Voorgesteld 3 februari 2011
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening, dat de wijze van communiceren door Iraanse autoriteiten met de Nederlandse vertegenwoordiging in de zaak-Bahrami totaal onvoldoende was;
overwegende, dat consulaire dienstverlening door de Nederlandse ambassade in Iran moet worden gecontinueerd;
verzoekt de regering de Nederlandse ambassadeur in Iran op een gepast moment voor consultatie naar Nederland te laten komen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Bommel