Ontvangen 2 maart 2021
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel F, wordt in het voorgestelde artikel 13a, na het tweede lid een lid toegevoegd, luidende:
3. In afwijking van het eerste lid kan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onderzoeken of een gebouw dat niet gelegen is in de in dat lid genoemde gemeenten mogelijk versterking behoeft, indien er een redelijk vermoeden bestaat dat het gebouw versterkt moet worden in verband met de gevolgen van beweging van de bodem door aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld of als gevolg van de gasopslag bij Norg. Indien uit het onderzoek blijkt dat het gebouw mogelijk versterking behoeft, zijn de artikelen 13h tot en met 13m van overeenkomstige toepassing.
Om uit te sluiten dat gebouwen die ten gevolge van de bodembeweging door gaswinning mogelijk onveilig zijn en niet gelegen zijn in de gemeenten Eemsdelta, Groningen, Het Hogeland, Midden-Groningen en Oldambt, over het hoofd gezien worden, wordt door dit amendement het mogelijk gemaakt dat deze gebouwen ook door de NCG versterkt kunnen worden. Aangezien het hier om een beperkt aantal gebouwen gaat, is het onwenselijk daarvoor een prioritering te bepalen in een gemeentelijk programma van aanpak. Maar voor de rest vindt de versterking van deze gebouwen plaats volgens de procedure beschreven in hoofdstuk 5.
De Minister kan zowel door de eigenaar als door de desbetreffende gemeente of het Instituut, dat een ruimer werkgebied heeft dan de genoemde gemeenten, hierop worden geattendeerd.
Dik-Faber Agnes Mulder Sienot Aukje de Vries