Ontvangen 16 april 2013
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel 2.43 worden na het tweede lid twee leden ingevoegd, luidende:
2a. Ter uitvoering van het eerste lid verschijnt de ingezetene in persoon bij het college, indien:
a. niet alle ingezetenen met hetzelfde woonadres de verplichting, bedoeld in het eerste lid, vervullen, of
b. niet voor alle ingezetenen met hetzelfde woonadres de verplichting, bedoeld in het eerste lid, wordt vervuld.
2b. Een minderjarige verschijnt in persoon, tenzij alle ingezetenen met hetzelfde woonadres aangifte van vertrek doen of aangifte van vertrek voor hen wordt gedaan.
II
Artikel 2.49 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt in de aanhef «de artikelen 2.39 en 2.43 tot en met 2.46» vervangen door: de artikelen 2.39 en 2.44 tot en met 2.46.
2. Na het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3a. Het eerste lid, onderdelen a, b en d, en het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de in artikel 2.43 vermelde verplichting, met dien verstande dat, behoudens bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen, een ouder en zijn meerderjarige kind en echtgenoten dan wel geregistreerde partners voor elkaar slechts de aangifteplicht kunnen vervullen, indien:
a. zij die verplichting ook voor zichzelf vervullen, en
b. alle andere ingezetenen met hetzelfde woonadres die verplichting vervullen of die verplichting voor hen wordt vervuld.
De tweede en derde volzin van het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
Dit amendement heeft tot doel het helpen tegengaan van gedwongen uithuwelijking of achterlating in landen van herkomst. Het amendement beperkt de mogelijkheid voor burgers om namens een ander op hetzelfde woonadres aangifte te doen van vertrek uit Nederland. Dit amendement wijzigt de aangifte van vertrek op twee onderdelen. Door de wijziging in artikel 2.43 waarin de aangifteplicht is geregeld, ontstaat de verplichting om in persoon te verschijnen bij het doen van aangifte van vertrek indien niet iedereen die op hetzelfde adres woont aangifte van vertrek doet (of voor hem aangifte wordt gedaan wat betreft minderjarigen en onder curatele gestelden). Wijziging van artikel 2.49, waarin is geregeld wie namens wie de aangifte mag doen, heeft tot gevolg dat ouders en meerderjarige kinderen met hetzelfde woonadres of echtgenoten of geregistreerde partners slechts aangifte kunnen doen voor elkaar als ze ook zelf vertrekken én alle anderen die op hetzelfde woonadres wonen ook vertrekken.
Door dit amendement wordt dus een extra drempel gecreëerd voor burgers die een familielid woonachtig op hetzelfde adres willen uithuwelijken of achterlaten in een ander land. Zij dienen zelf namelijk ook aangifte van vertrek te doen, wat voor hen zeer nadelige gevolgen heeft.
In situaties waarin burgers om zwaarwegende redenen niet persoonlijk naar de gemeente kunnen gaan om aangifte van vertrek te doen, kunnen bij AMvB uitzonderingen worden gemaakt. Hierbij kan gedacht worden aan burgers die vanwege een ernstige ziekte niet in staat zijn zelf aangifte van vertrek te doen.
Oosenbrug