Ontvangen 17 november 2008
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel P, wordt «verlaagd met € 57» vervangen door: verlaagd met € 7.
In artikel VI wordt vóór onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:
0A. Artikel 10d komt te luiden:
1. Indien bij een belastingplichtige in een jaar sprake is van een teveel aan verschuldigde rente, komt dit teveel bij het bepalen van de winst van dat jaar niet in aftrek.
2. Van een teveel aan verschuldigde rente als bedoeld in het eerste lid is sprake voor zover vóór de toepassing van dit artikel het bedrag van de ten laste van de winst van een jaar te brengen rente ter zake van geldleningen, verminderd met € 1 miljoen en verminderd met de ten bate van de winst van dat jaar komende rente ter zake van geldleningen, meer bedraagt dan 30% van de winst van het jaar.
3. Voor de toepassing van het tweede lid blijven de artikelen 12b en 12c buiten toepassing en wordt uitgegaan van de winst vóór aftrek of bijtelling van rente van geldleningen en vóór afschrijving van bedrijfsmiddelen.
4. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder geldlening verstaan een vordering of schuld die voortvloeit uit een overeenkomst van geldlening of een daarmee vergelijkbare overeenkomst. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder rente ter zake van geldleningen mede begrepen de kosten ter zake van die leningen.
5. Het bedrag aan teveel verschuldigde rente van een jaar wordt overgebracht naar de negen volgende jaren, mits het over te brengen bedrag door de inspecteur is vastgesteld bij voor bezwaar vatbare beschikking. Het naar een volgend jaar overgebrachte bedrag komt ten laste van de winst van dat jaar voor zover de toevoeging van dat bedrag aan het bedrag van de ten laste van de winst van dat jaar te brengen rente ter zake van geldleningen voor de toepassing van het tweede lid niet leidt tot een teveel aan verschuldigde rente als bedoeld in het eerste lid. Artikel 20, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
6. Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat het volgens het vijfde lid over te brengen bedrag te hoog is vastgesteld, kan de inspecteur de in dat lid bedoelde beschikking herzien bij voor bezwaar vatbare beschikking. Een feit dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor herziening opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is. Artikel 16, derde en vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige toepassing.
7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gegeven met betrekking tot de toepassing van dit artikel.
Artikel VI, onderdeel B, komt te luiden:
B. In artikel 22 komt de tabel te luiden:
Bij een belastbaar bedrag of een belastbaar Nederlands bedrag van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare bedrag, of het gedeelte van het belastbare Nederlandse bedrag, dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat | |
---|---|---|---|
I | II | III | IV |
– | € 40 000 | – | 20% |
€ 40 000 | € 10 000 000 | € 8 000 | 23% |
€ 10 000 000 | – | € 2 298 800 | 25,5% |
Aan artikel XXIX wordt een lid toegevoegd, luidende:
10. Het ingevolge artikel VI, onderdeel 0A, gewijzigde artikel 10d van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2009.
Dit amendement beoogd de renteaftrek in de vennootschapsbelasting te beperken in navolging van een aantal andere Europese landen. Door het beperken van de renteaftrek worden overnames met een overmatige schuldfinanciering door bijvoorbeeld private equity partijen ontmoedigd. Bovendien wordt hiermee tegenwicht geboden aan de trend dat grote internationale bedrijven een steeds kleiner deel van opbrengst van de vennootschapsbelasting financieren.
De renteaftrek wordt middels dit amendement beperkt tot 30% van de winst vóór aftrek van rente en afschrijving (EBITDA). Het maakt niet uit of de rente wordt betaald aan verbonden personen of lichamen dan wel aan derden. De aftrekbeperking geldt voor zover de rentelasten de rentebaten met meer dan € 1 mln te boven gaan. Wat niet aftrekbaar is, kan in een of meer van de volgende 9 jaren in aftrek komen, voor zover in die jaren na aftrek van de rente van het jaar zelf nog aftrekruimte aanwezig is. Stel dat in een jaar de betaalde rente van geldleningen € 9 mln bedraagt en de ontvangen rente van geldleningen bedraagt € 6 mln. Zonder toepassing van de renteaftrekbeperking en na afschrijving van bedrijfsmiddelen ad€ 2 mln bedraagt de belastbare winst € 1 mln. De EBITDA bedraagt dan € 6 mln (€ 1 mln winst plus € 3 mln per saldo betaalde rente plus € 2 mln afschrijving). De maximaal aftrekbare rente is€ 1 mln plus 30% van € 6 mln, zijnde € 2,8 mln. Niet aftrekbaar is het verschil met € 3 mln, zijnde € 0,2 mln, zodat de belastbare winst na toepassing van de aftrekbeperking € 1,2 mln bedraagt. De aftrekbeperking komt in de plaats van de bestaande regeling ter voorkoming van thin capitalisation.
De opbrengst van deze maatregel bedraagt € 1,25 mrd. De helft van deze opbrengst wordt gebruikt om de grens waarbij het hoogste tarief in de vennootschapsbelasting een aanvang neemt te verhogen naar € 10 mln. Daarvan profiteert vooral het MKB. De andere helft van de opbrengst wordt gebruikt voor een hogere algemene heffingskorting in de inkomstenbelasting. De algemene heffingskorting komt daardoor 50 euro hoger uit dan in het wetsvoorstel. Daarvan profiteert iedereen die inkomstenbelasting betaalt (inclusief IB-ondernemers) en deze hogere heffingskorting kan effectueren.
Irrgang