Voorgesteld 2 december 2015
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de inburgeringsplichtige binnen drie jaar mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal op ten minste het niveau A2 moet hebben verworven;
overwegende dat van inburgeringsplichtigen verwacht mag worden dat zij na het examen, ook op de arbeidsmarkt, een bijdrage kunnen leveren aan onze samenleving;
overwegende dat A2 onder het taalniveau ligt dat hoort bij de minimale startkwalificatie voor de Nederlandse arbeidsmarkt, te weten B1;
verzoekt de regering, het taalniveau van het inburgeringsexamen te verhogen van A2 naar B1,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Klaveren