Voorgesteld 13 december 2011
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat Nederland als verdragspartij van de Conventie over Cluster Munitie zichzelf heeft verplicht tot een totaalverbod op het gebruik, vervoer, productie en opslag van clustermunitie en assistentie in een van bovengenoemde handelingen;
constaterende, dat de Eerste Kamer in een aangenomen motie op 29 maart 2011 oproept tot een verbod omtrent aantoonbare directe investeringen in de productie, verkoop en distributie van clustermunitie;
constaterende, dat Nederland zich via artikel 21 van bovengenoemd verdrag tevens verplicht heeft om niet verdragspartijen aan te moedigen toe te treden tot het verdrag en het gebruik van clustermunitie door niet verdragspartijen te ontmoedigen;
constaterende, dat onderhandelingen binnen de Conventie over Bepaalde Conventionele Wapens (CCW) over een mogelijk protocol VI dat verenigbaar zou zijn aan de Conventie over Cluster Munitie niet hebben geresulteerd in een Protocol VI dat aan de norm van de CCM voldoet en de CCM derhalve de standaard is binnen het internationaal recht inzake clustermunitie;
verzoekt de regering zich in de toekomst alleen in te zetten voor een totaalverbod van clustermunitie en de norm van de CCM uit te dragen in zowel bilaterale als multilaterale fora;
verzoekt de regering tevens zo spoedig mogelijk met wetgeving te komen omtrent het verbod voor alle financiële instellingen op aantoonbare directe investeringen in de productie, verkoop en distributie van clustermunitie,
en gaat over tot de orde van de dag.
Voordewind
Eijsink