Voorgesteld 14 april 2022
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er signalen zijn dat er op oneigenlijke wijze ouderverklaringen worden verzameld;
overwegende dat hierdoor een vertekend beeld kan ontstaan van de behoefte en grondslag voor een nieuw op te richten school;
overwegende dat de oprichting van nieuwe scholen een grote financiële opgave met zich meebrengt voor gemeenten;
overwegende dat een eerste evaluatie van deze wet wordt voorzien in 2026;
overwegende dat de wet in de tussentijd negatieve impact kan hebben op de onderwijskwaliteit en de levensvatbaarheid van bestaande scholen;
verzoekt de regering ongewenste praktijken en effecten rond de oprichting van nieuwe scholen te onderzoeken en aan te pakken en in gesprek te gaan met de VNG over de positie van gemeenten in de uitwerking van de wet;
verzoekt de regering jaarlijks te rapporteren over het gebruik van de wet,
en gaat over tot de orde van de dag.
Paul
Van Meenen