Voorgesteld 22 februari 2018
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat veel landen vertegenwoordigers op regeringsniveau hebben afgevaardigd om de herdenking van de Armeense genocide in Jerevan bij te wonen, zoals bij de 100ste herdenking in 2015, maar dat Nederland niet eerder op regeringsniveau vertegenwoordigd is geweest;
constaterende dat de Kamer al in 2004 de motie-Rouvoet c.s. (21 501-20, nr. 270) en in 2015 de motie-Voordewind c.s. (34 000 V, nr. 64) heeft aangenomen, waarin de regering wordt opgeroepen de Armeense genocide bespreekbaar te maken;
van mening zijnde dat de Nederlandse regering bij dit onderwerp ook zelf een voorbeeldfunctie dient te vervullen;
verzoekt de regering, bij de eerstvolgende herdenking van de Armeense genocide in Jerevan, in april 2018, een Nederlandse vertegenwoordiger op regeringsniveau deel te laten nemen, en vervolgens bij elk lustrum van de genocideherdenking,
en gaat over tot de orde van de dag.
Voordewind
Ten Broeke
Van Helvert
Sjoerdsma