Ontvangen 12 oktober 2011
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Na artikel XXI wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, van deze wet een:
a. collectieve arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst;
b. een rechtspositieregeling van werknemers in dienst van de overheid alsmede een overeenkomstige rechtspositieregeling van werknemers, werkzaam in instellingen van bijzonder onderwijs of wetenschappelijk onderzoek;
c. een verordening als bedoeld in de artikelen 16, derde lid, 86, derde lid, en 93, tweede lid, onder d, van de Wet op de bedrijfsorganisatie;
d. een besluit als bedoeld in artikel 2 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten waarbij bepalingen van een collectieve arbeidsovereenkomst algemeen verbindend zijn verklaard, of
e. een regeling als bedoeld in de artikelen 5 en 6 van de Wet op de loonvorming,
van toepassing is, waarvan de inwerkingtreding ligt voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, van deze wet, blijft artikel 16 van de Algemene Ouderdomswet van toepassing zoals dat luidde op de dag voor inwerkintreding van deze wet.
2. In afwijking van het eerste lid geldt artikel 16 van de Algemene Ouderdomswet, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van deze wet, slechts tot het tijdstip waarop de collectieve arbeidsovereenkomst, de rechtspositieregeling, de verordening, het besluit of de regeling, bedoeld in het eerste lid onder a tot en met e, expireert, doch uiterlijk tot drie jaar na inwerkingtreding van deze wet.
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien in de collectieve arbeidsovereenkomst, de rechtspositieregeling, de verordening, het besluit of de regeling, bedoeld in het eerste lid onder a tot en met e, een voorziening omvat waardoor voor de belanghebbende geen inkomensderving ontstaat ten gevolge van het bepaalde in deze wet.
Het amendement beoogt inkomensverlies door wijziging van de ingangsdatum van de AOW-uitkering te voorkomen. Bij een verjaardag op de laatste dag van de maand kan het gaan om een verlies van een maandinkomen. Het inkomensverlies ontstaat als werkgevers en werknemers niet (op tijd) in staat zijn om voor de beoogde inwerkintreding van de wet op 1 april 2012 de regelingen omtrent de inkomensvoorziening tot de 1e van de maand waarop de 65-jarige leeftijd wordt bereikt aan te passen. Het gaat onder andere om pensioenaanvullingen op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en uitkeringen aan vroeggepensioneerden.
Het amendement regelt dat de AOW-uitkering ingaat op de eerste van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt indien nog niet een aanpassing ter compensatie van de wijziging van de ingangsdatum tot stand is gekomen. Door het opnemen van een maximumduur van 3 jaar is het amendement een overgangsmaatregel om inkomensverlies door niet tijdige aanpassingen van overeenkomsten te voorkomen.
Ulenbelt