Ontvangen 1 december 2016
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Na artikel II wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Bij algemene maatregel van bestuur wordt een percentage vastgesteld waarmee het fosfaatrecht met ingang van 1 januari 2018 wordt verminderd. Het percentage wordt zodanig vastgesteld dat de totale vermindering van het fosfaatrecht 200.000 kilogram fosfaat bedraagt.
2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op biologische melkveebedrijven. Onder biologische melkveebedrijven wordt verstaan een bedrijf dat voldoet aan de voorschriften inzake biologische productie als bedoeld in Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU L 189).
3. De opbrengst van de vermindering, bedoeld in het eerste lid, wordt verdeeld over biologische melkveebedrijven als bedoeld in het tweede lid, die een aanvraag voor toekenning van extra fosfaatrechten hebben gedaan.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de uitvoering van het eerste tot en met derde lid. Deze hebben in elk geval betrekking op de wijze van vaststelling van de vermindering, bedoeld in het eerste lid, en de aanvraag en de wijze van toekenning van extra fosfaatrechten, bedoeld in het derde lid.
Met voorliggend amendement wil de indiener 0,2 miljoen kilo fosfaat reserveren om ontwikkeling mogelijk te maken voor biologische melkveehouders. Dit amendement geeft uitvoering aan de aangenomen motie Smaling, Grashoff, Koşer Kaya 33 979 nr. 110 die de regering verzoekt om met een regeling te komen waardoor nieuwe biologische melkveebedrijven, uitbreidende biologische melkveebedrijven en bedrijven die omschakelen naar biologische melkveehouderij, niet gedupeerd worden door het fosfaatrechtenstelsel. Met voorliggend wetsvoorstel dreigen een aantal groepen biologische boeren gedupeerd te worden. Het gaat om met name:
– een groep biologische melkveehouders die op referentiedatum in transitie was van regulier naar biologisch, van de ene soort houderij naar de andere of naar een beter stalsysteem, en daardoor een veel lager aantal koeien op de referentiedatum had. Naar inschatting van de biologische sector gaat het om 10% van de biologische melkveehouders.
– een groep biologische melkveehouders die niet grondgebonden is volgens de definitie in de fosfaatwet, maar wel volgens de biologische definitie doordat zij voer-mest contracten hebben met akkerbouwers in de buurt. Naar inschatting van de biologische sector gaat het ook hier om 10% van de biologische melkveehouders.
– daarnaast is er een grote groep biologische melkveehouders die bezig was met uitbreidingsplannen omdat de vraag naar biologische zuivel groeiende is.
Indieners willen deze gedupeerde groepen uitbreidingsmogelijkheid geven en willen de overige ruimte van de 0,2 miljoen kilo fosfaat gebruiken voor biologische groeiruimte en denkt daarbij aan
– toekomstige biologische boeren die tegen barrières op lopen. Het gaat dan met name om niet-melkveehouders die over willen schakelen naar biologisch. Reguliere melkveehouders die willen overschakelen zullen naar verwachting deze problemen niet hebben, maar wel bijvoorbeeld een varkenshouder of een iemand met een gemengd bedrijf of iemand van buiten de sector.
– bestaande biologische boeren die in de toekomst willen uitbreiden kan groeiruimte geboden worden. Met het voorliggende voorstel moeten zij fosfaatrechten kopen en wordt dus een barrière opgeworpen.
In voorliggend amendement Het gaat het om een eenmalige kleine reservering die al vooraf afgetrokken wordt van de te verdelen fosfaatruimte. Indiener vindt het gewenst dat de biologische sector uitbreidingsmogelijkheden heeft. Zeker gezien het feit dat de biologische zuivelproductie eerder dit jaar de vraag naar biologische zuivel niet bij kon houden en er biologische zuivel geïmporteerd wordt. Indiener ziet liever dat die biologische zuivel in Nederland geproduceerd kan worden. Met invoering van het stelsel voor fosfaatrechten wordt het moeilijk om een nieuw biologisch melkveebedrijf te starten en voor bestaande biologische melkveehouders wordt het moeilijk om te groeien; zeker in de eerste jaren van deze wet als er nog geen of weinig fosfaat in de fosfaatbank is.
Een biologisch melkveebedrijf heeft geen mestoverschot op het bedrijf en maakt geen gebruik van de derogatie. Daarmee vormen ze deel van de oplossing en niet deel van het probleem. Indiener regelt daarom met dit amendement dat biologische melkveehouders al met ingang van deze wet mogelijkheden krijgen om uit te groeien vanuit de 0,2 miljoen kilo fosfaat die daarvoor met dit amendement wordt gereserveerd. De manier waarop de 0,2 miljoen kilo wordt verdeeld, wordt nader geregeld per algemene maatregel van bestuur.
Indiener is van mening dat biologische melkveehouders niet moeten lijden onder het fosfaatrechtenstelsel, omdat hen geen blaam treft voor het overschrijden van het fosfaatplafond. Zij maken zelfs geen gebruik van de derogatie, waarvoor dit hele stelsel is opgetuigd.
Indiener vindt het bieden van groeiruimte aan biologische melkveehouders en een iets hogere korting op fosfaatrechten bij de overige melkveehouders gerechtvaardigd vanwege het algemene belang om te produceren binnen de milieugebruiksruimte, vanwege het algemene belang geen mestoverschot te veroorzaken in verband met de milieubelasting die dit veroorzaakt en vanwege Europese afspraken over maximering van fosfaatproductie en bescherming van bodem, lucht en water. Biologische melkveehouders maken geen gebruik van de derogatie en dienen dus minder mest op het land toe, waardoor er ook een sterk verminderde milieubelasting is. Niet-biologische melkveehouders dragen in hogere mate bij aan de milieubelasting dan biologische.
Met voorliggend wetsvoorstel dreigen er volgens de sector ongeveer 6.000 gezonde biologische melkkoeien te moeten worden afgemaakt, om geen andere reden dan het voorliggend wetsvoorstel. Indiener wil dat voorkomen.
Van Gerven