Voorgesteld 4 december 2008
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat de AIVD rapporteert dat een aantal salafistische imams stelselmatig de integratie tegenwerken door middel van opruiing, veelal in achter- en zolderkamertjes;
overwegende, dat het met de bestaande strafbepalingen in het Wetboek van Strafrecht, zeer lastig is om deze besloten vorm van opruiing succesvol strafrechtelijk aan te pakken;
roept de regering op om te onderzoeken of en, zo ja, op welke wijze de artikelen 131 en 132 van het Wetboek van Strafrecht en het daarin opgenomen delictsbestanddeel «in het openbaar» herijkt zouden kunnen worden, zodat, ook wanneer de opruiing niet direct in de openbaarheid geschiedt maar de privésfeer overstijgt, tot vervolging kan worden overgegaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van der Burg
Van Toorenburg