Ontvangen 31 oktober 2018
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
De departementale begrotingsstaat wordt als volgt gewijzigd:
I
In artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verlaagd met € 61.000 (x € 1.000).
II
In artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 61.000 (x € 1.000).
Met de recente uitspraak van de rechter in het hoger beroep van de Klimaatzaak, aangespannen door Urgenda, wordt de noodzaak tot het zo snel mogelijk sluiten van kolencentrales nogmaals bevestigd. Deze uitspraak verplicht Nederland tot 25% minder broeikasgasuitstoot ten opzichte van 1990. In 2017 was er pas een vermindering van 13% gerealiseerd. De kans is groot dat met het huidige beleid het doel wat voortkomt uit het Urgendavonnis niet wordt gehaald. Daarvoor zijn snelle maatregelen nodig, zoals het sluiten van kolencentrales. Het sluiten van kolencentrales levert snelle en kostenefficiënte klimaatwinst op. Met dit amendement wordt 61 miljoen euro vrijgemaakt om te besteden aan een regeling met de eigenaren van de kolencentrales met als doel het snel sluiten van kolencentrales.
De dekking voor dit bedrag komt uit de post «Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)». Deze regeling biedt financiële compensatie aan energie-intensieve bedrijven als gevolg van indirecte emissiekosten van het ETS (een hogere energierekening). Het doel hiervan is om het internationale level playing field te waarborgen. Het CPB concludeert echter in de Macro Economische Verkenning (MEV) 2019 dat er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat hogere energiekosten en unilaterale milieuregulering per definitie leiden tot een lagere productiviteit of een verplaatsing van de productielocatie. In de praktijk zijn er weinig aanwijzingen dat deze compensatie nodig is om bedrijven te behouden. Ook De Nederlandsche Bank is van mening dat de prijs van CO2 uitstoten in Nederland relatief laag is en dat het moeilijk is aan te tonen dat er sprake is van een waterbedeffect als de CO2-prijs hoger wordt. Deze regeling zorgt ervoor dat energie-intensieve bedrijven ten onrechte worden ontzien. Dit draagt niet bij aan een rechtvaardige lastenverdeling van de energietransitie en is slecht voor het draagvlak. Om die redenen is het nuttiger en doeltreffender dit bedrag in te zetten voor het sluiten van de kolencentrales.
Van der Lee