Voorgesteld 14 december 2011
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat de Nederlandse minnelijke schuldhulpverlening met een succespercentage van ongeveer 35 zich kenmerkt door een lage effectiviteit en efficiëntie;
constaterende, dat het budget dat vanuit de overheid beschikbaar is voor schuldhulpverlening, afneemt;
overwegende, dat het zodoende noodzakelijk is om met minder financiële middelen een hogere effectiviteit en efficiëntie van de Nederlandse schuldhulpverlening te bereiken en om sterker in te zetten op preventie van schulden;
van mening, dat het uitgangspunt in de schuldhulpverlening moet zijn dat het nakomen van financiële verplichtingen van consumenten en de verantwoorde omgang door zowel consumenten als bedrijven met leningen en kredieten een primaire verantwoordelijkheid van de betrokkenen zelf is;
verzoekt de regering te onderzoeken hoe de effectiviteit en efficiëntie van de Nederlandse schuldhulpverlening en de preventie kan worden verbeterd, waarbij rekening gehouden wordt met het genoemde uitgangspunt en binnen zes maanden de Kamer te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Ortega-Martijn