Voorgesteld 29 oktober 2019
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het wetsvoorstel beoogt een grote groep Nederlanders die in de knel dreigt te komen als gevolg van de brexit, die zij niet konden voorzien, coulance te bieden door een tijdelijke en voorwaardelijke uitzondering te creëren in de Rijkswet op het Nederlanderschap;
overwegende dat het wetsvoorstel absoluut niet bedoeld is om de werking van de Rijkswet in zijn algemeenheid onderuit te halen, ook niet als het gaat om de bepalingen die daarin zijn opgenomen over de dubbele nationaliteit;
spreekt uit dat deze tijdelijke en voorwaardelijke wet slechts tot doel heeft deze hoogst uitzonderlijke situatie het hoofd te bieden en op geen enkele wijze bedoeld is om een precedent te scheppen en ook niet zo mag worden uitgelegd,
en gaat over tot de orde van de dag.
Leijten