Ontvangen 8 april 2014
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel Za, wordt artikel 36b als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. De in artikel 36a, tweede lid, bedoelde leden kunnen niet tevens:
a. lid of medewerker zijn van een ander orgaan van de Nederlandse orde van advocaten of van een orgaan van de orden in de arrondissementen;
b. voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, lid, plaatsvervangend lid of griffier zijn van een raad van discipline of het hof van discipline;
c. het lidmaatschap bekleden van publiekrechtelijke colleges waarvoor de keuze geschiedt krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezingen;
d. een openbare betrekking bekleden waaraan een vaste beloning of toelage is verbonden; of
e. het lidmaatschap bekleden van vaste colleges van advies en bijstand aan de Regering.
2. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Onder het tweede lid, onderdeel d, worden niet begrepen betrekkingen bij een instelling als bedoeld in artikel 1.1., onderdeel f, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
3. Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Onder het tweede lid, onderdelen d en e, worden niet begrepen de leden van de Raad van State, de staatsraden en de staatsraden in buitengewone dienst die uitsluitend in de Afdeling advisering van de Raad van State zijn benoemd.
Dit amendement regelt dat de in artikel 36b, tweede lid, opgenomen incompatibiliteit voor de in artikel 36a, tweede lid, bedoelde leden van het college van toezicht komt te zien op een ieder die in dienst is van de overheid, zowel met een aanstelling als met een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Alle ambtenaren werkzaam bij centrale en decentrale overheden, inclusief zelfstandig bestuursorganen, openbaar ministerie en politie en bijvoorbeeld staatsraden bij de Raad van State zijn daarmee uitgesloten van het lidmaatschap van het college van toezicht. Op grond van het nieuw voorgestelde vijfde lid omvat de uitsluiting niet het werkzaam zijn in het hoger onderwijs, zoals gedefinieerd in art. 1.1. sub f van de Wet op het hoger onderwijs.
Segers