Ontvangen 9 februari 2012
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel V, onderdeel A, komt in onderdeel 1 het vierde lid te luiden:
4. Indien de belanghebbende niet desgevraagd de woonsituatie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, aantoont op de wijze bedoeld in de laatste zin van dat lid, schort het college de betaling van de uitkering op, niet dan nadat het college aan belanghebbende gelegenheid heeft gegeven op andere wijze aan te tonen dat het feitelijke woonadres overeenkomt met het verstrekte adres, indien daartoe niet eerder aan belanghebbende gelegenheid is geboden.
II
In artikel VI, onderdeel A, komt in onderdeel 1 het vierde lid te luiden:
4. Indien de belanghebbende niet desgevraagd de woonsituatie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, aantoont op de wijze bedoeld in de laatste zin van dat lid, schort het college de betaling van de uitkering op, niet dan nadat het college aan belanghebbende gelegenheid heeft gegeven op andere wijze aan te tonen dat het feitelijke woonadres overeenkomt met het verstrekte adres, indien daartoe niet eerder aan belanghebbende gelegenheid is geboden.
III
In artikel VIA wordt onderdeel B als volgt gewijzigd:
1. Het achtste lid komt te luiden:
8. Indien de belanghebbende niet desgevraagd de woonsituatie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, aantoont op de wijze bedoeld in de laatste zin van dat lid, schort het college het doen van een werkleeraanbod of de voortzetting van het werkleeraanbod en de betaling van de inkomensvoorziening op, niet dan nadat het college aan belanghebbende gelegenheid heeft geboden op andere wijze aan te tonen dat het feitelijke woonadres overeenkomt met het verstrekte adres, indien daartoe niet eerder aan belanghebbende gelegenheid is geboden.
IV
In artikel VII wordt onderdeel C als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid komt te luiden:
4. Indien de belanghebbende niet desgevraagd de woonsituatie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, aantoont op de wijze bedoeld in de laatste zin van dat lid, schort het college de betaling van de bijstand op, niet dan nadat het college aan belanghebbende gelegenheid heeft gegeven op andere wijze aan te tonen dat het feitelijke woonadres overeenkomt met het verstrekte adres, indien daartoe niet eerder aan belanghebbende gelegenheid is geboden.
Ondergetekende is van mening dat pas rechtsgevolgen aan het weigeren van een huisbezoek mogen worden verbonden nadat de belanghebbende in de gelegenheid is gesteld op andere wijze aan te tonen dat zijn feitelijke woonsituatie overeenkomt met het verstrekte adres. Dit amendement wijzigt daarom die bepalingen in het wetsvoorstel die voorzien in een automatische opschorting na weigering van een huisbezoek. Het college zal eerst gelegenheid moeten geven om de woonsituatie op andere wijze aan te tonen, indien die gelegenheid niet eerder is geboden.
Dijkgraaf