Ontvangen 12 mei 2009
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
In onderdeel U, punt 2, wordt in artikel 7.9, tweede lid, onder verlettering van de overige onderdelen, na onderdeel a een nieuw onderdeel b ingevoegd, luidende:
b. dat er gelegenheid wordt geboden zienswijzen over het voornemen naar voren te brengen, aan wie, op welke wijze en binnen welke termijn,.
In onderdeel KK wordt artikel 7.27, vierde lid, als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van onderdeel a vervalt «en».
2. Onder verlettering van onderdeel b tot onderdeel c wordt een nieuw onderdeel b ingevoegd, luidende:
b. dat er gelegenheid wordt geboden zienswijzen over het voornemen naar voren te brengen, aan wie, op welke wijze en binnen welke termijn, en.
In onderdeel TT, punt 2, wordt in artikel 7.38a, vierde lid, de zinsnede «7.9, tweede lid, onder b» vervangen door: 7.9, tweede lid, onder c.
Het amendement regelt de communicatie over de verplichte inspraak bij voorbereiding mer op een plan en op een besluit; in overige gevallen geldt reeds art. 3:12 Awb. De verantwoording achteraf in o.a. art. 7.14 is in stand gelaten.
In het wetsvoorstel wordt de vorm van inspraak vrijgelaten aan de opsteller van de MER waarbij inspraak wordt gegarandeerd door een toetsing aan het einde van de procedure. Er is in de wet echter niet bepaald hoe er wordt gecommuniceerd over het tijdstip, de plaats en de instantie waar men terecht kan met zijn zienswijze. Dit amendement legt vast dat deze informatie beschikbaar komt op het moment dat het plan ter kennisgeving wordt aangeboden. Hiermee wordt in een vroeg stadium duidelijk hoe de inspraak zal worden geregeld.
Van Gent