Ontvangen 18 april 2014
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In artikel 3.1, derde lid, vervalt: of krachtens.
II
Aan artikel 3.1 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Het ontwerp van een krachtens het derde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt aan beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan worden gedaan nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken, tenzij binnen die termijn door of namens een der kamers of door tenminste een vijfde van het grondwettelijke aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend.
Met dit amendement wordt een zware voorhangbepaling geïntroduceerd ten aanzien van de algemene maatregel van bestuur die kan worden vastgesteld op grond van artikel 3.1, derde lid, van het wetsvoorstel.
Kern van voorliggend wetsvoorstel is gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de maatschappelijke ondersteuning van hun inwoners. Zo staat in de memorie van toelichting expliciet vermeld dat gemeenten integraal verantwoordelijk worden voor de uitvoering van de wet, waaronder de kwaliteit van de geboden maatschappelijke ondersteuning. Ook staat aangegeven dat het wetsvoorstel bewust voorziet in een grote mate van beleidsvrijheid voor gemeenten. Gemeentelijke verantwoordelijkheid en beleidsvrijheid zijn daarmee fundamentele onderdelen van het wetsvoorstel. De voorgestelde AMvB kan potentieel een grote inbreuk doen op deze verantwoordelijkheid en beleidsvrijheid. Vanwege deze potentieel grote invloed op het karakter van de wet dient parlementaire betrokkenheid volgens de indieners vorm te krijgen via een zware voorhangbepaling.
Van ’t Wout Van der Staaij