Voorgesteld 28 januari 2009
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat gemeenten de wettelijke taak krijgen hun ingezetenen toegang te bieden tot een antidiscriminatievoorziening, en dat aan gemeenten zo veel mogelijk vrijheid wordt gegeven, deze antidiscriminatievoorzieningen vorm te geven;
overwegende, dat het wenselijk is dat antidiscriminatievoorzieningen herkenbaar zijn en een uniforme werkwijze hanteren;
overwegende, dat er een risico is dat de beleidsvrijheid van gemeenten ertoe leidt dat niet overal efficiënt zal worden samengewerkt waardoor meer bureaucratie ontstaat dan nodig is, bijvoorbeeld omdat iedere antidiscriminatievoorziening diverse subsidieaanvragen in moet dienen, klachten moet registreren en verantwoording af moet leggen over de verrichte werkzaamheden, en dat dit probleem zich in de praktijk ook al manifesteert;
overwegende, dat de Regiegroep Borst heeft geadviseerd dat voor een landelijk dekkend netwerk van laagdrempelige antidiscriminatievoorzieningen territoriaal aangesloten zou moeten worden bij de schaal van de politieregio, en dat daarnaast lokale meldpunten kunnen worden opgericht;
verzoekt de regering in de op grond van artikel 2, lid 3, van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen op te stellen algemene maatregel van bestuur aan te sluiten bij het advies van de Regiegroep Borst op dit punt, zodat de bureaucratie die ontstaat tot een minimum beperkt kan worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Karabulut