Ontvangen 8 november 2016
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
De departementale begrotingsstaat wordt als volgt gewijzigd:
I
In artikel 01 Primair onderwijs worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 5.000 (x € 1.000).
II
In artikel 03 Voortgezet onderwijs worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verlaagd met € 5.000 (x € 1.000).
De indiener constateert dat een significant deel van de leraren dat afstudeert van de pabo geen docent in het basisonderwijs wordt en dat daarnaast veel jonge docenten het basisonderwijs verlaten.
Een van de redenen is het gebrek aan doorgroeiperspectief in het primair onderwijs. De indiener is van mening dat docenten in het basisonderwijs net zo waardevol zijn als docenten in het voortgezet onderwijs, maar dat de doorgroeimogelijkheden in het basisonderwijs ontbreken. De doelen die in het kader van de functiemix hiervoor zijn gesteld in het primair onderwijs zijn niet gehaald. Zo zit er bijna geen enkele basisschool docent in de LC schaal, laat staan in LD schaal. Van de 77.300 FTE leraren (tel datum oktober 2015) zitten er nog maar landelijk zo’n 230 FTE in de LC schaal.
De indiener stelt daarom een experiment voor waarin leraren naar hogere loonschalen worden begeleid, waar nadrukkelijk wordt gekeken naar functiedifferentiatie en functieprofielen. In deze functieprofielen wordt niet alleen gekeken naar opleidingsniveau, maar ook naar ervaring en expertise, bijvoorbeeld in het kader van het passend onderwijs. Het doel is te onderzoeken hoe doorstroming van basisschoolleraren naar hogere schalen kan worden vergemakkelijkt, mede in regionaal verband.
De dekking wordt gevonden in opschorten van de Diagnostische Tussentijdse Toets (DTT) in het voortgezet onderwijs. De indiener is tevens van mening dat dit budget ook in latere jaren, wat structureel is belegd bij het CITO, moet worden aangewend voor dit doel.
De Diagnostische Tussentijdse Toets is een top-down en centralistisch uniform instrument is dat geen recht doet aan de verschillen tussen onderwijsprogramma’s van scholen en zijn doel, het meten van voortgang van leerlingen, niet bereikt.
Grashoff