Voorgesteld 24 november 2016
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Europees parlement, de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa en het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden de wreedheden begaan door ISIS tegen de jezidi's, Koerden, christenen en andere etnische en religieuze minderheden, alsook tegen moslims die het niet eens zijn met ISIS’ extremistische interpretatie van de islam, als misdaden tegen de menselijkheid en genocide hebben gekwalificeerd;
overwegende dat het oordeel of in juridische zin sprake is van genocide altijd aan de rechter is maar dat een dergelijk oordeel vaak jaren op zich laat wachten, terwijl de (politieke) erkenning van het gepleegde misdrijf van groot belang is, onder meer voor de leedverwerking bij de getroffen groeperingen;
verzoekt de regering, advies in te winnen bij de Extern Volkenrechtelijk Adviseur (EVA) en de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken (CAVV) en te vragen een gemeenschappelijk rapport voor te bereiden met als doel duidelijkheid te scheppen rondom de wenselijkheid, mogelijkheden en betekenis van het gebruik van de term «genocide» door politici, zowel in algemene zin als ten aanzien van bovengenoemde wreedheden in het Midden-Oosten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Voordewind
Servaes
Ten Broeke
Sjoerdsma
Knops
Van Bommel
Grashoff
Van der Staaij
Monasch
Bontes