Voorgesteld 1 december 2010
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat het ambtsbericht inzake Iran meldt dat met name tot het christendom bekeerde ex-moslims risico lopen op intimidatie en arrestatie;
overwegende, dat asielverzoeken van Iraanse christenasielzoekers op grond daarvan individueel worden beoordeeld waarbij ervan uit wordt gegaan dat Iraanse christenasielzoekers behoren tot een groep die bijzondere aandacht vraagt en ten aanzien waarvan om die reden minder eisen worden gesteld voor de aannemelijkheid van het individuele asielrelaas;
constaterende, dat ten aanzien van Iraanse vreemdelingen die in Nederland zijn bekeerd tot het christendom echter geldt dat de nieuwe geloofsovertuiging geen zelfstandige grond oplevert voor een asielvergunning;
overwegende, dat het ambtsbericht stelt dat Iraniërs die zich in het buitenland hebben bekeerd en vervolgens terugkeren naar Iran, aldaar in dezelfde positie terecht komen als andere personen die zich tot het christendom hebben bekeerd,
verzoekt de regering in Nederland tot het christendom bekeerde Iraanse moslims onder dezelfde voorwaarden als Iraanse christenasielzoekers in aanmerking te laten komen voor een asielvergunning,
en gaat over tot de orde van de dag.
Voordewind
Van der Staaij
Schouw
Dibi