Voorgesteld 24 juni 2021
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de woningbouwopgave groot is en er inmiddels plancapaciteit is voor de bouw van 961.300 woningen tot en met 2030;
overwegende dat nieuwe woningen tijdige investeringen in ov-infrastructuur en andere infrastructuur vergen;
verzoekt de regering, om bij de beoordeling van potentiële MIRT-projecten waarbij de combinatie wordt gemaakt met (grootschalige) woningbouw, dit nadrukkelijk mee te wegen bij het maken van bestuurlijke afspraken en het nemen van startbeslissingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Grinwis
Stoffer
De Hoop