de vrijstelling op de kolenbelasting wordt geschrapt. Met de vrijstelling op de kolenbelasting wordt het gebruik van kolen juist gestimuleerd met een fiscaal voordeel. Dit staat haaks op het klimaatbeleid, draagt niet bij aan de energietransitie, druist in tegen verdere fiscale vergroening, en kost de belastingbetaler jaarlijks € 90 miljoen. De vrijstelling is in 2016 ingevoerd. Dit belastingvoordeel voor energiereuzen heeft burgers dus inmiddels al € 450 miljoen gekost, terwijl zij daar zelf geen enkel voordeel van hebben. Met dit fiscale voordeel wordt daarnaast een afwijkend en verkeerd signaal afgegeven richting bedrijven, terwijl het investeringsklimaat juist gebaat is bij een betrouwbare overheid die éénduidige signalen afgeeft.
Van Raan