Ontvangen 2 april 2014
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I wordt in onderdeel GGi voor het eerste onderdeel een onderdeel ingevoegd, luidende:
01. In het eerste lid wordt «enig door artikel 46 beschermd belang zeer ernstig is geschaad» vervangen door: enig door artikel 46 beschermd belang ernstig is geschaad.
Met de voorgestelde wijziging van artikel 60ab, eerste lid, creëert dit amendement een ruimer toepassingsbereik voor het spoedshalve kunnen schorsen van een advocaat.
Bij de totstandkoming van deze bepaling werd nog gesproken over het «zeer ernstig» schenden van een door artikel 46 beschermd belang en werden als voorbeelden genoemd een advocaat die banden onderhoudt met criminele organisaties of misbruik maakt van zijn wettelijke privileges. In een recente uitspraak van het hof van discipline overwoog het hof dat het daarbij moet gaan om een zodanige uitzonderlijke omstandigheid die maakt dat direct ingrijpen noodzakelijk is (ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3358). Naar het oordeel van de indiener is zo’n zware toets ongewenst en niet in overeenstemming met de maatschappelijke opvattingen over de integriteit van een advocaat. De wijziging van het eerste lid van artikel 60ab heeft tot doel het mogelijk te maken dat direct kan worden ingegrepen bij een ernstig vermoeden dat een door artikel 46 beschermd belang ernstig is geschaad. Het gaat dan niet alleen om een advocaat die banden onderhoudt met een criminele organisatie of misbruik maakt van zijn wettelijke privileges, maar bijvoorbeeld ook om een advocaat over wie het ernstige vermoeden bestaat dat hij een van de belangen genoemd in artikel 46 ernstig zou schaden, bijvoorbeeld het stelselmatig niet goed behartigen van de belangen van cliënten of niet-naleven van verordeningen of de Wet ter voorkoming van witwassen of financieren van terrorisme.
Toewijzing van een verzoek tot onmiddellijke schorsing als bedoeld in het eerste lid van artikel 60ab is aan de orde indien enig door artikel 46 beschermd belang deze schorsing vergt en de gedragingen van de advocaat zodanig ernstig zijn dat een normale tuchtprocedure niet kan worden afgewacht. Door de expliciete koppeling met artikel 46 kan het materiële belang zowel betrekking hebben op de zorg voor de cliënt en het naleven van de verordeningen van de Nederlandse orde van advocaten als op gedrag dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Dergelijke vergrijpen behoeven echter niet beperkt te blijven tot het onderhouden van banden met het criminele milieu of een onbehoorlijke praktijkuitoefening. Meer algemeen moet het gaan om gedragingen waardoor het vertrouwen in de kwaliteit van de advocatuur of in de advocatuur als zodanig ernstig in gedrang is.
De ernst van het tuchtrechtelijk verwijt moet dusdanig zijn dat aannemelijk is dat de desbetreffende gedraging in de normale tuchtprocedure tot een schorsing zal leiden; de spoedshalve schorsing dient ter overbrugging van de periode tot de onherroepelijke beslissing van de raad van discipline.
Van der Steur