Voorgesteld 5 november 2009
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces (30 143) een door de strafrechter vastgestelde schadevergoeding die niet binnen acht maanden aan het slachtoffer is betaald, zal kunnen worden uitgekeerd door de Staat, die het resterende bedrag vervolgens gaat verhalen op de dader;
overwegende, dat de minister in dit wetsvoorstel de bevoegdheid krijgt om deze uitkering door de Staat te beperken tot gewelds- en zedenmisdrijven;
van mening, dat het ook ten aanzien van andere misdrijven gerechtvaardigd zou zijn wanneer de Staat dit bedrag voor zou schieten aan het slachtoffer, zodat het slachtoffer eerder over zijn schadevergoeding kan beschikken en de Staat op efficiënte wijze het bedrag op de dader kan verhalen;
verzoekt de regering geen gebruik te maken van de mogelijkheid om deze uitkering te beperken tot slachtoffers van gewelds- en zedenmisdrijven,
en gaat over tot de orde van de dag.
Gerkens