Voorgesteld 2 juli 2015
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef wettelijk is vastgelegd in de taakopdracht van alle onderwijsinstellingen;
van mening dat de vrijheid van onderwijs, de academische vrijheid en de vrijheid van meningsuiting nooit misbruikt mogen worden om misstanden te tolereren;
van mening dat, gezien de uitspraken van de rector van de Islamitische Universiteit Rotterdam (IUR), onrust veroorzaakt is in de maatschappij en het bestuur geen afstand heeft genomen van de uitspraken;
van mening dat wat de rector in het openbaar zegt niet los gezien kan worden van zijn functie, en dat dit tot gerede twijfel leidt over de waarborging door het bestuur van de onderwijskwaliteit, waaronder onder andere de borging van het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef valt;
constaterende dat de Minister op basis van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), hoofdstuk 5a, na advies van het accreditatieorgaan NVAO een besluit tot het verlenen van accreditatie kan intrekken;
verzoekt de regering, gebruik te maken van haar bevoegdheid conform WHW 5a en de NVAO te vragen een onderzoek in te stellen ter voorbereiding van intrekking van de accreditatie van de opleidingen aan de IUR en de Kamer hierover voor het herfstreces te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Duisenberg
Jasper van Dijk