Ontvangen 8 december 2020
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
De departementale begrotingsstaat wordt als volgt gewijzigd:
I
In artikel 4 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verlaagd met € 4.400 (x € 1.000).
II
In artikel 6 Hoger onderwijs worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verlaagd met € 3.200 (x € 1.000).
III
In artikel 1 Primair onderwijs worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verlaagd met € 10.100 (x € 1.000).
IV
In artikel 3 Voortgezet onderwijs worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verlaagd met € 15.500 (x € 1.000).
V
In artikel 9 Arbeidsmarkt en personeel wordt het uitgavenbedrag verhoogd met € 33.200 (x € 1.000).
Met dit amendement beogen de indieners de politieke impasse die ontstaan is na de eerdere korting op de lerarenbeurs te doorbreken. Waar het belang van professionalisering van docenten breed gedeeld wordt, heeft een politieke ingreep ertoe geleid dat dit jaar vele docenten zagen dat hun aanvraag voor de Lerarenbeurs werd afgewezen, omdat het budget op was. Door dit amendement laten Kamer en Kabinet zien komend jaar extra budget beschikbaar te willen stellen, waardoor mogelijk nu al begonnen kan worden met het alsnog toekennen van eerder afgewezen aanvragen.
De indieners stellen voor om eenmalig € 25,6 miljoen euro uit de prestatieboxmiddelen die indalen in de lumpsum te halen in 2021, waarbij € 10,1 miljoen uit artikel 1 Primair onderwijs en € 15,5 miljoen uit artikel 3 Voortgezet onderwijs. Tezamen met € 4,4 miljoen uit artikel 4 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie en € 3,2 miljoen uit artikel 6 Hoger onderwijs wordt dit toegevoegd aan artikel 9 Arbeidsmarkt en personeel op de post voor de lerarenbeurs op de begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 2021. Hiermee maken we het mogelijk om alsnog de lerarenbeurzen toe te kennen en professionalisering van leraren aan te moedigen en te bevorderen.
Kwint Westerveld Van den Hul