Ontvangen 22 april 2014
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Artikel 2.3.5, derde en vierde lid, komen te luiden:
3. Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
4. Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
De voorgestelde wijziging van artikel 2.3.5 legt in aansluiting bij hetgeen in de nota naar aanleiding van het van verslag is opgemerkt, in de tekst van het wetsvoorstel vast dat de verplichting voor het college tot het onder omstandigheden verstrekken van een maatwerkvoorziening qua zekerheid voor de cliënt niet verschilt van de bedoeling van de compensatieplicht in de «oude» Wmo.
Uit de tekst blijkt dat de nadruk niet ligt op het compenseren van een gebrek, maar op het versterken van zelfredzaamheid en participatie. Het spreekt voor zich dat de door het college genomen beslissing zal moeten berusten op een zorgvuldige motivering die inzicht biedt in de keuzes die zijn gemaakt. Met een voor de cliënt kenbare en begrijpelijke motivering krijgt deze inzicht in die keuzes. De cliënt die het daar niet mee is, kan die ook bij het college ter discussie te stellen door het indienen van een bezwaarschift.
Otwin van Dijk Van ’t Wout