Voorgesteld 11 mei 2021
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de kolenproductie wordt beperkt in het kader van het Urgendavonnis;
constaterende dat de Minister stelt in de memorie van toelichting dat er naar verwachting niet of nauwelijks gevolgen gaan zijn voor de werkgelegenheid bij de kolencentrales;
overwegende dat de opeenstapeling van maatregelen, de tender voor vrijwillige sluiting en het verbod op kolen in 2030 waarschijnlijk wel effect hebben op de werknemers bij de kolencentrales;
verzoekt de regering, om te bezien of het nodig is om aanvullend een voorziening te treffen indien blijkt dat er toch gevolgen optreden voor de werkgelegenheid ten gevolge van deze maatregel;
verzoekt de regering, om in dat geval in te zetten op omscholingstrajecten en werkbegeleidingstrajecten voor werknemers van kolencentrales zodat de gevolgen voor hen en de lokale gemeenschappen zo beperkt mogelijk blijven, waarvoor eventueel de Voorziening werkgelegenheidseffecten energietransitie kan worden aangesproken;
verzoekt de regering, hierover in dat geval tijdig een plan van aanpak aan de Kamer terug te koppelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Erkens
Boucke
Agnes Mulder
Stoffer