Ontvangen 3 maart 2014
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Artikel I, onderdeel D, komt als volgt te luiden:
D
Artikel 5 komt als volgt te luiden:
1. De gemeenteraad kan gebieden aanwijzen waarin aan woningzoekenden op grond van de artikelen 6 en 7 eisen kunnen worden gesteld, indien dat naar zijn oordeel noodzakelijk en geschikt is voor het bestrijden van grootstedelijke problematiek in de gemeente en voldoet aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.
2. De aanwijzing bedoeld in het eerste lid geldt voor de duur van ten hoogste vier jaar. Deze termijn kan vier maal met ten hoogste vier jaar worden verlengd.
II
In artikel I wordt na onderdeel D een onderdeel ingevoegd, luidende:
Da
De artikelen 6 en 7 vervallen onder vernummering van de artikelen 8 tot en met 19 tot de artikelen 6 tot en met 17.
III
Artikel III, tweede lid, komt als volgt te luiden:
2. Indien het bij Koninklijke boodschap van 23 december 2009 ingediende wetsvoorstel Nieuwe regels met betrekking tot de verdeling van woonruimte en de samenstelling van de woonruimtevoorraad (Huisvestingswet 2014), Kamerstukken 32 271, tot wet is of wordt verheven, en die wet later in werking treedt dan artikel II van deze wet, wordt artikel 43 van die wet als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel A, eerste lid, wordt «onderdeel b» vervangen door: onderdeel a.
2. In onderdeel A, tweede lid, wordt «onderdeel d» vervangen door: onderdeel c.
3. In onderdeel B, wordt «Artikel 8» vervangen door: Artikel 6.
4. In onderdeel C wordt «Artikel 9» vervangen door: Artikel 7.
5. In onderdeel D wordt «artikel 10» vervangen door: artikel 8.
Ingevolge de huidige Wbmgp hebben gemeenten toestemming nodig van de minister om gebieden aan te wijzen waarin aan woningzoekenden aan bepaalde eisen moeten voldoen om in aanmerking te komen voor een huisvestingsvergunning. Dit amendement regelt dat gemeenten hier voortaan geen toestemming meer van de minister nodig hebben.
Fritsma