Ontvangen 29 juni 2020
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden de onderdelen a en b vervangen door:
a. € 250 voor de boetes, bedoeld in artikel 22;
b. € 340 voor de boete, bedoeld in artikel 24;
c. € 800 voor de boetes, bedoeld in artikel 23;
d. € 1 000 voor de boete, bedoeld in artikel 25.
2. Voor de punt aan het slot van het tweede lid wordt ingevoegd «en de omstandigheden waaronder deze worden opgelegd. De voordracht voor deze algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd».
3. Het derde lid vervalt.
Dit amendement beoogt de handhaving en het opleggen van boetes bij verwijtbaar niet inburgeren te uniformeren. De indieners vinden het belangrijk dat inburgeraars zich inspannen om snel en succesvol het inburgeringstraject te voltooien en daarmee goed te integreren in de samenleving. Het opleggen van een boete bij verwijtbaar niet inburgeren is een stok achter de deur om naast alle positieve prikkels om in te burgeren, inburgeraars indien noodzakelijk ook via deze weg te stimuleren om het inburgeringstraject succesvol te doorlopen. De indieners hechten aan ruimte voor gemeenten om te beoordelen of er sprake is van verwijtbaarheid, maar vinden het tegelijkertijd verstandig om nadere regels omtrent omstandigheden waarin een boete wordt opgelegd bij algemene maatregel van bestuur vast te leggen zodat uniforme toepassing kan worden geborgd. Daarbij kiezen de indieners ervoor om deze algemene maatregel van bestuur bij beide Kamers der Staten-Generaal voor te hangen.
Becker Peters