Voorgesteld 4 februari 2016
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat met de introductie van tijdelijke huurcontracten wordt beoogd om particuliere verhuurders te verleiden meer huurwoningen aan te bieden en de rechtsbescherming van huurders van huisvesting voor een kortere duur beter te beschermen;
overwegende dat vaste huurcontracten de norm blijven;
overwegende dat het ongewenst is als tijdelijke huurcontracten op ruime schaal worden ingezet als een soort proefperiode;
verzoekt de regering, bij de evaluatie van de wet over vijf jaar vooral te rapporteren of de beoogde effecten zijn behaald en of oneigenlijk gebruik als proefperiode daadwerkelijk achterwege is gebleven;
verzoekt de regering voorts, het gebruik als proefperiode middels de aangekondigde tussenmetingen ook al voorafgaand aan het evaluatiemoment na vijf jaar te monitoren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Albert de Vries