Ontvangen 1 april 2009
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:
In artikel 4, tweede lid, wordt na «en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen,» ingevoegd: waaronder verandering van woning in verband met wijziging van leefsituatie,.
Wanneer mensen een aanvraag doen voor een vergoeding voor een woningaanpassing, zijn gemeenten op grond van artikel 4 van de Wmo gehouden rekening te houden met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van een voorziening.
In de praktijk komt het echter voor dat gemeenten een aanvraag voor woningaanpassingen, zoals een traplift, afwijzen op het moment dat een persoon vrijwillig vertrekt van een adequate woning naar een niet-adequate woning. De ondergetekende begrijpt dat niet als de aanvrager een vergoeding aanvraagt in het kader van «een normale wooncarrière». Wanneer sprake is van een verhuizing vanwege een veranderde gezinssituatie of leefsituatie kan een vergoeding wel wenselijk zijn. Denk daarbij aan situaties dat mensen moeten verhuizen omdat het huis vanwege gezinsuitbreiding te klein wordt, of juist te groot, bijvoorbeeld bij oudere mensen.
De regering heeft in reactie op de vragen van de leden van de SGP-fractie in de Nota naar aanleiding van het Verslag geantwoord dat gemeenten op grond van artikel 4 verplicht zijn om in geval van een gewijzigde leefsituatie van de aanvrager rekening te houden met de persoonskenmerken en behoeften. De praktijk wijst uit dat gemeenten dit niet altijd doen. Daarom wordt in dit amendement in artikel 4, tweede lid van de Wmo een zinsdeel toegevoegd waarmee geregeld wordt dat het college van burgemeester en wethouders rekening houdt met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorziening, waaronder verandering van woning in verband met wijziging van de leefsituatie.
Van der Vlies