Ontvangen 11 oktober 2018
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel B, wordt aan het voorgestelde artikel 2.15 een lid toegevoegd, luidende:
3. Het ontwerp voor een krachtens het eerste lid, onder a, vast te stellen ministeriële regeling die betrekking heeft op de financieringswijzen wordt aan beide kamers der Staten-Generaal voorgelegd. De ministeriële regeling wordt niet eerder vastgesteld dan vier weken na de overlegging van het ontwerp.
II
In artikel II, onderdeel B, wordt aan het voorgestelde artikel 2.6.7a een lid toegevoegd, luidende:
3. Het ontwerp voor een krachtens het eerste lid, onder a, vast te stellen ministeriële regeling die betrekking heeft op de financieringswijzen wordt aan beide kamers der Staten-Generaal voorgelegd. De ministeriële regeling wordt niet eerder vastgesteld dan vier weken na de overlegging van het ontwerp.
Dit amendement beoogt dat het parlement grip blijft houden op de verschillende uitvoeringsvarianten van financieringsmodellen die gemeenten mogen hanteren bij het aanbesteden dan wel subsidiëren van taken binnen de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet. Indiener beoogt hiermee een wildgroei aan uitvoeringsvarianten van financieringsmodellen te voorkomen en wil tegelijkertijd bevorderen dat een bepaalde financieringswijze door verschillende gemeenten op dezelfde manier wordt vormgegeven. Hierdoor blijven de uitvoeringslasten beperkt en houdt het parlement grip op de verschillende financieringsmodellen die kunnen worden gehanteerd door gemeenten. Indiener beoogt verder de beleidsvrijheid van gemeenten in stand te houden; gemeenten behouden dan ook de vrijheid om zelf te bepalen bij welke aanbieders zij wensen in te kopen.
Hijink