Voorgesteld 25 maart 2014
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er voor het gebruik van foto's en video- of camerabeelden door politie en justitie in het kader van de opsporing onvoldoende wettelijke basis is en dat rechters mede om deze reden en vanwege het gestelde schenden van de privacy van de daders lagere straffen kunnen opleggen;
van mening dat daders het recht op privacy hebben verspeeld door een misdrijf te begaan;
constaterende dat het tonen van foto's en video- of camerabeelden van verdachten in het kader van de opsporing een erg efficiënt en effectief middel is gebleken;
verzoekt de regering, het verspreiden van foto's en camerabeelden in de media in het kader van de opsporing zodanig wettelijk te regelen dat het niet meer tot gevolg kan hebben dat rechters lagere straffen opleggen wegens een schending van de privacy van de dader, met inachtneming van de straftoemetingsvrijheid van de rechter,
en gaat over tot de orde van de dag.
Fritsma