Voorgesteld 15 februari 2011
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat Nederland conform de EU-richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen een doelstelling heeft om per 2020 10% van zijn energie in het vervoer te behalen uit hernieuwbare bronnen;
overwegende, dat zowel de commissie Duurzaamheidsvraagstukken als het Planbureau voor de Leefomgeving vraagtekens geplaatst hebben bij de duurzaamheid van eerste generatie biobrandstoffen waar die niet voldoen aan de Cramer-criteria;
van mening, dat het van groot belang is om elektrisch rijden, groen gas en biobrandstoffen op basis van reststromen te stimuleren;
verzoekt de regering in haar beleid ernaar te streven om de verplichting voor hernieuwbare energie in het vervoer in 2020 zo veel mogelijk te voorzien uit bovengenoemde vormen van hernieuwbare energie in het vervoer alsmede de beter presterende biobrandstoffen van de eerste generatie voor zover die voldoen aan de Cramer-criteria, en ernaar te streven dat in dat jaar minimaal de helft van de verplichting met dergelijke alternatieven wordt ingevuld;
verzoekt de regering voorts in de jaren tussen nu en 2020 de Kamer te informeren over het aandeel dat deze alternatieven elk jaar vertegenwoordigen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Veldhoven
Van den Berge
Samsom