Ontvangen 1 december 2011
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Na artikel 2.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 2.1 komen partijen met betrekking tot de leden, onderscheidenlijk voorzitters, van de hoogste toezichthoudende organen van een rechtspersoon of instelling als bedoeld in artikel 1.2, onderdelen f, g en h en artikel 1.3 geen bezoldiging overeen die per kalenderjaar meer bedraagt dan vijf, onderscheidenlijk 7,5 procent van de voor de rechtspersoon of instelling op grond van artikel 2.2, artikel 2.5 of artikel 2.6 geldende maximale bezoldiging. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden uitzonderingen vastgesteld ten aanzien waarvan de vorige volzin buiten toepassing wordt gelaten.
II
Na artikel 3.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 3.1 komen partijen met betrekking tot de leden, onderscheidenlijk voorzitters, van de hoogste toezichthoudende organen van een rechtspersoon of instelling als bedoeld in artikel 1.4 geen bezoldiging overeen die per kalenderjaar meer bedraagt dan vijf, onderscheidenlijk 7,5 procent van de voor de rechtspersoon of instelling op grond van artikel 3.1 of artikel 3.3 geldende maximale bezoldiging. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden uitzonderingen vastgesteld ten aanzien waarvan de vorige volzin buiten toepassing wordt gelaten.
III
Na artikel 7.3, tweede lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
2a. Een bezoldiging voor de leden van de hoogste toezichthoudende organen van een rechtspersoon of instelling die afwijkt van artikel 2.1a, onderscheidenlijk artikel 3.1a, is toegestaan, indien de bezoldiging is overeengekomen voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, dan wel voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wijziging van de bijlage bij artikel 1.3, eerste lid, onderdeel c of d, of artikel 1.4, eerste lid, waardoor deze wet van toepassing is geworden op de betreffende rechtspersoon of instelling. De bezoldiging, bedoeld in de vorige volzin, wordt slechts verhoogd, indien deze verhoging en de wijze waarop deze wordt berekend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet tussen partijen zijn overeengekomen. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing. De artikelen 5.4 tot en met 5.6 zijn van toepassing.
Dit amendement strekt ertoe om buitensporige beloningen voor leden van Raden van Toezicht en Raden van Commissarissen in de semipublieke sector te voorkomen. Met dit amendement wordt de bezoldiging van leden, onderscheidenlijk voorzitters, van Raden van Toezicht en Raden van Commissarissen gemaximeerd op 5 procent, onderscheidenlijk 7,5 procent van de beloning die geldt voor de bestuurders. Tevens wordt vastgesteld dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur uitzonderingen kunnen worden vastgesteld ten aanzien waarvan het maximum van 5 procent, onderscheidenlijk 7,5 procent niet geldt. De uitzonderingen zullen worden bepaald op basis van complexiteit en tijdsbesteding van de werkzaamheden van leden van de hoogste toezichthoudende organen van een rechtspersoon of instelling als bedoeld in artikel 1.2, onderdelen f, g en h, 1.3 en 1.4.
In de algemene maatregel van bestuur zal in ieder geval worden vastgesteld hoe verantwoording dient te worden afgelegd ten aanzien van de uitzondering.
Heijnen